Anton Van Zantbeek

‘De gewesten van dit land passeren langs de kassa door de niet-indexatie van de belastingschalen in de erfbelasting’

Veel bedrijven en gezinnen maken zich zorgen over de oplopende inflatie. Op basis van de maandvooruitzichten zou de gemiddelde inflatie dit jaar op 9,4 procent landen. Die inflatie vertaalt zich in een stijging van de gezondheidsindex. Omzeggens alle schalen, barema’s, lonen, uitkeringen, huren enzovoort zullen dit jaar met 9,1 procent stijgen. Daarmee is de kous nog niet af. Tegen eind 2023 zou er volgens het Planbureau er nog eens een stijging van 7 procent bovenop komen.

Dat zijn sinds vele decennia ongezien hoge percentages. Vermoed wordt dat door de stijgende prijzen veel gezinnen en bedrijven een vinger op de knip zullen houden. Hierdoor lijkt een recessie onvermijdelijk.

Economen vinden een beetje inflatie evenwel een goede zaak. Smeerolie voor de economie, luidt het. Maar ook dat beetje inflatie is een sluipmoordenaar van de koopkracht. Langzaamaan wordt alles duurder. Door de kleine procentjes slaapwandelen we naar een almaar duurder wordend leven. Hoogstens dromen we met weemoed over de tijd toen een pintje 25 frank kostte.

Die vele jaarlijkse kleine procentjes maken na vele jaren dus een flinke slok op een borrel. Dat is ook het geval voor de erfbelasting. In tegenstelling tot de federale inkomstenbelasting worden die belastingschalen niet geïndexeerd. Dat gebeurt niet in Brussel of Wallonië, maar ook niet in Vlaanderen. Doordat we in reële termen almaar sneller in een hogere schaal terechtkomen, neemt de effectieve belastingdruk ook jaar na jaar toe. Aangezien de erfbelasting een onversneden vermogensbelasting is, verarmen families die een overlijden te betreuren hebben jaar na jaar meer.

De gewesten van dit land passeren langs de kassa door de niet-indexatie van de belastingschalen in de erfbelasting.

Stel dat een ouder een belangrijk legaat van 395.000 euro vandaag vermaakt aan een kind. De op dat legaat toepasselijke belastingschalen zijn vastgelegd met een Vlaams decreet van 1996. Tot 50.000 euro moet 3 procent betaald worden. De volgende schijf tot 250.000 euro wordt tegen 9 procent belast. Boven die drempel betaalt het kind 27 procent erfbelasting op het legaat. Geïndexeerd zouden die drempels vandaag evenwel 79.000 en 395.000 euro bedragen. Maar Vlaanderen indexeert dus niet. Ondanks het feit dat koopkrachtgewijs 250.000 euro van 1996 vandaag 395.000 euro is, moet men 27 procent betalen vanaf de drempel van 250.000 euro.

Door die niet-indexatie kan Vlaanderen op een legaat van 395.000 euro omzeggens 28.000 euro meer belasting binnenrijven. Dat is een stijging met 90 procent. De oplopende inflatie maakt de winst voor Vlaanderen zelfs nog een stuk groter. Het Planbureau voorspelt dat 250.000 euro koopkracht in 2023 overeenstemt met 461.000 euro. De winst kan daardoor oplopen tot 40.000 euro. Het is overigens niet alleen op grote legaten dat het voor Vlaanderen ‘kassakassa’ is. Ook op 100.000 euro rijft Vlaanderen in 2023 zo geniepig een extra 3.500 euro aan belasting binnen. Alleen kinderen die minder dan 50.000 euro erven, worden niet geringeloord door Vlaanderen. Alle anderen wel.

De heimelijke winst door de niet-indexatie van de belastingschalen in de erfbelasting is ook in de verdere verwantschapsgraden (broers, zussen, neven, nichten, derden) een spijtige realiteit. Daar lopen de tarieven op tot 55 procent in Vlaanderen en zelfs tot 80 procent in Brussel en Wallonië. De gewesten van dit land passeren dus schaamteloos langs de kassa door de niet-indexatie van de belastingschalen. Intussen heeft men de mond vol van ‘eerlijkheid’. Onder dat mom verhoogt men met de regelmaat van een klok de belasting door vrijstellingen af te schaffen en fictielegaten te verstrengen. Maar ondertussen laat men de groteske oneerlijkheid van de niet-indexatie bestaan. Dat is manifest hypocriet en neigt naar fiscale struikroverij.

De auteur is advocaat bij Rivus en gastdocent aan de Fiscale Hogeschool.

Partner Content