Bij Europa of in Azië?
Turkije is een belangrijk land en omdat het een strategische positie inneemt, zou men het niet graag in het verkeerde kamp zien afglijden. Tot bij de implosie van de Sovjetunie was dat de reden om er een vooruitgeschoven Navo-vesting van te maken. En zolang de Europese Gemeenschap niet meer was dan een vrijhandelszone, kon het geen kwaad om Turkije een lidmaatschap voor te spiegelen. Dat deed ze al in 1963! Nu ziet het land vroegere vijanden in Brussel mee aan tafel schuiven, terwijl Ankara in 1996 een douane-unie als zoethoudertje kreeg. Als Julia niet oppast, zo dreigt de Turkse Romeo verbitterd, dan kiest hij voor een oosterse schone en heeft Julia in Brussel voor eeuwig spijt.
De overwinning van ‘islamisten’ bij de verkiezingen roept echter vragen op over het Europese karakter van Turkije. Sinds 1923 afficheert het zich als een lekenstaat naar Frans model. Hoofddoekjes zijn verboden in overheidsdiensten, rechtbanken en universiteiten. Maar bepaalt de vorm ook de inhoud? Volstaat het dat Turkije economisch beter ontwikkelt, de mensenrechten eerbiedigt en zijn seculiere staatsvorm behoudt om even goed in Europa te passen als Polen?
Toen Valéry Giscard d’Estaing, de voorzitter van de Europese Conventie, de Turkse waarden en cultuur onverzoenbaar met de onze noemde, vertolkte hij wellicht wat de meeste Europeanen denken. Want waar ligt de grens? Mogen Rusland, Israël, Irak (na Saddam) en later Marokko ook bij de club? Verwatert het Europese project dan niet helemaal? ‘Europa’ mag dan een vaag concept zijn, het gaat om waarden als democratie en individuele vrijheden, gebouwd op verworvenheden van de Verlichting . Een ‘globaliserende’ islam heeft het daar moeilijk mee.
Dat zijn allemaal ernstige vragen. Maar of Turkije morgen naar Europa of naar Azië kantelt, zal in de komende decennia de geopolitieke stabiliteit in de weke onderbuik van Centraal-Azië mee bepalen. En die ontwikkelingen zijn te belangrijk om alleen aan de Amerikanen over te laten. Dit debat wordt in Europa nauwelijks gevoerd. De economische achterstand van Turkije kan geen wezenlijk probleem zijn voor een toetreding (zie blz. 20). Is het struikelblok dan de islam? Ook dat valt (voorlopig?) mee: staatsbordelen zijn meestal direct in de buurt van de moskee te vinden (in Turkije is prostitutie niet alleen legaal, maar ook georganiseerd door de overheid); de overwinning van de ‘islamitische’ AK-partij is een proteststem van brede bevolkingslagen – ook ondernemers en zakenlui – tegen corruptie van gevestigde partijen, geen steun voor een politieke islam. De Turken zijn vrij pragmatisch. Islam en moderniteit zijn niet noodzakelijk onverzoenbaar.
De AK kan met haar brede politieke basis Turkije economisch en politiek naar Europees model kneden, zonder traditionele volkslagen in de armen van de fundamentalistische minderheid te jagen. Een concrete toetredingsdatum zou dat proces aanmoedigen en een positief signaal sturen naar getormenteerde islamstaten elders. Maar voor Giscard d’Estaing is dat een louter intern Turks probleem, waar de rest van Europa niet bij betrokken moet worden. Ook dat is een duidelijk standpunt. Dubbelzinnig geschipper vol “misschien, eventueel, we zien wel” versterkt alleen de Turkse frustraties.
Erik Bruyland [{ssquf}]
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier