Fiscale hervorming struikelt over heilige huisjes

Minister van Financiën Van Peteghem en premier De Croo © Belga
Alain Mouton
Alain Mouton Journalist

Ondanks maanden voorbereidend werk van minister van Financiën Vincent Van Peteghem (cd&v) stond in de sterren geschreven dat het voor de federale regering zo goed als onmogelijk zou worden nog een akkoord te vinden over een fiscale hervorming. We staan te dicht bij de verkiezingen, de ideologische tegenstellingen zijn te groot en de slechte begroting laat te weinig bewegingsruimte. De fundamentele gebreken van de Belgische fiscaliteit blijven bestaan.

Het klonk zowaar veelbelovend. De regering-De Croo zou na een conclaaf vorig weekend een akkoord bereiken over een belastinghervorming die de lasten op arbeid verlaagt en werken aantrekkelijker maakt. Daarover bestaat in de federale coalitie een consensus. Het vertrekpunt is het optrekken van de belastingvrije som en de ondergrens voor de belastingschijf van 45 procent. Dat zou de gemiddelde werknemer minstens 835 euro netto per jaar moeten opleveren. De lagere inkomens zouden meer krijgen. Iemand met een brutoloon tot 3.000 euro zou op jaarbasis zelfs kunnen genieten van een belastingverlaging en extra inkomen van 1.700 euro.

Het opschuiven van de grens om in de schaal van 45 procent terecht te komen, zou vooral de inkomens boven 4.300 euro bruto per maand ten goede komen. Zo zou iedereen met een bruto-inkomen boven 5.350 euro per maand op jaarbasis een belastingverlaging van 1.500 euro euro krijgen. Dat niet enkel lagere inkomens zouden winnen bij de fiscale hervorming, is voor de liberale partijen zeer belangrijk.

Toch slaagde premier Alexander De Croo (Open Vld) er vorig weekend niet in alle neuzen in dezelfde richting te krijgen. De onenigheid blijft groot over de manier waarop de belastingverlaging gefinancierd moet worden. De operatie kost alleen al in 2024 3,3 miljard euro.

De Franstalige liberalen van de MR willen dat de hervorming een tax cut wordt, een belastingverlaging waarvoor niet het hele bedrag wordt gecompenseerd. Maar door de precaire situatie van de begroting ligt dat zeer moeilijk. Minister van Financiën Vincent Van Peteghem (cd&v) rekent op terugverdieneffecten door minder uitkeringen voor werkzoekenden en hogere fiscale inkomsten omdat meer mensen aan de slag zijn. Die zouden op jaarbasis evenwel niet hoger uitkomen dan 400 tot 600 miljoen euro.

De voornemens om de taxshift te financieren met hogere belastingen op kapitaal, bijvoorbeeld op effectenrekeningen, botst eveneens op liberaal verzet. Nog gevoeliger ligt het idee de btw te verhogen. “Dat tast de koopkracht aan”, stellen de socialistische en de groene coalitiepartners. Bijgevolg was er na vorig weekend nog altijd geen akkoord over een belastinghervorming. Dat we zo dicht bij de verkiezingen staan, maakt de situatie er niet gemakkelijker op. Ter vergelijking: de taxshift van de vorige federale regering onder leiding van Charles Michel werd al tijdens de formatiegesprekken afgeklopt, om tijdens de legislatuur te worden uitgevoerd.

Premier Alexander De Croo geeft de moed niet op. Hij hoopt de komende dagen vooruitgang te boeken en over een aantal weken, voor het zomerreces, een mini-akkoord te kunnen afsluiten. Zelfs als er witte rook komt, zal de fiscale deal een mager beestje zijn. De structurele fiscale gebreken van België worden niet aangepakt. Ze komen sowieso op de tafel van de volgende regering te liggen.

12,5 miljard euro

Het eerste probleem blijft de zware last op arbeid. Die blijft, zelfs mét de uitvoering van de voorstellen van Van Peteghem, te hoog. Het recentste landenrapport over België van de Europese Commissie toont aan hoe dramatisch de situatie is, ondanks het feit dat vorige regeringen al stappen hebben ondernomen om de arbeidskosten te verlagen. Dat blijkt uit de werkloosheidsvallen, die nog altijd openstaan in ons land.

Een groot probleem blijft de marginale belastingdruk op arbeid, het deel van het extra inkomen dat in de staatskas verdwijnt wanneer men overstapt van een uitkering naar een baan. Zo iemand verliest sociale voordelen en ziet zijn inkomen op arbeid nog altijd zwaar belast. Voor de allerlaagste inkomens valt het nog mee. Van een inkomen uit arbeid dat 40 procent van het gemiddelde bedraagt, roomt de overheid de helft af. Anders is het met de inkomens die 60-70 procent van het gemiddelde brutoloon van 3.300 bedragen. Daar staan de werkloosheidsvallen wijd open. Wie in die looncategorie zit, ziet tot 75 procent van het extra inkomen uit arbeid naar de staatskas wegvloeien.

