Het failliet van de arthouse-cinema
Hoewel de blije gezichten op het Filmfestival van Gent anders doen vermoeden, loopt het momenteel niet bepaald lekker binnen het Belgische filmwereldje. Zelfs de Belgische filmdistributeurs delen in de klappen. Zeer binnenkort legt Progrès – pionier van en trendsetter op het gebied van arthouse-cinema – de boeken neer. Wordt het failliet van de onafhankelijke auteursfilm daarmee definitief bezegeld?
P rogrès, KFD, Cinéart-cinélibre, Alternative, Elysée… iedereen die wel eens een filmpje meepikt, kent de namen van de Belgische filmdistributeurs uit het hoofd. Over hun specifieke rol is bij de gemiddelde bioscoopbezoeker daarentegen heel wat minder bekend. Een distributiehuis maakt of produceert immers zelf geen films, maar treedt op als de onmisbare link tussen filmproducent en bioscoopuitbater.
Een distributeur schuimt de internationale markt af op zoek naar interessante titels en koopt vervolgens van een producent het recht om die gedurende een bepaalde periode in een bepaald gebied te verdelen. De distributeur verhuurt vervolgens kopieën van de films aan de bioscoopuitbaters. De prijs die voor zo’n film moet worden opgehoest, kan sterk variëren. En dat volgens de bekende parameters: het geïnvesteerde kapitaal, de grootte van de marketingcampagnes of de renommee van cast en crew. Een voorbeeld: betaalde Alternative voor het Belgische debuut van de Spaanse filmmaker Pedro Almodovar – ‘La ley del Desseo’ – in 1988 nog amper 5000 dollar, dan kostten de distributierechten voor ‘s mans jongste prent – ‘Hable con Ella’ – bijna 200.000 euro.
Hoe die investeringen precies moeten worden gerecupereerd, blijft spijtig genoeg in nogal wat nevelen gehuld. In principe wordt de prijs voor een bioscoopticket tijdens de eerste releaseweek netjes verdeeld onder de distributeur en de exploitant. Fiftyfifty dus. De daaropvolgende weken zakt het percentage dat door de distributeur wordt binnengerijfd doorgaans met 5%, ook al zijn er tal van uitzonderingen op die regel. Zo sluit de distributeur in veel gevallen zelfs met de exploitant een specifiek contract af waarin het procentuele scenario zorgvuldig wordt uitgestippeld. Precies daardoor vallen de exacte winstmarges per film nauwelijks te achterhalen.
Waar daarentegen wél exacte cijfers over terug te vinden zijn, is de manier waarop het Belgische distributielandschap ondertussen is verkaveld. Zo namen de zogenaamde majors – de Amerikaanse distributiebedrijven UIP, Buena Vista, Warner Bros, Fox en Columbia – in 2001 ongeveer 66% van de Belgische markt voor hun flink doorspekte en internationaal vertakte rekening. De overige 34% wordt verdeeld onder de elf Belgische onafhankelijke verdelers. De hoofdrolspelers hier zijn KFD, het distributiehuis van de Kinepolis Group met 9,83 %, Cinéart-cinélibre (7,51%), Les Films de l’Elysée (7,09%), Paradiso (2,34%), Belga (2,27%) en Alternative (3,73%). De overgebleven kruimels worden onevenredig verdeeld onder piepkleine bedrijfjes – zoals Beeck Turtle, Imagine, CNC, Jekino-First Movies – die veelal aan het brein van doorgewinterde filmfanatici zijn ontsproten. De meeste van die laatste distributeurs brengen jaarlijks slechts een handvol titels op de markt.
Hoewel deze percentages de onderlinge krachtsverhoudingen enigszins lijken te schetsen, kunnen ze toch maar beter met een korrel zout worden genomen. De cijfers kunnen immers sterk van jaar tot jaar variëren. Zo kan een kaskraker het marktaandeel van een independent tijdelijk flink de hoogte injagen, om het jaar nadien opnieuw spectaculair te kelderen. Zo bracht ‘Lord of the Rings’ bijvoorbeeld bijna evenveel op als de overige 44 films die dit jaar door Cinéart werden verdeeld.
