Buffalo Bill in Bastenaken

In de provincie Luxemburg levert een boer nog smaakvol, hormonenvrij, voedzaam vlees. Hij ruilde de koeien wel in voor een kudde bizons. Bezoek aan een gepassioneerde pionier.

TEKST : LUC DE DECKER / FOTO’S : BERNARD BOCCARA

Knarsend hobbelt de huifkar over de glooiende weide. Op het gras glinstert het spinrag, dat kokketeert met zon en wind. Dit poëtische stilleven wordt bruusk verstoord door een nors starende kolos, de zwarte ogen nauwelijks zichtbaar in de dikke, donkerbruine vacht, de geplooide horens vervaarlijk meedeinend met de immense, grof gebeitelde kop.

Een plots opdoemende bizon blijft een adembenemende verschijning, zelfs al ben je gewaarschuwd. Nauwelijks 50 meter voor de kar blijft de goliath weifelen. Op de heuvelrug verschijnt al gauw een tweede exemplaar. Luttele ogenblikken later wordt een hele kudde zichtbaar.

“Ondanks hun stoere uiterlijk, zijn bizons geen agressieve dieren”, sust Jean-François d’Hoffschmidt. “Je mag alleen niet binnen een veld van zowat dertig meter voor hen komen. Dan chargeren ze onherroepelijk.” Dat wordt dus oppassen, want het robuuste uiterlijk ten spijt, is de aaibaarheidsfactor hoog. “Maar ze laten zich niet temmen.”

Jean-François d’Hoffschmidt

is de Europese bizonpionier bij uitstek. De huifkar, waarmee hij tijdens de weekends toeristen door de uitgestrekte weiden rijdt, waggelt niet op een Amerikaanse prairie, maar in de buurt van Bastenaken. Verspreid over vier oorden van in totaal een kleine 400 hectare, grazen er meer dan 400 bizons, de grootste kudde in Europa.

Eind jaren tachtig schokte de Belgische Buffalo Bill zijn familie en buren met een krankzinnig idee. De nieuwbakken landbouwkundig ingenieur kon een keurige carrière aanvatten of de grote boerderij overnemen, waar zijn vader en diens voorvaderen al sinds mensenheugnis melkvee hielden. Maar zoonlief voorspelde de klad in de melkveehouderijen en het kalfsvlees. Hij wilde diversifiëren. Een artikel in een tijdschrift deed hem van bizons dromen. “Ik vloog naar Wyoming met een visum voor drie maanden op zak en een vaag idee waar ik bizonfokkers kon vinden. Engels sprak ik nauwelijks, maar al liftend belandde ik bij enkele boeren. Enkele Amerikaanse veehouders hadden de bizon nog niet zo lang daarvoor herontdekt als een wezenlijk element van hun nationaal erfgoed. De filosofie van de terugkeer naar de natuur en de mythe van het wilde Westen deden de rest. De ene wees me de andere en zo kon ik een kudde bijeenhalen van 230 dieren.”

CNN-baas Ted Turner

kruiste enkele keren zijn pad. “Hij begon tegelijk met mij met het fokken van bizons”, commentarieert de Luxemburger laconiek. “Vandaag is zijn kudde wel wat groter. Hij bezit meer dan 10.000 bizons. Op een totaal bestand van 120.000 kan dat tellen. In de VS wordt het een trend : topmanagers kopen een ranch en houden er bizons. Er zijn nu al 800 bizonhouders geregistreerd. Ze ontmoeten elkaar op conferenties en studiedagen, waar ik ook geregeld naartoe trek.”

Ter vergelijking : in Europa grazen amper 1000 bizons, waarvan bijna de helft op de groene heuvels tussen Baraque de Fraiture en Bastenaken. “En de overige spruiten dan nog vaak voort uit fokdieren die wij verkocht hebben in landen als Frankrijk, Denemarken en Ierland. Er zijn er wel nog meer in Polen, maar dat zijn Europese bizons, wisents genoemd. Ze zijn iets groter, maar zijn onhandelbaar en leveren alleen taai vlees op. Men probeert dat wel eens in de handel te brengen, maar dat wordt niets. Zoölogen zijn er nog altijd niet uit of de wisent en de bizon al dan niet van dezelfde familie stammen.”

Ook in Noord-Amerika leven twee soorten. Zowel in Canada als de VS vinden we de prairiebizon, die ook d’Hoffschmidt importeerde. Daarnaast is er de woudbizon, die enkel nog in Canada te vinden is. Wie een trekking maakt door de bossen van Noord-Alberta, kan enkele kuddes kruisen. In Recogne, waar d’Hoffschmidt en zijn vennoten hun uitvalsbasis hebben, vertoeven er momenteel ook vier woudwijfjes.

“De woudbizon was in de VS al in 1825 uitgeroeid”, weet d’Hoffschmidt. Maar is de prairiebizon dan geen beschermde diersoort ? “Niet meer. In het begin van de 19de eeuw liepen er waarschijnlijk 80 miljoen bizons in Noord-Amerika, in het begin van deze eeuw nog amper 200. Sindsdien werden ze min of meer beschermd in natuurreservaten. Maar de echte redding kwam er vreemd genoeg pas toen in de jaren zeventig enkele veehouders eraan dachten dat bizonvlees bijzonder smakelijk, gezond en voedzaam is. Door ze opnieuw te gaan fokken voor het vlees, groeide de stapel alsmaar aan. Dat klinkt paradoxaal, maar is de logica zelf.”

Kwam de bizon dan niet van de regen in de drop ? Wacht hij nu in nauwe industriële stallen roerloos tot hij vetgemest de kogel krijgt in het slachthuis ? D’Hoffschmidt lacht : “Je kan gewoon geen bizon opsluiten. Hij heeft de ruimte nodig of hij wordt gek en sterft. We reserveren ongeveer een hectare per dier. Zelfs in de winter komt hij niet binnen. In het noorden van de VS en Canada overleven ze in veel guurder weer dan in de Ardennen. In die zin is het ook een gemakkelijk dier. Het eet alleen gras en in de winter werp je er wat hooi bij. Ze worden 20 tot 25 jaar, maar zijn wel pas na drie jaar geslachtsrijp. Om het jaar werpen de wijfjes één kalf, waarbij de mens ook niet in de buurt komt. Ziek zijn ze haast nooit.”

In de bronstperiode

verliezen de mannetjes wel wat van hun 1000 kg. Dat komt ervan als je een zomer lang 10 tot 15 wijfjes tevreden moet houden. Nadien worden ze naar een andere weide gejaagd. Als gemotoriseerde cowboys rijden d’Hoffschmidt en zijn drie helpers met jeeps tussen de kudde in om de gewenste beesten naar de kraal of een andere weide te drijven. Een hels karwei.

Naast het cowboywerk beheert de inmiddels 32-jarige ingenieur samen met drie partners ook de coöperatieve vennootschap Bison d’Ardenne. “Toen we onze eerste lading in speciale containers van de VS importeerden, moesten we geld lenen. Het ligt niet voor de hand om een bankdirecteur geld te vragen om bizons over te vliegen”, lacht D’Hoffschmidt. “Zo’n jong beest kost al gauw meer dan 100.000 frank.”

Deze zomer investeerde de coöperatie opnieuw, maar nu in de verbouwing van een 18de-eeuwse hoeve, die metamorfoseerde tot restaurant, vakantiebungalows, seminariezaal en tentoonstellingsruimte. Ondertussen kan het kwartet vennoten de vraag naar bizonvlees niet bijhouden. “We importeren daarom ook vlees uit de VS.” Het succes schrijft hij niet alleen toe aan de verrassende zachtheid van het magere vlees, maar ook aan de schandalen rond het rundvlees. De bizons lopen weliswaar binnen een omheining, maar in zo’n groot gebied dat ze haast vrij zijn. Er worden steak, maar ook worst en zelfs aperitiefhapjes verwerkt. Toch kleeft er nog één groot nadeel aan dit smaakvolle alternatief : bizonvlees kost twee- tot driemaal meer dan kalfsvlees.

La ferme des bisons

verwelkomt ook bedrijven op cursus en vakantiegangers in comfortabele bungalows of appartementen. In het weekend kan je er met de huifkaar naar de prairie of naar de expo over de authentieke indianencultuur. Of je kan er gewoon bizon proeven in het restaurant. Je vindt de boerderij in Recogne bij het dorp Foy, net buiten Bastenaken.

Tel : (061) 21.67.56. Fax : (061) 21.79.37.

Het wilde Westen in de streek van Bastenaken.

Het poëtische stilleven wordt bruusk verstoord door een nors starende kolos, de geplooide horens vervaarlijk meedeinend met de immense, grof gebeitelde kop.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content