Meer dan 3,4 miljoen Belgen doen aan individueel pensioensparen, ook bekend als de derde pijler. De overheid moedigt hen daartoe aan via een belastingvoordeel. Maar een groot deel van de pensioenspaarders laat zich verblinden door dat fiscale voordeel. Ze hebben daardoor geen oog voor de grote verschillen in kosten, rendement en aanpak in het ruime gamma van pensioenspaarproducten.
Daar komt bij dat de wet- en regelgeving nodeloos complex zijn. De derde pensioenpijler is een gedrocht à la Belge. De pensioenspaarformules lopen sterk uiteen, hebben onsamenhangende regels en worden aan de eindstreep ook nog eens verschillend belast.
Zoals altijd bij complexiteit spinnen bepaalde partijen daar naarstig garen bij, in dit geval zijn dat de banken, de verzekeraars en de vermogensbeheerders. Zonder al te veel weerwerk rekenen zij de fiscaal verblinde pensioenspaarders onheus hoge kosten aan.
De derde pijler is daarmee een veredeld systeem van inkomensgarantie voor de financiële sector. Bij elke storting rinkelt de kassa: 2 tot 3 procent instapkosten, 1 tot 2 procent beheerkosten en in sommige gevallen ook nog eens uitstapkosten. En dat voor prestaties en adviesverlening die soms ondermaats zijn.
Terwijl beleggen over een looptijd van veertig jaar, want daar spreken we over bij pensioensparen, net heel eenvoudig en goedkoop kan zijn. Het is aan de overheid om dat er weer in te brengen.
Breid bijvoorbeeld het belastingvoordeel uit naar ETF’s die een wereldindex volgen. Dat zijn voor jonge pensioenspaarders de beste instrumenten om tegen heel lage kosten mee te surfen op de superieure langetermijnrendementen van de beurs. Wanneer ze ouder zijn, kunnen ze nog overschakelen naar defensievere en vaak duurdere producten als actief beheerde fondsen en levensverzekeringen.
Lees ook:
Pensioensparen: zo kiest u verstandig
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier