De balans: dalend onderwijsniveau is slecht nieuws voor onze arbeidsmarkt
De OESO-cijfers over het dalende onderwijsniveau werden de voorbije dagen druk besproken. Eén aspect bleef relatief onderbelicht: de impact van die neergang op de goede werking van de Vlaamse arbeidsmarkt. Die steunt steeds meer op hooggeschoolden. Een dalend aanbod aan bollebozen is een probleem, zeker met de aanhoudende arbeidskrapte.
Voor de zesde keer op rij gaat Vlaanderen achteruit in de driejaarlijkse PISA-rankings van de OESO. Daarin wordt het onderwijsniveau van de industrielanden onder de loep genomen. In 2003 stond Vlaanderen voor wiskunde nog tussen de toplanden, ondertussen zijn we met 52 punten gezakt, wat zich vertaalt in 1,25 schooljaren achterstand. Of zoals de onderwijspsycholoog Wouter Duyck het stelde: “Een vijftienjarige kon in 2003 dus evengoed rekenen als iemand van zestien jaar en drie maanden nu. Alleen IJsland, met een immense coronashock, en Finland zakten in dezelfde periode sterker.” Voor wetenschappen is Vlaanderen eveneens gezakt, met 30 punten. Dat staat gelijk aan negen maanden leervertraging. Ook de cijfers voor begrijpend lezen zijn weinig opbeurend. Geen Europees land doet het daarin slechter in het basisonderwijs.
De evolutie werd de voorbije dagen druk geanalyseerd en dat is terecht. De hersencellen zijn de enige grondstof die we hebben. Slechte onderwijscijfers wegen op de groei en de welvaart. Eén jaar leervertraging betekent dat we een half procent groei van het bruto binnenlands product (bbp) mislopen. Een verdere daling van het onderwijsniveau heeft een vliegwieleffect: de negatieve impact op de groei wordt steeds groter. Op die manier zijn de dalende cijfers een “sluipmoordenaar voor onze welvaart”, om de woorden van de arbeidseconoom Stijn Baert te gebruiken.
Bijna 50 procent hooggekwalificeerde banen in Vlaanderen
Dat komt onder meer omdat het dalende onderwijsniveau een impact heeft op de werking van de Vlaamse arbeidsmarkt, één van de motoren van de economische groei. Vorige maandag, een dag voor de bekendmaking van de PISA-cijfers, kwam dat thema ter sprake op het Vlaams arbeidsmarktcongres in Brussel. De aanwezigen werden getrakteerd op een aantal zeer interessante analyses over de verandering die onze arbeidsmarkt de voorbije decennia heeft doorgemaakt. Eén ervan is het steeds grotere gewicht van hooggeschoolden in de populatie van werkenden in Vlaanderen. 49,5 procent van de 20- tot 65-jarigen die hier aan de slag zijn, heeft een hooggekwalificeerde baan. Aan het begin van de eeuw was dat 41,9 procent en halverwege de jaren negentig 37,4 procent. Met bijna 50 procent hooggekwalificeerde banen liggen we in Vlaanderen een flink stuk boven het Europees gemiddelde (43,4%).
Als de kwaliteit van het onderwijs daalt, heeft dat een impact op het aanbod aan sollicitanten met de gevraagde competenties, zeker op het vlak van kennis. Het wordt dus moeilijker die vacatures in te vullen in tijden van sterke krapte. In Vlaanderen is momenteel bijna 90 procent van de hooggeschoolden aan de slag, blijkt uit cijfers van professor Sarah Vansteenkiste (KU Leuven), coördinator van het Steunpunt Werk. Ondertussen blijft de krapte op de arbeidsmarkt zeer groot. De spanningsratio (het aantal werkzoekenden per openstaande VDAB-vacature) bedraagt 2,6. Zes jaar geleden was dat nog 5,6.
Zwaartepunt arbeidsmarkt verschuift
Jan Denys, de arbeidsmarktspecialist van Randstad, benadrukte tijdens zijn presentatie op het Vlaamse arbeidsmarktcongres dat het dalende onderwijsniveau en de slechte PISA-scores een directe impact zullen hebben op de werking van onze arbeidsmarkt. Het zal dus niet eenvoudiger worden de krapte weg te werken. Een dalend aandeel bollebozen wordt zo een acuut probleem.
“Ons arbeidsmarktbeleid is veertig jaar lang geconditioneerd geweest door crisissen”, weet Denys. “Het ging over het doen dalen van de werkloosheid, het beperken van ontslagen en het tegengaan van de vervroegde uittreding. Dat traditionele beleid botst op haar grenzen. Het zwaartepunt van het arbeidsmarktbeleid in brede zin zal verschuiven en zich in de toekomst meer dan vroeger buiten de zuivere bevoegdheid van werk op zich bevinden.” Concreet: de aandacht moet en zal meer gaan naar onderwijs, innovatie en productiviteit als steunpilaren van een gezonde arbeidsmarkt. “Eén van de grote pijnpunten blijkt het onderwijsniveau te zijn. Arbeidsmarktexperts hebben die evoluties over het onderwijs minder van nabij gevolgd. Het is best ironisch dat wij, als experts, constant kritiek hadden op de te lage cijfers van levenslang leren in de bedrijven. Eigenlijk functioneert dat beter dan de perceptie. Jarenlang was er veel aandacht voor levenslang leren, terwijl het echte probleem zich in het onderwijs situeert”, besluit Denys.
Bekijk hieronder de reportage van Kanaal Z over het onderwerp:
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier