Het vel is gered

Eric Pompen Eric Pompen is redacteur van Moneytalk

Vandaag 16 december houdt het Copenhagen Fur Center zijn zesde en laatste pelzenveiling van het millennium. De verwachtingen zijn hooggespannen: na een desastreus 1998 stijgen de prijzen opnieuw. En dat is vooral te danken aan de Chinezen.

Kopenhagen, (Denemarken).

Bont is opnieuw in de mode. Op het huwelijk van prins Filip en prinses Mathilde droegen koningin Paola, koningin Fabiola en koningin Beatrix respectievelijk een ‘mantelbeleg’ in grijs Perzisch lam, een stola in saffiernerts en een stoffen cape, afgeboord met zwartgeverfde vos.

Na een desastreus 1998 stijgen de prijzen van de pelzen dit jaar weer met 20 à 30%. Vooral de liberalisering van de Chinese markt begint haar vruchten af te werpen. Over de hele wereld kopen de Aziaten massaal grondstoffen op om bontmantels voor hun ‘nieuwe rijken’ te maken. Hiervoor zakken zij jaarlijks een paar keer naar het Copenhagen Fur Center in Denemarken af, de grootste bontbeurs ter wereld.

“Wij zijn de De Beers van de pelzen,” zegt algemeen directeur Torben Nielsen trots. “Hier worden elk jaar zo’n 16 miljoen pelzen verhandeld – waarvan 90% nertsen -, goed voor bijna de helft van de wereldproductie. In het aanbod zitten echter ook chinchilla, vos, sabelmarter, zeehond, konijn en swakara-lam.”

Maar het Copenhagen Fur Center – opgericht in 1946 door de Deense pelsdierfokkers – doet meer dan verhandelen. “Als coöperatie bieden wij een volledig geïntegreerde dienstverlening aan de 2700 Deense fokkers die bij ons lid zijn. Behalve over een veiling beschikken wij over een verzekeringsmaatschappij, een voederbedrijf (inclusief een eigen zeeschip voor visvervoer), vier laboratoria en één proefboerderij, waar we naar mogelijkheden zoeken om het welzijn van de dieren te verbeteren,” aldus Nielsen. De geconsolideerde omzet van de groep bedraagt 15 miljard frank met een totaal personeelsbestand van 400 werknemers. Tijdens de veilingperiodes komen daar makkelijk 200 losse werkkrachten bij.”

“Welk bod krijg ik voor lot 215,” dreunt de veilingmeester. “Hoor ik 200 kronen?” Een Rus met dreigende, borstelige wenkbrauwen roept huh-hump en koopt op die manier 150 nertsvellen van zeer goede kwaliteit voor zo’n 170.000 frank.

“Dit is een kleine business, zeer internationaal, waar iedereen iedereen kent,” zegt Irving Tax, een opgewekte New Yorker die aan het hoofd staat van het Amerikaanse bedrijf Klondike International Fur, dat vorig jaar 1,5 miljoen pelzen kocht. Maar waarom Denemarken? Nielsen verklaart: “Vikings zijn altijd pelzenliefhebbers geweest. Bovendien heeft ons land altijd al een grote visindustrie gehad. Het afval begon een steeds groter probleem te worden. We konden het niet allemaal tot veevoeder of mest verwerken. Daarom spoorde de regering de lokale boeren aan om nertsen, die vissen eten, te fokken als diversificatie. Naast de beschikbaarheid van vers voedsel, gaf de coöperatieve structuur van de landbouworganisaties een flinke duw in de rug.”

Met de economische crisis

en de opkomst van de milieubeweging eind jaren tachtig kreeg de bontsector evenwel zware klappen. Na de devaluatie van de Russische roebel, zo’n twee jaar geleden, stortte de markt zelfs volledig in.

“Nu koopt China meer dan de helft van alle pelzen ter wereld. Dat is niet verwonderlijk als je kijkt naar alle exporteerbare kledingstukken die in het Aziatische continent worden geproduceerd, met Hongkong als draaischijf voor de verdere distributie,” weet Nielsen.

Vorig jaar totaliseerde de internationale groothandel in bont zo’n 40 miljard frank omzet, of 160 miljard frank tegen kleinhandelsprijzen. In België stabiliseert het verkoopcijfer zich al enkele jaren op 1,1 miljard frank. De dierenrechtenorganisaties niet te na gesproken (zie kader: Liever bloot dan bont) is niemand in de sector echt tevreden met deze bedragen. Nielsen: “Op vijftien jaar tijd halveerden productie- en verkoopcijfers tot een historisch dieptepunt van 800 frank per pels in 1987. Gelukkig klommen de prijzen intussen weer naar een gemiddelde van 1200 frank per pels.”

Om de vraag aan te zwengelen, leert de marketingarm van het Copenhagen Fur Center – Saga Furs of Scandinavia – nu de modeontwerpers hoe ze bont kunnen gebruiken in hun creaties. “Deze aanpak begint vruchten af te werpen,” zegt Tom Steifel-Kristensen van Saga. Op de voorstelling van hun collecties in Parijs en Milaan toonden Yves Saint Laurent, Alexander McQueen van Givenchy, Marc Jacobs van Vuitton, John Galliano van Dior, Tom Ford van Gucci, Karl Lagerfeld van Fendi en andere designers heel wat bont. Nielsen: “Het enige probleem is dat bontjassen voor het leven zijn.”

De gebroeders Tage en Jurgen Pedersen zijn eigenaars en uitbaters van de grootste nertsboerderij in het stadje Vejle op Jutland. Volgens hen zijn de Scandinavische bontkwekers de meest humane ter wereld: “De dieren verblijven in ruime hokken en worden goed gevoed. Uiteindelijk worden de nertsen vergast met ofwel koolmonoxide of kooldioxide. Na negentien seconden zijn ze bewusteloos, na 59 seconden zijn ze dood. Vossen worden geëlektrocuteerd.”

De dierenrechtenorganisaties

zijn echter vastbesloten om de business uit te roeien. “We staan dichtbij de eindoverwinning,” beweert Norman Butler, woordvoerder van de Europese tak van People for the Ethical Treatment of Animals ( PETA). “Want als men de mensen vraagt te kiezen tussen wreedheid en goedheid, zullen ze voor het laatste kiezen.” Dat maakt het wel moeilijk om het bestaan van het geheimzinnige Animal Liberation Front ( ALF) te verklaren. In juni werd het hoofdkwartier van Saga Furs in brand gestoken door activisten die nauwe banden onderhielden met het ALF.

Maar in de koele omgeving van de grote monstering- en showroom van het Copenhagen Fur Center besteedt niemand veel aandacht aan ALF, PETA en consorten. “We zijn niet bang van die lui. Onze sector is eeuwenoud. De mens was altijd al gefascineerd door bont. Het is onze natuur,” vertelt makelaar Tax. Nertskweker Pedersen voegt eraan toe: “Ik zie geen verschil tussen het kweken van dieren voor hamburgers en het kweken van nertsen voor hun pelzen.” In Denemarken hebben wij totaal geen last van de milieubeweging,” besluit Nielsen: “Wij zijn een zeer open en transparante industrie. Elk jaar bezoeken 20.000 belangstellenden onze boederijen, waar we de nertsen in de beste omstandigheden kweken. Daarnaast lokken onze modeshows overvolle zalen. Weet u: in de zeven jaar dat ik algemeen directeur ben van het Copenhagen Fur Center, heb ik amper drie protestbrieven ontvangen.”

Eric Pompen

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content