Balans van de week: hogere taks op aanvullend pensioen raakt vooral Vlaamse pensioenspaarder

Minister van Pensioenen Karine Lalieux -- Foto door NICOLAS MAETERLINCK/BELGA MAG/AFP via Getty Images
Alain Mouton
Alain Mouton Redacteur bij Trends

Minister van Pensioenen Karine Lalieux (PS) wil de tweede pensioenpijler, het pensioensparen via groepsverzekeringen en pensioenfondsen, zwaarder belasten. Dat stuit op veel kritiek. De hogere taks zou voor 62 procent door Vlamingen worden betaald. Bovendien bezondigt de regering zich aan contractbreuk tegenover de pensioenspaarder.

De groene en socialistische partijen hebben er weinig zin in, maar de federale regering moet zich de komende weken opnieuw buigen over het pensioendossier. Er is geen ontkomen aan. Volgens berekeningen van het Planbureau verhogen de huidige pensioenvoorstellen (onder andere de pensioenbonus en nieuwe voorwaarden voor de toegang tot het minimumpensioen) van bevoegd minister Karine Lalieux (PS) de vergrijzingsfactuur. Daarnaast is de Europese Commissie niet te spreken over het ondermaatse Belgische pensioenbeleid. Een paar maanden geleden zouden Europese ambtenaren tijdens een interne vergadering “perplex” hebben gestaan over het Belgische non-beleid. België dreigt door de afwezigheid van hervormingen die naam waardig overigens miljoenen euro’s aan Europese relancesteun mis te lopen.

Dat maakt op de PS-minister blijkbaar weinig indruk. In de aanloop naar de pensioenonderhandelingen gooit Lalieux een oud voorstel opnieuw op tafel: een verhoging van de belasting op aanvullende pensioenen wanneer het gespaarde bedrag wordt uitgekeerd. Het gaat om het pensioensparen voor de zogenoemde tweede pijler, dat gebeurt via pensioenfondsen en groepsverzekeringen en wordt gefinancierd door bijdragen van werkgevers en werknemers. Voor groepsverzekeringen boven 679.000 euro wil ze de belasting optrekken van 10 naar 33 procent. Aan de tarieven voor groepsverzekeringen tot 319.000 euro verandert niets. Die tot 478.000 euro zouden tegen 20 procent belast worden en die tot 679.000 euro krijgen een tarief van 25 procent. Gisteren verdedigde Lalieux haar voorstel tijdens het vragenuurtje in de Kamer. Ze had het over een bijdrage van de grote vermogens aan de betaalbaarheid van de pensioenen. Bovendien zou slechts 4 procent van de pensioenspaarders het hoogste tarief moeten betalen.

Zelfs vakbonden zijn tegen

Maar de argumenten van Lalieux overtuigen niet. Niet enkel bij de federale oppositie is kritiek te horen, ook de liberale regeringspartners zien het voorstel niet zitten. Daar komt nog bij dat de vakbonden en de werkgevers vorige maand over een aantal dossiers (het einde van de loopbaan, SWT of brugpensioen) een groot sociaal akkoord afsloten en tegelijk opriepen tot een “standstill” in de fiscaliteit rond de aanvullende pensioenen. Concreet willen ze daar geen hogere belastingen, omdat dat het systeem van pensioensparen minder aantrekkelijk zou maken. Zelfs de vakbonden zijn tegen het extra belasten van de aanvullende pensioenen.

Vlamingen betalen het gelag

Een andere kritiek: zo’n hogere taks zal nog maar eens vooral de Vlamingen raken. Uit cijfers die N-VA-kamerlid Wim Van der Donckt opvroeg bij minister Lalieux, bleek dat in 2020 3.943.551 individuen in ons land rechten opbouwden in het kader van de tweede pensioenpijler, van wie 2.445.423 in het Vlaams Gewest en 868.579 in het Waals Gewest, waardoor de tweede pijler toch vooral een Vlaamse aangelegenheid is en de taksen voor 62 procent door Vlamingen worden betaald.

Compensatie voor relatief lage wettelijke pensioenen

Ten slotte zet die zwaardere taks op de hoogste aanvullende pensioenen de deur open voor nog hogere belastingen in de toekomst. Eigenlijk wil Karine Lalieux de wettelijke pensioenen van de eerste pijler vooral via het belasten van de tweede pijler blijven financieren. En dat gaan diametraal in tegen de filosofie van het pensioensparen en mag zelfs een contractbreuk van de overheid worden genoemd.

Dat zit zo: in België worden de sociale bijdragen voor het wettelijke pensioen niet geplafonneerd. Hoe hoger het loon van werknemers in de privésector, hoe meer sociale bijdragen ze betalen. Maar de pensioenrechten die men opbouwt en dus de uitkeringen die iemand later krijgt, zijn wél geplafonneerd.  Op het jaarinkomen boven 71.519,98 euro worden geen pensioenrechten meer opgebouwd, maar wel bijdragen betaald. Dat gaat om een zuivere belasting. Als compensatie voor dat latere verlies aan pensioeninkomsten werd het fiscaal aantrekkelijk aanvullend pensioen in het leven geroepen. Daar nu aan morrelen haalt het al wankele kaartenhuisje dat het Belgische pensioenstelsel is definitief neer.

Lees ook:

Partner Content