Wie klein is, moet naar de bank

Jozef Vangelder
Jozef Vangelder redacteur bij Trends

Tijdens de crisis bleven de kleine bedrijven lenen bij de bank, ook al waren de voorwaarden strenger, zo leert een studie van de Nationale Bank van België. De bank diende tegelijk als toevluchtsoord en scherprechter, en dat had zijn voor- en nadelen. “Het heeft voor een opkuis gezorgd bij de onrendabele kmo’s. Maar nieuwkomers komen niet meer aan de bak.”

Hebben de Belgische kmo’s geld nodig, dan stappen ze naar de bank. Alternatieve financieringsvormen als obligaties en achtergestelde leningen zijn aan hen niet besteed. Tijdens een crisis blijft de voorliefde van de kleine ondernemer voor de bankier intact, zo stelt een studie van de Nationale Bank van België (Risicogevoeligheid van de kmo-financiering in België, NBB Economisch Tijdschrift, december 2015) vast. Tussen 2009 en 2015 – de periode van de banken- en schuldencrisissen – bleef het bancaire krediet aan kleine en middelgrote ondernemingen groeien, respectievelijk met gemiddeld 2,5 en 4,2 procent per jaar. Het bancaire krediet aan grote ondernemingen dook lager, gemiddeld 4 procent per jaar.

De verklaring is simpel. Om te overleven bij een zwakke conjunctuur hebben kleine ondernemingen een minimum aan krediet nodig. Bij gebrek aan andere geldbronnen moeten ze dat krediet bij de bank halen, zegt de NBB. Obligaties en achtergestelde leningen zijn enkel voor grote bedrijven haalbaar. Zij kunnen de expertise inhuren, en hebben de nodige reputatie om de belegger te overtuigen. Tussen eind 2008 en midden 2015 daalde het bancaire krediet op de balans van grote ondernemingen van 33,5 naar 25,9 miljard euro, terwijl de obligaties in dezelfde periode stegen van 15,5 naar 45,3 miljard euro. De lage rentestand zal daar niet vreemd aan zijn.

Kerngezond

Maar de kmo’s krijgen niet zomaar een krediet los. In enquêtes gehouden tijdens de periode 2011-2013 verwijzen ze naar de hoge kosten van de lening – ongeacht de rente – en de zware waarborgvereisten. Dat vertaalde zich in een stijging van het percentage kmo’s die een banklening geheel of gedeeltelijk geweigerd zagen of, omgekeerd, zelf een banklening weigerden wegens te kostelijk. Opvallend is dat kleine ondernemingen zich benadeeld voelden tegenover de grote collega’s, aldus de NBB. In de enquêtes maken de kmo’s meer gewag van ongunstige kredietvoorwaarden dan de grote ondernemingen, zowel voor kosten als kredietvolume en vereiste waarborgen.

De bankier is blijkbaar strenger voor kleine dan voor grote bedrijven. Terecht? Gemiddeld genomen is de kmo financieel even gezond als het grote bedrijf. Dat blijkt uit indicatoren als bedrijfskapitaal en bedrijfswinst – allebei als procent van het balanstotaal – en solvabiliteit in 2013. Voor elk van die indicatoren liggen de medianen van kleine, middelgrote en grote bedrijven relatief dicht bij elkaar, stelt de studie. Alleen de overgedragen winst – als procent van het balanstotaal – is vaker negatief bij de kleine bedrijven.

Het probleem ligt bij de spreiding van de indicatoren. Die is stelselmatig ruimer voor de kleine bedrijven, en beperkter voor de grote bedrijven. Anders gezegd, bij de kmo’s loopt de financiële gezondheid meer uiteen. Ongetwijfeld zijn veel kmo’s kerngezond, maar vanuit het oogpunt van de bankier zijn ze niettemin de categorie met de grootste kans op betalingsachterstand, aldus de studie. Uit onderzoek blijkt dat ondernemingen met de slechtste Z-score – een internationale financiële gezondheidsmaatstaf – doorgaans kleiner zijn.

Kieskeurig

De crisis heeft de ongezonde bedrijven nog ongezonder gemaakt. De kmo’s met de slechtste Z-score in 2008 zagen hun situatie verslechteren. Bij hun soortgenoten met de sterkste score bleef de toestand stabiel, of verbeterde hij zelfs in sommige gevallen. In de kwetsbare groep lag ook de faillissementsratio in de jaren na het begin van de crisis hoger, vooral bij bedrijven met financiële schulden. Dat illustreert meteen de risico’s van kredietverlening aan die ondernemingen, stelt de NBB.

