Een echte Flandrien
In het boek De ridders van de West-Vlaamse tafel (Van Halewyck, 2002) beschrijft Jan Puype West-Vlamingen als “ondernemers pur sang, harde werkers die koppig hun wil doordrijven, en ietwat introverte mensen ook die wél weten hoe ze uit elke frank tien nieuwe kunnen laten geboren worden.” Als die stelling klopt, is Bruggeling ChrisDepreeuw er de perfecte exponent en emanatie van. “In de schaduw opereer ik het best,” zegt de inmiddels 48-jarige Vlerick-boy.
In het West-Vlaamse ondernemerslandschap is Depreeuw flink wat miskend. De Bruggeling scoort – net als Club Brugge-spits Sandy Martens – telkens weer, maar geniet niet de naam of de faam die zijn peetvader Aimé Desimpel wél genoot. Nochtans zet Depreeuw al tien jaar lang schitterende resultaten neer bij Remi Claeys Aluminium en vorige week was het niet anders: een groei met alweer een kleine 5% en winstcijfers waar andere beursgenoteerde bedrijven maar kunnen van dromen. Toch wordt hij naar eigen zeggen niet opgevrijd door een legertje headhunters. “En ik mag het graag ook zo houden.”
Meer nog dan zijn diploma’s (burgerlijk ingenieur en een Vlerick-attest in 1979) heeft één ontmoeting zowat zijn hele leven bepaald: de dag dat de in september 2002 schielijk overleden Aimé Desimpel hem ontdekte. De West-Vlaamse baksteenkoning had in 1989 eerst Depreeuws beste vriend, Philippe de Vicq (nu Gevaert), op het oog om zijn aardig groeiend imperium te komen versterken. De Vicq hapte niet toe, maar suggereerde Depreeuw. “Op één week tijd lag ik onder contract,” herinnert Depreeuw zich. Hij was toen – eind jaren tachtig – nog één van de golden boys die bij de Vlaamse Investeringsvennootschap ( VIV) de dossiers, waaronder het prille Lernout & Hauspie, tegen het daglicht hielden.
Bij Groep Desimpel kreeg Depreeuw begin jaren negentig meteen zwaar werk op de plank: het voorbereiden van een beursgang voor baksteenbedrijf Desimpel (in het moeilijke jaar 1990) en het bestuderen van een instap in het zieltogende Remi Claeys Aluminium. Twee keer adviseerde Depreeuw gunstig en evenveel keer stond hij naast Aimé Desimpel toen deze de actie toelichtte: op 5 mei 1990 in het Brusselse SAS Hotel bij de beursgang van Desimpel en op 17 april 1991 bij de overname van Remi Claeys Aluminium. Als vuurdoop kon dat tellen voor een jonge dertiger. Aimé Desimpel decentraliseerde – zijn Keep it simple-principes getrouw – meteen de macht: Depreeuw mocht voor hem de honneurs waarnemen bij Remi Claeys Aluminium.
Sinds die dag, nu twaalf jaar terug, eet en drinkt, slaapt en ademt Chris Depreeuw nooit meer zonder zijn tweede liefde in Lichtervelde. In zijn kantoor verwelkomt hij elke bezoeker graag met een minicursus in aluminium, dat hij het staal van de toekomst noemt. Wie twijfelt aan aluminium of aan Remi Claeys, geeft hij meteen lik op stuk: “Remi Claeys kan de komende vijf jaar in omvang verdubbelen. Als men dat wil tenminste.” Dat laatste mag een kleine hint heten naar zijn aandeelhouders (familie Desimpel in de meerderheid, de beurs en Gevaert in de minderheid), die zich na de dood van Aimé Desimpel plots heel wat realistischer zijn gaan opstellen. Maar als een volleerd diplomaat weet Depreeuw ook zijn eigen hints of statements bij te kleuren: “Ik ben onder de indruk gekomen van de wijze waarop de familie Desimpel – na de dood van Aimé – gehecht blijft aan Remi Claeys. Dat geeft een extra muros manager als ik alleen maar een goed gevoel.”
Toch blijft er rond het hoofd van Depreeuw ook nog wat rook hangen die voorlopig niet verdwijnt. Wordt de gedreven en competente manager ook begraven bij Remi Claeys? Wil die man geen andere horizonten opzoeken? Of een eigen KMO starten? Laten headhunters hem verder betijen? Is hij niet de geknipte man om de erfenis van Aimé Desimpel te analyseren en te ontmijnen? Of aast hij op een management buy-out (MBO) bij Remi Claeys? Het antwoord is – net als de man zelf – van een ontwapenende eenvoud: “Zolang ik me goed voel, blijf ik waar ik ben. Men vraagt me al geruime tijd één familiejuweel te laten blinken en ik hou me aan die opdracht. En weet u, ik kan best leven met het leven dat ik nu heb. Niemand moet me iets komen vragen. Ik rijd graag zoals de echte Flandriens: met de kop tussen het stuur, en wroeten en zwoegen maar.”
Een jobhopper zal hij wel nooit zijn. Een fervent jogger, een verwoed lezer en een tv-agnost blijft hij daarentegen een leven lang. Een marathon lopen blijft voorlopig een droom voor de man die al vijfmaal de twintig van Brussel en twintig keer Dwars door Brugge liep. Aan boeken heeft hij zijn hart verpand. Momenteel ligt er op zijn nachttafel een turf met een wel heel kosmopolitische vraag: Waaraan heeft het Westen zijn welvaart te danken? Straks wil hij voor de fun Madame Bovary eens opnieuw lezen, net als de nog relatief recente roman Elementaire deeltjes van het Franse literaire enfant terrible Michel Houellebecq. De televisie heeft hij al altijd weten te bannen uit zijn privé-woonst in Assebroek. Maar de komst van internet – zijn vier zonen kijken nu via het web naar de journaals op VRT of VTM – heeft de principiële houding van vader ietwat ondergraven.
Voor tv heeft de tijdens de week erg uithuizige pater familias sowieso geen tijd. Zijn agenda puilt uit: een beetje VKW, een scheutje West-Vlaamse Kamer van Koophandel, een handvol bestuursmandaten, het voorzitterschap van het Aluminium Centrum België en het door hem uitermate gewaardeerde netwerk van de VlerickSchool. Deze week heeft hij echter al die nevenactiviteiten geschrapt en gooit hij zich op één van zijn andere passies, het skiën. Wedden dat hij daar, hoog in de Franse Alpen, meer dan eens droomt van de mooie cijfers die hij in het West-Vlaamse plat pays achterliet?
Karel Cambien [{ssquf}]
“Men heeft me gevraagd om één familiejuweel te laten blinken. Ik hou me ook aan die opdracht.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier