Een eigen munt? Neen, bedankt!

De economische crisis in Azië heeft grote vragen opgeroepen, vragen die ambtenaren en academici tot voor kort nog niet onder ogen durfden te zien. Iedereen is het er immers over eens dat hoewel Thailand en andere landen bijvoorbeeld intussen zware inspanningen hebben geleverd om hun centrale banken opnieuw sterker te maken, het maar de vraag is of die maatregelen voldoende zullen zijn voor de permanente risico’s waarmee die kleine economieën te kampen hebben in deze tijden van wereldomvattende financiën.

De omvang van het volledige Thaise banksysteem bedraagt minder dan 150 miljard dollar, wat vergelijkbaar is met dat van de Filipijnen, Indonesië, Maleisië en Argentinië. Vergelijk dat met ‘s werelds grootste banken die elk afzonderlijk in de orde van grootte van bijna een biljoen dollar opereren, of met de beleggingsfirma’s in de Verenigde Staten en Europa die honderden miljarden dollar beheren. Deze vergelijking wil alleen maar aantonen dat zelfs marginale verschuivingen van fondsen door internationale spelers de capaciteit van kleine economieën en banksystemen kunnen overweldigen.

Opschudding.

De grootste en meest ontwikkelde economieën hebben allemaal hun eigen bankcrisissen gekend, maar geen heeft de graad van economische opschudding en budgettaire druk gekend waaronder de ontluikende economieën hebben geleden. Pure economische en financiële massa is van belang als crisissen moeten worden aangepakt.

Over het algemeen zijn grote staatshuishoudingen gediversifieerd, met een kleinere relatieve blootstelling aan internationale handel en financiën. En dus voelen zij ook maar een beperkte weerslag van schommelingen in de wisselkoersen. Dat verklaart voor een groot deel hoe iets wat aanvankelijk slechts een bliepje leek – namelijk de beperkte devaluatie van de Thaise baht in juli 1997 – zich kon verspreiden over Oost-Azië en Latijns-Amerika. Want, ook al hadden ze gunstige groeivooruitzichten, toch waren die economieën te klein en te open om aan de financiële stormgolven te weerstaan.

Maatregelen.

Eén oplossing bestaat er alvast in de financiële blootstelling te verminderen door de liberalisering van de jongste tien jaar teniet te doen. Heel wat goed geïnformeerde analisten willen de bovenmatige toevloed van speculatiegeld ontmoedigd zien door de risiconotie bij de kapitaalverschaffers te verhogen.

Ik schaar me achter het tegenwoordig algemeen verspreide standpunt dat een aantal beperkingen een nuttige invloed kan hebben op de toevloed van kortetermijnkapitaal voor kleine, open economieën. Maar dergelijke controles zullen nooit crisissen kunnen vermijden zonder het voordeel van deelname aan de wereldwijde markten te fnuiken. Hoezeer ze zich ook hebben ingespannen, de overheden hebben nog geen toereikende manier gevonden om de risico’s aan te pakken die de kleine, ontluikende economieën lopen wanneer ze op drift raken op de oceaan van de wereldfinanciën.

Daartegenover staat dat een aantal natuurlijke en doeltreffende verdedigingsmaatregelen, die helemaal compatibel zijn met de open markt, in die landen zélf beginnen te ontluiken.

Banken en financiële instellingen in kleine economieën kunnen zichzelf niet groot en gediversifieerd maken naar internationale normen, maar ze bundelen wel hun krachten met grotere en meer stabiele buitenlandse partners. Een soortgelijke consolidatiebeweging voltrekt zich eveneens tussen bedrijven.

In de geldwereld is nog iets verwonderlijkers aan de hand. Rechtstreeks in tegenspraak met de ruimschoots aanvaarde modellen van de economiehandboeken, zijn steeds meer kleine landen zich vragen beginnen te stellen bij de waarde van een onafhankelijke munt. Een aantal onder hen heeft zijn lokale munt gekoppeld aan een grote internationale munteenheid via een currency board, andere hebben hun munt gewoon afgeschaft. Wat die landen eigenlijk zeggen, is dat ze willen verzaken aan financiële autonomie en flexibiliteit in ruil voor de stabiliteit, integriteit en lagere interestvoeten van een munt die internationaal sterk staat, zoals de dollar. Die aanpak druist in tegen de lang gekoesterde notie van soevereiniteit en schept grote praktische problemen voor ontluikende economieën met zeer gediversifieerde handelspartners, zoals bijvoorbeeld Thailand. Zonder dominerende handels- en financiële partner bestaat er geen voor de hand liggende, afzonderlijke monetaire band. Het is bijna onmogelijk voor zulke landen om een samenhangende wisselkoerspolitiek te voeren wanneer de wisselkoersen van de yen, de dollar en de euro zo radicaal schommelen.

Veiliger.

Zoals de zaken er nu voor staan, voelen de leiders van de grote economieën er niet veel voor om de relatieve waarde van hun munten binnen redelijke grenzen te stabiliseren. Nochtans zouden de belangrijkste landen een inspanning moeten leveren om de wereld veiliger en redelijker te maken voor de ontluikende economieën.

Wanneer we echt een wereldwijde economie willen uitbouwen, dan is een wereldmunt zinvol. Het zou een wereld scheppen waarin groeiobjectieven, economische efficiëntie en stabiliteit met elkaar kunnen worden verzoend. Financiële crisissen zouden dan weliswaar niet verdwijnen, maar ze zouden alvast niet zo vernietigend zijn voor kleinere landen als in de voorbije jaren.

paul a. volcker

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content