De omzichtigheid van de banken bij kredieten aan kmo’s is dus niet onterecht. Dat bleef niet zonder gevolg. We mogen aannemen dat de verslechterde toestand bij een relatief beperkt aantal kmo’s het algemene verloop van de bancaire kredietverlening heeft gedrukt in de afgelopen jaren, besluit de studie. Al moet je een onderscheid maken. Tegenover bestaand cliënteel blijken de banken niet restrictiever geworden, integendeel. Ze willen langdurige klantenrelaties in stand houden. De bankiers blijken vooral kieskeurig te zijn geworden tegenover nieuwe klanten.

Creatieve destructie

Die kieskeurigheid moet je nuanceren, vindt Bart Eekhaut, hoofd bedrijfskredieten bij ING België. “Het percentage geweigerde kredietaanvragen is tijdens de crisis gestegen. Maar dat heeft een logische verklaring. De grote massa van de kmo’s investeerde niet meer. Wat overbleef, waren veelal noodlijdende kmo’s hopend op een ommekeer met behulp van een krediet. Het was niet zozeer de kieskeurigheid van de banken die toenam. De kwaliteit van de kredietaanvragen nam af.”

De kwaliteit van het dossier speelt zeker een rol, geeft Erik Van den Broeck toe, specialist bedrijfsfinanciering bij de consultant BDO. Maar hij zag ook veel beloftevolle projecten sneuvelen bij de bank. “Dossiers van start- en groeifinanciering hebben vaak een hoger risico. Sedert de crisis bekijken de banken dit soort projecten zeer selectief, en ondersteunen ze vooral bestaande klanten. De startende bedrijven zijn daar het slachtoffer van.”

Dat is een gevolg van de strengere Bazel III-regels voor de banken, volgens Geert Janssens, hoofdeconoom van ondernemersplatform Etion, het voormalige VKW. “Kritische banken zijn op zich geen slechte zaak. Het moedigt de creatieve destructie aan. Maar nieuwkomers geraken niet meer aan de bak. Alternatieven als risicokapitaal en crowdfunding zijn hier pas de jongste jaren van de grond gekomen. Ze dekken de behoeften niet.”

Banken blijven juist wél aandacht besteden aan starters, protesteert Eekhaut. “Dat gebeurt via allianties met incubators, initiatieven rond crowdfunding, en eigen startersfondsen. Op die manier versterken de banken het eigen vermogen van de starter, zodat ze hem meer krediet kunnen verstrekken. Er zijn tienduizenden starters per jaar. Als de banken die nieuwe klanten niet financieren, dan zou hun kredietportefeuille stelselmatig verarmen. Want bedrijven groeien door.”

Risicorating

Waarover de kmo’s niet kunnen klagen, is het intrestniveau. “In België zit het gewogen gemiddelde tarief voor een bankkrediet aan 2 procent, dat is bij de laagste van Europa”, zegt Eekhaut. “De kmo’s lenen bij de bank vooral omdat het zo goedkoop is, en niet zozeer uit gebrek aan alternatieven, zoals de NBB zegt.”

De concurrentie tussen de banken en de lage basisrente helpen de marges op het tarief te drukken, aldus Van den Broeck. “Er zijn in België nog maar vier grootbanken, maar de sector is nog competitief. Bankfinanciering is vandaag flexibel en goedkoop, veel goedkoper dan kapitaal ophalen. Nieuwe aandeelhouders zullen al gauw een rendement van 6 tot 10 procent eisen.”

Het gemiddelde tarief voor een bankkrediet mag dan wel laag zijn, de spreiding rond dat gemiddelde is de jongste vijf jaar veel groter geworden, volgens Janssens. “Het lage tarief geldt voor bedrijven met een goede risicorating. De banken jagen bedrijven met een zwakkere risicorating weg met een hogere rente of zwaardere waarborgvereisten. De onderkant van de economie blijft in de kou staan.”

Jozef Vangelder

Obligaties en achtergestelde leningen zijn enkel voor grote bedrijven haalbaar. Zij kunnen de noodzakelijke expertise inhuren, en hebben de nodige reputatie om de belegger te overtuigen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content