De oorzaak is de Vlaamse jobbonus en vooral de federale werkbonus. De werkbonus is een vermindering van de werknemersbijdrage, waardoor je als werknemer met een laag loon een hoger nettoloon overhoudt. Dat moet werken aantrekkelijker maken. Het bedrag is variabel en wordt kleiner naarmate het brutomaandloon stijgt. Op een bepaald moment dooft de werkbonus uit, wat de overgang van werkloosheid naar een baan minder interessant maakt. Een uitbreiding van die werkbonus staat wel in de voorstellen van Vincent Van Peteghem. Een uitbreiding of veralgemening van de werkbonus zou de werkloosheidsvallen sluiten. Volgens de Europese Commissie zou de fiscale druk op arbeid in België bij een algemene werkbonus (voor de werknemer) plus een nieuwe verlaging van de socialezekerheidsbijdragen (voor de werkgevers) dalen van meer dan 50 naar 39 procent, en zo in lijn met het gemiddelde in de Europese Unie komen. Dan is het pijnpunt van de hoge Belgische arbeidskosten verdwenen. Alleen kost zo’n ingreep 2,5 procent van het bbp of 12,5 miljard euro.

Werkende Belgen betalen

Met het begrotingstekort van 4,7 procent van het bbp dit jaar (23,5 miljard euro) in het achterhoofd is dat een gigantisch bedrag. De ambities van de federale regering zijn dan ook veel beperkter. Voor de linkerflank van de regering ligt de oplossing nochtans voor de hand: de vermogens(winst)belastingen moeten omhoog, onder andere door de taks op effectenrekeningen te verhogen. Ze kunnen ook te rade gaan bij de adviezen van de Europese Commissie, die vindt dat België zijn vermogensfiscaliteit moet opschonen. Op de meeste roerende inkomsten geldt een roerende voorheffing van 30 procent, maar er bestaat een reeks uitzonderingen met een lager tarief. Alle tarieven gelijkschakelen is zo dicht bij de verkiezingen taboe. Ook aan het belasten van de reële huurinkomsten, zoals de Europese Commissie en de OESO bepleiten, wil de regering haar vingers niet branden.

Dus zoekt ze paradoxaal genoeg naar compensaties bij de mensen die werken, en dan vooral in de hogere inkomenscategorieën. Denk aan het zwaarder belasten van groepsverzekeringen en aandelenoptieplannen, het belasten van alternatieve verloningsvormen (zoals cheques allerhande) aan wat men de “werkelijke waarde” noemt, waardoor de fiscale druk stijgt. Ook en vooral de zelfstandige ondernemers komen in het vizier. De voordelen alle aard (de gratis terbeschikkingstelling van onroerend goed aan de bedrijfsleider, internetaansluiting of gsm) worden momenteel forfaitair belast. Een waardering tegen de werkelijke waarde, zoals wordt geopperd, zet volgens de kmo- en zelfstandigenorganisatie Unizo “de poort open naar rechtsonzekerheid en eeuwigdurende betwistingen met de fiscus”. Aan het einde van de rit stijgen de belastingen op arbeid en zijn de werkenden dus toch nog de klos.

Een nieuw taboe: de btw

Een taxshift financieren met hogere belastingen op consumptie zou het gemakkelijkste deel van de onderhandelingen moeten zijn. De impliciete belasting op consumptie (de fiscale druk in verhouding tot de belastbare basis) ligt met 15 procent rond het EU-gemiddelde. Niet verwonderlijk dus dat minister Van Peteghem voorstelt de verlaagde btw-tarieven van 6 en 12 procent te harmoniseren op 9 procent. Dat zou in 2024 al 1,7 miljard euro opbrengen. Ook de Europese Commissie is voorstander, maar in de federale regering is het verzet groot. Een hogere btw is een aantasting van de koopkracht, is vooral bij de groene en de socialistische partijen te horen. Voor hen is de btw hervormen een nieuw taboe. Zij wijzen er ook op dat slechts voor een zeer beperkt aantal producten het tarief van 12 procent btw geldt (zoals restaurant- en cateringdiensten), terwijl dat voor veel meer goederen en diensten 6 procent is (voeding, verbouwingen). Van Peteghem kwam deze week met een nieuw voorstel om een aantal levensnoodzakelijke goederen vrij te stellen van btw.

Opvallend is dat het bredere macro-economische plaatje niet wordt besproken: een tasxhift als interne devaluatie. Als de kosten op arbeid dalen en de btw in ruil stijgt, dan worden onze exportproducten goedkoper en versterkt de concurrentiekracht van ondernemingen. Dat is ook goed voor de werkgelegenheid.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content