Loonnorm heeft facelift nodig
De loonnorm, die bepaalt met hoeveel procent de lonen mogen stijgen op basis van de verwachte loonkostenevolutie in onze buurlanden, is dringend aan een opsmukbeurt toe. Nog voor het interprofessioneel overleg goed en wel begonnen is en nog voor de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven zijn rapport over de loonkostenontwikkeling heeft bekendgemaakt, weten we al dat de loonnorm voor de periode 2007-2008 zal worden overschreden. Dat is al de vierde keer op de zes loonnormen die sinds 1996 zijn afgesproken. Grote boosdoener is deze keer de plotse inflatieopstoot in de loop van 2008, waardoor de vooruitzichten van twee jaar geleden volledig zijn gedateerd. Toen kwamen vakbonden en werkgevers voor 2007-2008 overeen om een loonkostenstijging van 5 % toe te staan, maar door de gestegen levensduurte wordt dat meer dan 7 %.
Je zou kunnen verwachten dat de sociale partners of de regering in zo’n geval maatregelen nemen om de ontsporing van de loonkosten tegen te gaan. De geschiedenis leert dat dit de voorbije jaren niet het geval is geweest en het is dan ook zeer de vraag of die toegenomen loonkostenhandicap tijdens het komende interprofessioneel overleg wordt bijgestuurd.
Het probleem zit bij de wet van 1996 over het concurrentievermogen die de loonnorm regelt. Volgens de letter van de wet heeft de loonnorm een verplichtend karakter, maar in de praktijk is die vooral indicatief. Bij een ontsporing van de loonkosten zijn de sociale partners nooit geneigd om die te corrigeren. Met als gevolg dat de loonkostenhandicap tussen 1996 en 2006 met 2 % is toegenomen. Ook de federale regering treft schuld door nooit op tafel te kloppen en een toepassing van de wet te eisen. De loonnorm wordt bij de sectorale loononderhandelingen bovendien als een minimum beschouwd. De sectoren voelen er zich niet door verplicht en gaan boven de loonnorm wanneer ze het zich kunnen permitteren. Of wanneer ze er door bijvoorbeeld stakingen toe gedwongen worden.
De loonnorm is de voorbije jaren uitgehold en heeft een facelift nodig. Hij moet weer als maximum gelden en de regering moet het wettelijk verplichte correctiemechanisme ook daadwerkelijk opleggen. De loonnorm mag geen pseudoloonnorm meer zijn. Daarnaast zouden de regering en de sociale partners er goed aan doen niet alleen te kijken naar de evolutie van de loonkosten in de buurlanden. Ook de arbeidsproductiviteit dient op een correcte manier in rekening te worden genomen. Want laat het duidelijk zijn: hogere lonen dan in pakweg Duitsland zijn best mogelijk, op voorwaarde dat ze een sterke stijging van de productiviteit weerspiegelen.
Maar de productiviteitsverschillen tussen België en de buurlanden werden totnogtoe slechts voor een deel verdisconteerd bij het vastleggen van de loonnorm. De evolutie van de Belgische productiviteit kan verschillen van die in buurlanden door een andere sectorale structuur van de economie of door een verschil in aantal arbeidsuren. In de rapporten van de CRB, die een advies geven over de loonnorm, wordt daarmee onvoldoende rekening gehouden. De Raad extrapoleert de jaarlijkse gemiddelde arbeidsduur terwijl er tussen België, Frankrijk en Duitsland op dat vlak toch grote verschillen bestaan. Een verfijning van de loonnorm dringt zich dus eveneens op. (T)
Door Alain Mouton
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier