Ook topkunst heeft een veilige haven nodig

Koen Van Duyse

De Tijd onthulde in haar editie van 29 januari dat meer dan 1.600 peperdure kunstwerken opdoken in de Panama Papers. Ze werden verzameld en verhandeld via constructies in belastingparadijzen. In de rand van het artikel werd professor Luc De Broe, hoogleraar fiscaal recht aan de KU Leuven, gevraagd commentaar te geven. Die verklaarde dat hij “alleen maar kon vermoeden dat Belgen die kunst kopen en verkopen via een buitenlandse, exotische constructie dat doen met geld dat niet zo fris is”. Hij zag geen andere fiscale reden, “want de kunstcollecties kunnen in Belgische private stichtingen worden ondergebracht, die doorgaans opereren in een onbelast klimaat.”

De nuancering dat via het buitenland kan worden belegd in kunst met zuiver geld, moet ook haar weg in de media vinden.

Net als covid-experts zijn ook fiscale experts het regelmatig oneens met elkaar. En dat is goed, want een open volwassen debat brengt iedereen naar een hoger niveau. Mag ik daarom dit medium gebruiken om de stellingen van confrater De Broe op een hoffelijke manier te nuanceren, weliswaar zonder een manifest na te streven.

Een “vermoeden” dat kunstwerken worden gefinancierd “met geld dat niet zo fris is”. Dat is een straffe uitspraak in een rechtstaat waar het vermoeden van onschuld een van de basisbeginselen is. Ieder is onschuldig tot het tegendeel is bewezen. Het kan inderdaad dat het om niet-zuiver geld gaat. En dan is het laakbaar. Maar het kan ook zuiver geld zijn. En daarom is ook een veralgemening laakbaar. Hij gebruikte het vermoeden ongetwijfeld als een feitelijk vermoeden, en niet als een juridisch. Maar toch: de nuancering dat via het buitenland kan worden belegd in kunst met zuiver geld, moet ook haar weg in de media vinden, al is het om maatschappelijke polarisering tegen te gaan.

Het argument om te stellen dat het wel onfris geld móét zijn, is dat het Belgisch vekihel van de private stichting niet wordt gebruikt. Er wordt dus blijkbaar van uitgegaan dat een instrument in het buitenland zoeken per definitie verdacht is. Ook dat is te algemeen.

Een private stichting is een afzonderlijke rechtspersoon zonder aandeelhouders en zonder leden, die bestuurd wordt om een belangeloos doel te realiseren, bijvoorbeeld het beheren van een kunstcollectie. Eisen dat een Belgische rechtspersoon wordt gebruikt, is op zich al een enge, nationalistische visie. Er kunnen ook andere redenen zijn om via constructies in het buitenland te gaan.

Een voorbeeld uit de praktijk. Kort na de invoering van de private stichting wilde een referentieaandeelhouder van een onderneming die onder de financiëletoezichtswetgeving viel zijn (frisse) aandelenparticipatie onderbrengen in een private stichting. In stilte gaf de toezichthouder de hint om dat toch maar niet te doen. De continuïteit van de Belgische wetgeving en haar fiscale kader was (is) namelijk hoogst onzeker. De toezichthouder suggereerde om naar het buitenland uit te wijken en daar de eeuwenoude veilige haven van het Nederlandse stichting-administratiekantoor op te zoeken. Ook topkunst heeft een veilige haven nodig, leren crisis- en oorlogstijden.

Confrater De Broe stelt ook dat er geen fiscale reden is om uit te wijken naar het buitenland. Er zou hier een onbelast klimaat heersen. Dat is het iets te mooi voorstellen. Meer dan honderd jaar geleden werd in België een zuivere vermogensbelasting ingevoerd. De jaarlijkse taks van 0,17 procent wordt berekend op het totale vermogen van vzw’s en is sinds de invoering van de private stichting ook van toepassing op die stichtingen. Met andere woorden: een Belgische private stichting die voor 22 miljoen euro de versnipperde Love is in the Bin van Banksy bij Sotheby’s heeft gekocht, moet elk jaar opnieuw 37.400 euro belasting betalen, terwijl dat kunstwerk niets opbrengt, maar wel beveiliging kost.

Ik denk dat elke reder liever een veilige en gratis haven heeft, dan een wispelturige en een dure.

De auteur is partner van Tiberghien Advocaten

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content