Dolfijn in de Schelde
In 1771 werd in Dendermonde een witte dolfijn gevangen. Een eeuw eerder raakte een potvis tot in Rupelmonde. De waterkwaliteit van de Schelde was niet altijd zo slecht, leert een fraai boek over de geschiedenis van de rivier (en de mensen eromheen).
“Tienduizenden Antwerpenaars danken hun broodwinning aan de rivier, maar het is onvoorstelbaar hoe slecht ze de Schelde kennen. Zelfs kleine gemeenschappen als Mariekerke en Sint-Amands, die altijd van de Schelde leefden, keerden de stroom goeddeels de rug toe,” gromde Patrick Meire (Universiteit Antwerpen) onlangs in Knack. Zelfs het aantal boeken over de 360 kilometer lange rivier zijn vrij schaars. Soms maakt één uitgave echter vele andere overbodig. Dat geldt zeker voor De Schelde – Verhaal van een rivier, samengesteld door Mark van Strydonck en Guy de Mulder, met bijdragen van een plejade academici en rivierexperts. Van Strydonck (Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium) en De Mulder (Provinciaal Archeologisch Museum van Zuidoost-Vlaanderen) propten de jongste 15.000 jaar in een fraai geïllustreerd boek dat overzichtelijk en leesbaar blijft.
Twee miljoen jaar geleden was de oermoeder van de Schelde niet meer dan een verwilderde rivier, verschillende kleine geulen in één brede bedding. Nomadische Neanderthalers sloegen er tijdelijke kampen op, mammoeten en wolharige neushoorns liepen over de oevers. Na de laatste ijstijd, 12.000 jaar geleden, meandert de rivier in onze contreien tussen dwergberken en taigawouden. Eén van die fossiele meanders is nog steeds zichtbaar in Overmere-donk.
Vanaf 1100 wordt de rivier in een menselijk keurslijf gedrongen. De eerste historische gegevens over de aanleg van dijken dateren uit 1154 ten noorden van Antwerpen. Op dat ogenblik is er al sprake van oudere inpolderingen, wat aantoont dat reeds vroeger bedijkingswerken uitgevoerd werden. Stroomopwaarts van Antwerpen zorgden vooral de abdijen van Hemiksem en Bornem ervoor dat de bedijking al op zijn minst in de twaalfde eeuw op gang kwam.
In de negentiende eeuw werd nog beduidend drastischer ingegrepen. Om de scheepvaart vlotter te laten verlopen, werden enkele bochten rechtgetrokken. Ondertussen groeide de Antwerpse haven. Voor de uitbouw ervan waren enorme baggerwerken noodzakelijk. Dan hebben we het nog niet eens over de invloed van de dokkenbouw en de industrialisatie langs de oevers (met een voorlopige climax, nu het dorp Doel wellicht moet verdwijnen).
Afwisselend blijkt de Schelde een bron van rijkdom en vernietiging. De economische activiteiten, zoals de haven en het bakken van Scheldesteen, zorgden voor welvaart. De Noormannen gebruikten de Schelde evenwel om in het binnenland dood en verderf te zaaien. Geregeld waren er rampzalige overstromingen. Mettertijd werd de rivier gereduceerd tot waterweg en open riool, ze werd biologisch dood. De jongste tijd is er weer wat hoop op een langzaam en gedeeltelijk herstel van de natuur.
Mark van Strydonck & Guy de Mulder (red), De Schelde – Verhaal van een rivier. Davidsfonds, 176 blz., 1495 fr.
luc de decker
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier