Haal je software uit de muur

We zijn allemaal beter af als we onze informatica uit de muur halen. Die boodschap zit in The Big Switch, het nieuwe boek van Nicholas Carr. De Belgische hostingbedrijven zien in lokale verankering een stevig wapen tegen schaalvergroting in hun sector.

Nicholas Carr vergelijkt de opkomst van online computing met de groei van de elektriciteitsmarkt aan het einde van de 19de eeuw. Tot dan toe zorgden fabrieken zelf voor hun energie. Zodra ze ophielden om voor krachtcentrale te spelen, hielp de stijgende vraag naar stroom de elektriciteitsproducenten om nóg efficiënter te werken, waardoor de vraag nog verder versnelde.

De boodschap is dat we allemaal beter af zijn als we onze informatica uit de muur halen, net zoals we met elektriciteit hebben gedaan. Google, dat nu zowat overal in de wereld datacenters bouwt, doet vandaag een computerbewerking tegen een vijfde van de kostprijs van wat grote bedrijfsdatacenters halen, schat Carr.

Google bouwt een van zijn centers in de buurt van Bergen. LCL, dat zijn centrum tijdens de dotcomcrash voor een prikje kocht van KPN Qwest, gaat zijn oppervlakte in Diegem verdubbelen. Telenet stapte vorige maand in de business met de overname van Hostbasket uit Lochristi. Interxion, ook met een datacenter in Brussel, nam Bear Stearns in de arm op weg naar de beurs. Jonas Dhaenens, eigenaar van Combell uit Gent, wil tegen 2010 een gloednieuw datacenter openen in de buurt van Flanders Expo.

Datacenters zitten in de lift, zoveel is duidelijk. Ze staan aan de basis van de computing food chain en leveren de servers, koeling, elektriciteit en telecommunicatie die de Belgische websites doen leven. Dat zijn er volgens de Belgische domeinbeheerder dns.be tot nog toe ongeveer 424.000. Die ‘hosts’ zijn in overgrote meerderheid bij een Belgische gespecialiseerde dienstverlener ondergebracht, een hostingbedrijf.

Er zijn verschillende soorten hostingbedrijven. Sommige bezitten eigen servers en datacenter. Anderen niet, die huren elders capaciteit. Er is dus sprake van een soort hiërarchische structuur onder hen, die de vorm heeft van een omgekeerde piramide.

Onderaan werkt een klein aantal eigenlijke ‘telehotels’, die infrastructuur in computerzalen en telecommunicatieverbindingen verhuren, om veiligheidsredenen gewoonlijk vanuit verschillende locaties tegelijk. Die datacenters hangen af van operatoren zoals Belgacom, Colt, Scarlet, Easynet of Verizon Business. Of ze zijn ‘neutraal’, zoals Level3, Siemens Business Services, LCL of Interxion.

Bovenaan de piramide is er een brede waaier van bedrijfjes, die allemaal ‘hosting’ plakken op de façade van hun website, maar waarvan het op het eerste gezicht moeilijk te zeggen is in hoever ze doorverkoper zijn en in hoever ze de keten zelf beheersen.

Tussenin zitten de meest diverse varianten. Belgacom dekt het hele spectrum, van domeinnamen, hosting van websites en e-maildiensten tot online back-up en andere ‘managed services’ aan eindgebruikers. Telenet is volgens insiders groter, zeker na de overname van Hostbasket. Daarnaast zijn er hoogwaardige nichespelers zoals Dedigate of het Hasseltse Cegeka in de media en de gezondheidszorg, of Porthus uit Lier voor transactieverwerking.

Andere hostingbedrijven, zoals Real Internet Solutions (RIS), hebben een gemengd model, met een eigen datacenter, maar daarnaast ook gehuurde infrastructuur.

Kleine wereld, grote groei

“Het is een kleine wereld”, zegt Kurt Ghekiere van RIS over de Belgische hosting-scene. Volgens hem zijn er niet meer dan een dertigtal hostingbedrijven in België. Dns.be, dat de Belgische domeinnamen beheert, telt slechts 403 erkende agenten, die domeinnamen mogen registreren, wat in de praktijk een noodzakelijke – maar geen voldoende – voorwaarde is voor een hostingbedrijf. “De top 10 van die agenten neemt ongeveer 40 % van de registraties voor zijn rekening”, zegt dns.be.

Hoeveel van de hostingmarkt Belgisch is en hoeveel buitenlands, is momenteel niet te bepalen. Volgens voorzitter Wim Roggeman van ISPA, de vereniging van internet service providers, bestaat er niet zoiets als een Belgische handelsbalans voor internettrafiek. “Internationaal stelt België bijna niets voor”, zegt Roggeman, die zelf bij Verizon Business werkt, een van ‘s werelds grootste internetproviders. Wel blijkt dat de dagelijkse gemiddelde internettrafiek bij Bnix, het grootste Belgische internetknooppunt, vorig jaar steeg met een kleine 40 %.

Volgens Alex Van Overloop, de CEO van Hostbasket, is er een consensus dat de hostingmarkt in België zo’n “15 à 16 %” groeit. Spelers als Combell, RIS, Easyhost of het kleine Nucleus noemen echter groeicijfers van 35 % en meer. In elk geval steekt de hostingmarkt zeer gunstig af tegenover de ongeveer 6,1 %, na inflatie, die Agoria voor de hele informatica- en telecommarkt in 2007 rapporteert.

“Er bestaat stilaan een tekort aan datacentercapaciteit”, zegt Niko Nelissen, de vice-president business development van Q-layer, een van de softwarebedrijven die door datacenterspecialist Kristof De Spiegeleer zijn opgericht. “De reden is niet plaatsgebrek, wel dat de maximale hoeveelheid stroomverbruik per vierkante meter wordt bereikt.” Volgens een kleine rondvraag van Beltug, de organisatie van ICT-gebruikers, blijven de prijzen desondanks stabiel.

Ondanks de gunstige trend waren de meeste kleine en middelgrote hostingbedrijven niet bijzonder rendabel in 2006. Vele van hen werken zonder extern kapitaal en moeten meer investeren dan hen lief is.

Hostbasket, dat in januari uiteindelijk aan Telenet is verkocht, is volgens Alex Van Overloop zowat tien maanden lang op zoek geweest naar externe financiers. Er was een buitenlands expansieprogramma uitgetekend en extra personeel geëngageerd. In februari 2007 moesten de plannen worden afgeblazen. “We hadden ons geprofileerd als een operationeel bedrijf, maar met bepaalde intellectuele eigendom. Dat zorgde voor onduidelijkheid bij potentiële investeerders. Bovendien waren we op zoek naar seed capital en dat soort financiers wil grote multiples ( nvdr – uitzicht op een uitstap tegen een veelvoud van de inbreng). Zij waren enkel geïnteresseerd in de intellectuele eigendom”, zegt Van Overloop. Hij onderstreept dat Hostbasket, nu de internationalisatie is opgegeven, “wel zeer rendabel” is. Telenet betaalde ongeveer één keer de omzet, 5 miljoen euro.

“Hosting is een matuur product geworden, het innovatiegehalte is erg laag”, bevestigt Luc De Vos, de voorzitter van Arkafund. Het investeerde zopas 1 miljoen euro in Yuntaa uit Groot-Bijgaarden, dat online back-up en een gebruikersgemeenschap combineert. Mature markten worden vaak door één speler gedomineerd, geeft Luc De Vos toe. “Maar dat betekent niet dat je er geen geld kan verdienen. Er is gewoonweg veel keuze. Iedereen kan zijn eigen plek hebben.”

Gentenaar Jonas Dhaenens (25) heeft alvast zijn stevige stek gevonden. Zijn bedrijf Combell is de grootste registratieagent voor Belgische domeinnamen, na het Franse OVH. Met zijn omzet van naar verluidt 4,2 miljoen euro in 2007 is het ook een van de grootste hostingbedrijven.

Net als Kurt Ghekiere denkt hij de buitenlandse concurrentie aan te kunnen omdat lokale aanwezigheid nu eenmaal cruciaal is als het om bedrijfskritische toepassingen gaat. “De federatie van websiteontwikkelaars Feweb heeft ongeveer 350 leden. De helft van hen zit in Oost- en West-Vlaanderen”, schetst Dhaenens een deel van zijn klantenpotentieel. Daarnaast ziet hij ook een vraag, zonder namen te willen noemen, bij grotere bedrijven die hun eigen datacenters zoeken uit te besteden of die een back-up willen voor hun Brusselse centra.

Bill Gates

Bill Gates waarschuwde zijn directeuren al in oktober 2005 voor het scenario van Nicholas Carr. Vandaag kloppen de troepen van CEO Steve Ballmer overuren om Microsofts eigen versie van ‘software uit de stekker’, alias ‘software as a service’ of ‘SaaS’ in de markt te zetten.