Het einde van de goede smaak
Met een schuchter marktaandeel van amper 0,32% lijkt Progrès op het eerste gezicht te herleiden tot een onbeduidende figurant. Toch speelt de distributeur sinds jaar en dag een fundamentele rol binnen het hedendaagse filmcircuit. Zo is Progrès niet alleen het oudste en meest gereputeerde arthouse-cinemahuis, het is tevens de distributeur die onder impuls van zaakvoerster Grace Winter invloedrijke cineasten als Peter Greenaway, François Ozon, Wong Kar-Wai en Atom Egoyan de Belgische markt binnenloodste.
Jammer genoeg blijkt een feilloos gevoel voor innoverende cinema lang niet voldoende om de overlevingskansen gaaf te houden. Zo jeremieert lang niet alleen Progrès over het overaanbod van voornamelijk Amerikaanse films. “Wij gaan naar een nivellering van het aanbod,” waarschuwt Eliane Dubois van Cinéart-cinélibre, “een totaal gebrek aan diversiteit. Cinema stoelt echter op twee voeten, een commerciële en een artistieke. Zonder de een kun je je evenwicht niet bewaren.”
Tussen juli 2001 en juli 2002 werden er 318 films op de markt gegooid, waarvan 245 van Amerikaanse makelij. Die waren samen goed voor ruim drie miljoen bezoekers en een recette van bijna 18 miljoen euro oftewel driekwart van de totale omzet. Voor de meeste verdelers is er dan ook heus wel plaats voor de zogenaamde indies. Tenminste, als een paar sterke crowdpleasers de locomotief vormen voor de moeilijke – lees: a-commerciële – producten.
Door dit gespierde aanbod blijft een film bovendien ook doorgaans minder lang op de affiche staan. Vermits een arthousefilm het vooral moet hebben van mond-aan-mondreclame is de kans reëel dat zo’n titel simpelweg verzuipt onder de beukende golfslagen van de talloze blockbusters en vedettevehikels. Bovendien moet de arthouseverdeler – wil hij op zoveel mogelijk affiches prijken – investeren in zoveel mogelijk kopieën. En die zijn niet bepaald goedkoop. Een enkele print met ondertitels kost algauw 3000 euro. Voor de kleinste verdelers – Progrès, CNC, Jekino – is het financieel onhaalbaar om pakweg veertig kopieën uit te brengen.
Een verdeler die zich exclusief bezighoudt met het uitbrengen van onafhankelijke auteursfilms kan met andere woorden onmogelijk opboksen tegen verdelers die kaskrakers in huis hebben. En dat dit de majors zijn – onderdelen van megaconcerns die alleen al voor promocampagnes miljoenen op tafel gooien – is nogal wiedes. Bovendien zijn de winstmarges op arthousefilms volgens Winter te klein om een structuur in stand te houden die een degelijke distributie kan garanderen.
“Als Progrès verdwijnt, is dat een spijtige zaak,” zucht Michel Luel van Alternative. “Het staat symbool voor het wegvallen van de goede smaak. Maar voor een puriste als Grace Winter is het onmogelijk geworden om te overleven. De prijzen gaan nu eenmaal omhoog terwijl de markt steeds inkrimpt. Uitsluitend vasthouden aan bepaalde kwaliteitseisen is commerciële zelfmoord plegen.”
Tegelijk wijzen de distributeurs op de recente terugval van het aantal verkochte bioscooptickets. Er wordt alvast met gemengde gevoelens geloenst naar de spectaculaire opmars van Playstation en vooral van de dvd-speler, een cinefiel speelgoed waarvan er in België al 600.000 stuks werden verkocht. Voeg daarbij nog de hele batterij pc’s die met een dvd-speler zijn uitgerust en je hebt er een niet te verwaarlozen concurrent bij.
