Jurist, lobbyist, rechter, advocaat

Decennialang was François Vincke het prototype van de discrete bedrijfsjurist, die competent de technische dossiers afhandelde voor de top van PetroFina. Sinds kort werkt hij voor het advocatenkantoor Willkie Farr & Gallagher (waartoe het Brusselse Dieux & Vennoten behoort).

“Het was nu of nooit,” zegt Vincke, die binnenkort 53 wordt. “Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling dat ik hier een soort interne consultant word. Ik wil voor 100% advocaat zijn, compleet met toga, stagecursussen en rechtbankwerk. Het is een oude droom die werkelijkheid wordt.”

Vincke is geboren in Brugge en getogen in Oostende, waar zijn vader notaris was. Hij startte zijn studies in Namen en maakte in Leuven de woelige naweeën van mei ’68 mee. “In de eerste stad ben ik flamingant geworden, in de tweede jurist,” zegt hij. Twee kenmerken die hij de rest van zijn leven zou meedragen. Na zijn rechtenstudie legde Vincke een diplomatiek examen af, maar zijn echtgenote verankerde hem in de loop der jaren in Overijse, waar hij tot rust komt in zijn bos van één hectare (“familie en natuur, mijn twee enige hobby’s”).

In 1974 begon hij bij PetroFina als secretaris van het directiecomité. “De Vlaamse parel van het bedrijfsleven was meer dan een onderneming,” aldus Vincke. “Het was een religie.” Hij roemt de gedrevenheid van de kaderleden van de groep, die moesten opboksen tegen giganten als Exxon en Elf Aquitaine om hun plaatsje op de sterk competitieve markt te veroveren. Vincke zelf stond mee in de strijd om de olievelden, toen hij in het begin van de jaren tachtig gedelegeerd bestuurder van Norske Fina werd. In 1990 werd hij secretaris-generaal van de groep.

“Ik vond en vind het prachtig om schijnbaar onoplosbare juridische kluwens te ontwarren tot praktijkgerichte en beheersbare dossiers,” zegt Vincke, die een team van vijftig juristen leidde – een middelgroot advocatenkantoor. “Een van de moeilijkste dossiers was de uitkoop van de Amerikaanse minderheidsaandeelhouders van Fina Inc. Het mooiste moment van mijn carrière was de introductie van het aandeel PetroFina op de New York Stock Exchange.”

Maatschappelijk even belangrijk als zijn werk bij PetroFina, was de bijna clandestiene strijd die Vincke in de jaren negentig als lid van de juridische commissie van het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO) voerde. Hij ageerde voor het behoud van het eigen karakter van Belgische bedrijven binnen internationale groepen. Zonder een autonoom statuut naar het Angelsaksische model waren ondernemingen als PetroFina ( Tractebel, CBR, Generale Bank enzovoort ) de speelbal van holdings als Groep Brussel Lambert en de Generale Maatschappij, redeneerde Vincke.

Het mocht niet zijn. De balans sloeg door in het belang van de (referentie-) aandeelhouders. De geciteerde bedrijven vielen één na één in buitenlandse handen. Ook PetroFina werd door de Waalse meesterstrateeg Albert Frère ( GBL) verkocht aan Elf Aquitaine, nu TotalFina. Ironie: de advocaat van GBL in dit dossier was Xavier Dieux, vandaag de stagemeester van Vincke. “Neen, ik ben niet bitter over die verkoop,” zegt Vincke. “Wel was de nieuwe situatie voor mij niet interessant. Ik was secretaris-generaal van een relatief grote groep met internationale vertakkingen, en ik werd bediende van de Belgische dochter van een multinational.”

Dus werd Vincke in de zomer van 2000 hoofd van het nieuwe Europees en Internationaal Departement van het VBO. Eigenlijk werd hij de lobbyist van het Belgische bedrijfsleven bij Europese decision makers, en dat op het cruciale moment van de overgang naar de euro en het Belgische voorzitterschap van de Europese Unie. Lang duurde de carrière niet.

Vincke erkent: “Ik voelde me niet echt gelukkig in die functie, hoe interessant ze ook was. Bij PetroFina werkte ik vooral op concrete zaken, die je tot een goed einde bracht. Maar nu moest ik permanent dossiers beheren. Dossiers als de totstandkoming van een Europees statuut voor ondernemingen bleven maar aanslepen. Voor mij was dat niet echt een uitdaging.”

Geruchten als zou hij als Vlaming zijn draai niet hebben gevonden binnen de unitaire, francofoon georiënteerde patroonsorganisatie, spreekt hij tegen. “De organisatie is, tot spijt van sommige Waalse ondernemers, meer VBO dan FEB,” weet hij. “Ook is de tijd voorbij dat vooral de grote ondernemingen er aan bod kwamen. Iemand als topman Tony Vandeputte legt wel degelijk KMO-accenten.”

De recente stap naar de advocatuur werd geïnspireerd door zijn ervaringen bij het VBO. “Als advocaat ben ik de dominus litis, heer en meester over mijn dossier,” zegt hij. “Het werk op de rechtbank is het ultieme juridische kolfje naar mijn hand.” Vincke deed al ervaring op als lekenrechter in handelszaken bij de Brusselse rechtbank van koophandel. “Heel wat ondernemers zouden versteld staan over de efficiëntie van de magistratuur,” zegt Vincke, waarmee hij een recente enquête tegenspreekt waaruit bleek dat ondernemers heel negatief staan tegenover de werking van Justitie. “Beroepsrechters hebben wel degelijk voeling met het bedrijfsleven. Misschien is de kritiek veeleer het resultaat van een sluimerend gevoel dat magistraten in het verleden wereldvreemde wezens waren. Maar vandaag wordt zo’n rechtbank als een KMO beheerd. Het klinkt voor de critici misschien paradoxaal, maar de rechtbank heeft me voorbereid op het echte zakenleven en de advocatenpraktijk.”

Hans Brockmans [{ssquf}]

“De rechtbank heeft me voorbereid op het echte zakenleven en de advocatenpraktijk.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content