Software uit de muur is verleidelijk. Je betaalt letterlijk enkel de licenties die je gebruikt, je geniet van automatische back-ups, je behoeft geen eigen support en je hebt al je gegevens beschikbaar vanop elke pc. Ook de softwareverkoper doet een prima zaak: je wordt werkelijk klant aan huis en hij hangt voor zijn inkomsten niet meer af van upgradecycli, waartegen vaak een sterke weerstand bestaat.

“Dit jaar wil Microsoft zijn omzet met SaaS in Vlaanderen verviervoudigen”, zegt Kurt Ghekiere. Microsoft doet dat niet rechtstreeks, zoals Google zou doen, maar via partners. Real Internet Solutions is een van de top 5 hostingpartners waarmee Microsoft een services provider license agreement (SPLA) afsloot, naast Belgacom, Hostbasket, Combell en het Mechelse Info Support.

Dergelijke providers hebben Microsofttoepassingen op hun eigen servers draaien en krijgen van Microsoft elke maand een factuur voor het gebruik door hun klanten, die zelf een abonnement betalen. De SPLA-licentiehouder staat in voor eerstelijnssupport en krijgt van Microsoft marketingondersteuning en een commissie op de verkoop – volgens een bron liefst 80 % in het eerste jaar. “Uiteraard moeten we targets halen”, zegt Kurt Ghekiere.

“Wij hebben momenteel een 120-tal SPLA-overeenkomsten lopen in België. Het is één van onze sleutelgebieden voor groei”, zegt commercieel directeur Ludo Wijckmans van Microsoft Belux, die de omzetdoelstelling overigens niet wil bevestigen.

‘Software as a service’ mag dan al Combell en RIS doen geloven in groei, anderen zijn sceptischer. Tenslotte is SaaS hetzelfde concept als de Network Computer van Oracle uit 1996, die voor geen meter heeft verkocht. Alex Van Overloop van Hostbasket voorspelt ook nu nog dat het een langzame aanpassing wordt. “Het is niet omdat zo’n product op de markt komt dat kmo’s er storm voor gaan lopen. Zij zijn heel voorzichtig met dat soort zaken”, zegt hij.

Maar volgens Kurt Ghekiere is er een kentering bezig in de mentaliteit van de Vlaamse kmo-bedrijfsleider. Hij richt zich tot bedrijven met twee tot 25 werknemers, waarvan hij het aantal in Vlaanderen op 85.000 schat. “Kmo’s kopen bij kmo’s. Ze willen niet dat hun informatica verdrinkt in de anonimiteit. Ze willen iemand die ze kunnen bellen. Ze komen ook ons datacenter bekijken”, zegt hij.

Een tweede reden waarom Microsoft lokale hostingbedrijven vertroetelt, is zijn recente unified communication server, zeg maar de omvorming van zijn e-mailprogramma Exchange – met extra licenties – tot een communicatieplatform met ook telefonie, teleconferentie en instant messaging. Net zoals een website kan zo’n dienst worden uitbesteed. Siemens en Avaya verkopen hun concurrerende producten trouwens even goed in een ‘software as a service’-model via partners in de kmo-markt.

‘Virtualisatie’

Tegenover de toegenomen vraag staat een snel evoluerende technologie. Het toverwoord vandaag is ‘virtualisatie’ en elk zichzelf respec- terend hostingbedrijf is ermee in de weer. Virtualisatie schept verschillende ‘virtuele’ computers bovenop één fysieke processor of cluster van processors. Ze benut de rekencapaciteit beter en bespaart hardware en elektriciteit.

Niko Nelissen van Q-Layer: “Virtualisatie zorgt vooral voor flexibiliteit. Een virtuele server maak je in vijf minuten, terwijl er meerdere dagen nodig zijn om een fysieke server op te zetten.” Q-Layer zelf gaat nog verder en ontwikkelt software voor ‘virtuele private datacenters’, waarin een compleet dienstenpakket vanaf een browser geconfigureerd kan worden. Voor de ondersteunende hardware heeft datacenterspecialist Kristof De Spiegeleer ook een nieuw bedrijf opgericht, A-Server.

Op het eerste gezicht lijkt virtualisatie slecht nieuws voor kleinere spelers. Ze maakt servers beter beheersbaar en bevordert grootschaligheid. Maar ze verlaagt ook de instapdrempel. Dankzij virtualisatie kunnen resellers uw informaticaomgeving opzetten alsof ze bij hen in het gebouw stond. En wie een eigen datacenter wil beginnen, kan dat simpeler beheren. Microsoft, Yahoo! en Google ten spijt, gaat de concurrentie dus voorlopig altijd nog maar één richting uit: meer. De winnaar is de gebruiker. (T)

Door Bruno Leijnse

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content