Prijzen door het dak
De Belgische distributiemarkt kampt ook met de nodige interne verschuivingen. Zo hebben heel wat verkopers – vooral Franse productiefirma’s als Pathé, UGC, Wild Bunch, Studio Canal+ en TF1 – besloten om hun films voortaan via zogeheten package deals aan de man te brengen. Dat betekent dat elk van die ondernemingen een exclusieve partner in België heeft geselecteerd. Waardoor het voor distributeurs als Progrès nagenoeg onmogelijk wordt om hun films in de toekomst nog afzonderlijk aan te kopen.
Voorbeelden hiervan zijn legio. Zo ging Alternative enkele jaren geleden een alliantie aan met het productiehuis van de Franse filmmogol Claude Berri (Pathé), sloot Elysée een contract af met TF1 en verbond Paradiso zich aan Wild Bunch.
Eliane Dubois van Cinéart-cinélibre – dat op zijn beurt scheep ging met Studio Canal+ – legt uit: “Om te kunnen overleven als onafhankelijke distributeur is het noodzakelijk om alle rechten op te kopen voor de Benelux. Zowel de zaal-, de video-, als de televisierechten. Vandaar dat het makkelijker is je te linken aan een groot productiehuis. Zij hebben tenslotte het aanbod in huis dat zowel het grote publiek als de cinefiel kan bekoren. Vooral voor kleine producties is het uitbreiden van het territorium absoluut noodzakelijk. België blijft immers een piepkleine markt en de kansen op rendement stijgen alleen maar wanneer je de films op die manier een langere carrière gunt.”
Wat overblijft aan titels – buiten de package deals om – wordt dan nog voor een flink stuk afgeroomd door de financiële slagkracht van de grote bedrijven. Zo hebben sommige maatschappijen er volgens Grace Winter van Progrès een prestigezaak van gemaakt om hun commerciële aanbod te doorspekken met een aantal auteursfilms. Dat zou er toe hebben geleid dat de prijzen van de arthousefilms ver boven hun eigenlijke marktwaarde zijn gestegen.
Uiteindelijk rest er voor ‘klein grut’ als Progrès alleen nog de zogenaamde moeilijke film. En die wordt door bioscoopuitbaters meestal verbannen naar luimige achterafzaaltjes of naar onmogelijke uren.
De natte droom van Hollywood
Onheilsprofeten en doemdenkers voorspellen nu al luidop het totale failliet van de onafhankelijke filmdistributeurs an sich. Zo koestert Hollywood al jaren de natte droom om zijn producten per satelliet wereldwijd in de bioscopen te dumpen. Een ander – en op korte termijn – meer realistisch scenario is de verdeling van Hollywood-films via exclusieve dvd-schijfjes die aan de exploitanten worden verhuurd. Daarmee zou dan definitief een einde komen aan de pelliculeprenten en het trekken van kopieën.
Deze highbrowcinema opent vooral voor de kapitaalkrachtige majors onbekende mogelijkheden. Tenminste, in zoverre de infrastructuur voor een digitale projectie lokaal voorhanden is. Dat laatste lijkt nog niet meteen voor morgen, ook al wordt er al volop mee geëxperimenteerd. Zo opende het Filmfestival van Gent dit jaar zijn deuren met de digitale projectie van ‘HOP’, een Belgische film nota bene die door Paradiso wordt verdeeld. “Laat de digitale film maar komen,” stelt Eric Engelen van Paradiso vol zelfvertrouwen. “Eindelijk gedaan met de kosten voor transport en kopieën.”
In ieder geval is één ding duidelijk: het verdwijnen van de onafhankelijke auteursfilm is symptomatisch voor een culturele verschraling waarbij de zevende kunst meer en meer wordt gereduceerd tot een visuele schaamlap waarmee reclameblokken zedig kunnen worden overlapt. Spijtig dat Progrès ons daar binnenkort niet langer aan zal herinneren. He’s looking at you, kid.
Piet Goethals, Dave Mestdach [{ssquf}]
Sommigen voorspellen het totale failliet van de onafhankelijke filmdistributeurs. Hollywood koestert immers de natte droom om zijn producten per satelliet in de bioscopen te dumpen.
Het verdwijnen van de onafhankelijke auteursfilm is symptomatisch voor de culturele verschraling.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier