COMÉDIE FRANÇAISE

DE ZIELIGHEID VAN EEN MINISTER.

Er zijn politici die in het ambt groeien. Er zijn er ook die denken dat ze groeien. Erik Derycke, de huidige minister van Buitenlandse Zaken, gaat er in Humo (van 16 augustus) prat op de enige Europese minister van Buitenlandse Zaken te zijn die het heeft aangedurfd zijn Franse kollega in het hol van de leeuw onverbloemd zijn mening te geven over de hervatting van de Franse kernproeven op Mururoa. Zegt Derycke (citaat, onze kursivering) : “Hij was daar absoluut niet mee opgezet ; hij heeft twee keer moeten slikken. Ik ben naar Parijs gegaan omdat ik vond dat ik iets moest doen : zowel de publieke opinie, de kranten als het parlement hadden mij dat signaal gegeven. Ik kan u wel verzekeren : hier wat staan roepen, is veel makkelijker dan op de Quai d’Orsay in Parijs je bezwaren op een rijtje te zetten. Toen ik daar oog in oog zat met Hervé de Charette werd het dossier plots complexer. In de vijf en een half jaar dat ik minister ben, is dit zeker mijn moeilijkste taak geweest. Ik geef eerlijk toe : ik had den trac toen ik daar zat. “

Parijs zal ongetwijfeld zwaar onder de indruk geweest zijn. Niet dat er iets valt aan te merken op het feit dat België aan Frankrijk zijn tanden laat zien (une fois n’est pas coutume). Maar in zijn ontwapenende naïviteit lijkt minister Derycke niet te beseffen hoe miezerig de scène bij zijn Franse kollega moet overgekomen zijn : le p’tit Belge, het vleesgeworden cliché.

De drie gekursiveerde zinsnedes spreken boekdelen over de manier waarop de Quatre Bras vandaag haar “Buitenlands Beleid” uitstippelt. De malaise op dat departement is (zoals de minister ook aan Humo verklaart) wel grotendeels toe te schrijven aan “een aantal ambassadeurs die nog met Belgo-Belgische ideeën zitten”, maar minstens evenzeer aan de ondermaatsheid van de jongste rij titularissen op dit ministerie. En dat waren Vlamingen. Zonder stijl al dan niet met den trac. Zonder inzicht in de materie het dossier werd plots complexer. En bovenal zonder visie de publieke opinie en de kranten dikteren de handelingen van de BZ-ministers.

Erik Derycke is een welmenende, brave man. Nuchter en met beide voeten op de grond. Wanneer hij, nog in Humo, inziet dat “het gevaar dat de internationale gemeenschap nu bedreigt, is dat men alles zwart-wit gaat bekijken”, is men geneigd te vermoeden dat hij inderdaad één en ander heeft bijgeleerd. Maar meteen volgen de tegenstrijdigheden elkaar op : de minister verklaart “dat men opnieuw rond de tafel zal moeten zitten” met de Bosnische Serviër Karadzic ; tegelijkertijd verkondigt hij voor de man “geen greintje respekt” te hebben, meer nog, dat Karadzic “voor het gerecht moet worden gebracht”. Dat kan, maar hoeft het te verbazen dat dit soort publieke uitsmijters de diplomatieke zoektocht naar oplossingen in ex-Joegoslavië voortdurend ondermijnen ?

Veel wordt duidelijk in het licht van de apologie van de minister : “Als staatssekretaris voor Ontwikkelingssamenwerking heb ik mij uitgebreid met Afrikaanse politiek bezig gehouden en men zegt wel eens : wie zich dààr behoorlijk doorheen slaat, heeft veel geleerd. Ik denk dat dit zeer juist is. ” Welaan dan, als de fiasko’s van de Belgische Afrika-politiek in Zaïre, Ruanda en Burundi maatstaf worden, hoeven de aantijgingen van zijne excellentie aan het adres van de professoren Erik Suy en Robert Senelle geen verder betoog. Erik Derycke over Suy en Senelle : “Ik heb geen boodschap aan lieden die zich neerbuigend uitlaten over mensen die op een behoorlijke en verantwoordelijke manier politiek bedrijven. ” Het is maar hoe steeds meer excellenties kritiek op hun beleid interpreteren.

ERIK DERYCKE (BUITENLANDSE ZAKEN) “Als handige Belg tracht ik mijn plan te trekken en hoop ik dat er niets gebeurt. “

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content