Marc Moens (erevoorzitter BVAS): ‘Artsen krijgen testresultaten van patiënten nog altijd veel te laat’

Marc Moens, erevoorzitter van het artsensyndicaat BVAS.
Ilse De Witte
Ilse De Witte Redacteur bij Trends

Dokter Marc Moens, klinisch bioloog en erevoorzitter van de Belgische Vereniging van Artsensyndicaten, trekt aan de alarmbel. “Testen en contacten opsporen heeft enkel zin als de uitslag van die testen snel tot bij de behandelende artsen geraken. Dat is nu niet het geval door een falend informaticaplatform”, zegt Moens. Dat is volgens Moens te wijten aan de ingrepen die minister Philippe De Backer (Open Vld) deed om de testcapaciteit in ons land op te schroeven.

Marc Moens reageert op het interview met Philippe De Backer, dat eerder deze week in Trends verscheen. Daarin werd onder meer gesproken over de samenwerking tussen universiteiten en bedrijven om de testcapaciteit op te trekken. In het begin van de crisis konden slechts enkele duizenden testen per dag worden uitgevoerd, nu zijn dat er 25.000. Moens vindt dat een te rooskleurig beeld wordt geschetst. Hij stelt dat er nog altijd “een relatief tekort” is aan reagentia en de juiste afnamewissers om alle testen uit te voeren, en kaart aan dat de informatie-uitwisseling tussen de labo’s en de artsen nog onvoldoende op punt staat.

Bovendien maakt hij zich kwaad omdat De Backer niet rept over een strategische voorraad van beschermingsmateriaal voor zorgverstrekkers, zoals huisartsen. Bij het versoepelen van de lockdown is het cruciaal besmette personen zo snel mogelijk op te sporen. Dokter Sophie Quoilin van Sciensano gaf in de uitzending van Pano van afgelopen donderdag het gebrek aan beschermingsmateriaal voor huisartsen aan als een van de redenen waarom niet meer skiërs uit Noord-Italië konden worden getest na de krokusvakantie. Quoilin zei dat ze niet van huisartsen kon vragen hun gezondheid op het spel te zetten en potentieel besmette patiënten te testen zonder beschermingsmateriaal.

Minister De Backer somt in het interview met Trends drie lijnen van defensie op, waarvoor een strategische voorraad van mondmaskers moet worden aangelegd: federaal, provinciaal op het niveau van de ziekenhuisnetwerken, en bij de ziekenhuizen en de woon-zorgcentra. De huisartsen kwamen daarbij niet expliciet ter sprake.

MARC MOENS. “De huisartsen, de artsen-specialisten, de tandartsen, de kinesitherapeuten, de apothekers en alle andere zorgverstrekkers die niet aan een ziekenhuisnetwerk zijn verbonden, moeten het blijkbaar weer zelf uitzoeken, zoals eerder in deze crisis het geval was. Worden die zorgverstrekkers bij een tweede golf of bij een volgende pandemie weer van het kastje naar de muur gestuurd? Van het federale niveau, naar gemeenschappen en gewesten, naar het provinciale niveau en op het niveau van de stad en gemeente? Naar de civiele bescherming, het leger, de gemeentesecretaris, de politie? Moeten de artsen zelf hun beschermingsmateriaal bijeenzoeken op het internet, met het risico bij fraudeurs te belanden? Het gebrek aan beschermingsmateriaal en informatie daarover heeft het leven gekost aan een onbekend aantal patiënten, artsen, apothekers, verpleegkundigen en allicht nog andere zorgverstrekkers.”

Minister De Backer kreeg in de eerste plaats de taak de acute tekorten aan te vullen. Zijn er nu nog tekorten aan mondmaskers en ander beschermingsmateriaal op het terrein?

MOENS. “Ondertussen hebben huisartsen voldoende beschermingsmateriaal in de triage- en afnameposten. Ze kunnen er zich doorgaans ook bevoorraden, om zich in de eigen praktijk te beschermen. Voor niet aan een ziekenhuis verbonden specialisten hebben we lang moeten aandringen. Ze kregen geen persoonlijk beschermingsmateriaal, omdat ze niet vermeld stonden op de prioritaire lijst met rechthebbende beroepen. Dat is nu gewijzigd. De radiologen met een praktijk buiten het ziekenhuis vormen de laatste groep artsen die nog beschermingsmateriaal zoeken. Tot op heden moeten zij zich op de vrije markt trachten te bevoorraden, met alle risico’s van dien.”

Hier en daar duiken berichten op over potentieel besmette patiënten die dagen op testresultaten moeten wachten. Sommigen beginnen, zonder de uitslag te kennen, zelf vrienden of familie te waarschuwen met wie ze in contact zijn geweest. Hoe komt het dat die resultaten zo lang onderweg zijn?

MOENS. “De erkende laboratoria voor klinische biologie hebben een directe lijn met de huisartsen en met een aantal woon-zorgcentra. De klinisch biologen in die laboratoria zijn gewend met hen te communiceren. Ik vind het een beetje ongepast dat minister De Backer de loftrompet steekt over de farmaceutische bedrijven, omdat zij geholpen hebben bij het opdrijven van de testcapaciteit. De testen en de doorstroming van informatie waren beter bij de klinische laboratoria gebleven. Nu moest een geheel nieuw informaticaplatform worden opgezet, want de farmaceutische industrie heeft die lijn met de huisartsen niet om hen de testresultaten te bezorgen. Dat nieuwe systeem werkt nog niet zoals het moet.”

Hoe had de minister het volgens u dan wel moeten aanpakken? Konden de bestaande klinische laboratoria 25.000 testen per dag aan?

MOENS. “Nederland heeft het anders aangepakt. Daar stelde de industrie de toestellen en de reagentia ter beschikking van de klinische laboratoria. In België deed minister De Backer het omgekeerde: toestellen en reactieven blijven bij een ‘platform’ bestaande uit bedrijven uit de farmaceutische industrie, die plots medische analyses op menselijke stalen mogen verwerken. Enerzijds beschikt dat platform niet over een koppeling met de medische softwareprogramma’s die informatie doorsturen naar de artsendossiers. Anderzijds hebben de erkende laboratoria voor klinische biologie, die vertrouwd zijn met het elektronisch doorsturen van laboratoriumresultaten naar de voorschrijvende artsen, onvoldoende materiaal om het aantal testen voldoende te verhogen. Dat is het gevolg van de ministeriële demarche.

“Het gevolg van de niet-overlegde ingreep van minister De Backer is dat de artsen en hun patiënten hun resultaten niet tijdig ontvangen. De minister had dat kunnen vermijden, als hij zich tot de juiste personen had gewend: de klinisch biologen en hun erkende laboratoria voor klinische biologie. Nu is een moeilijk te ontwarren stalen- en resultatenstroom ontstaan, zodat het tracking and tracing-systeem in de soep draait. Dat zal, jammer genoeg, een tweede golf bespoedigen. De klinisch biologen staan klaar om die op te vangen, maar dan moet het beschikbare materiaal op de juiste plek terechtkomen, als de negen ministers van Volksgezondheid en de zes ministers van Mondmaskers dat toelaten.”

In het begin van deze crisis was er ook veel kritiek omdat de testresultaten te lang op zich lieten wachten. Nochtans gebeurde die informatieverstrekking via de traditionele kanalen.

MOENS. “Dat klopt. Maar dat de testresultaten lang op zich lieten wachten, had een andere reden. Bij de start van de pandemie waren er onvoldoende reagentia om alle covid-19-testen uit te voeren. Het was bovendien een nieuwe te ontwikkelen test en de hele wereld was plots op zoek naar de nodige producten. Er zijn nog altijd relatieve tekorten aan reagentia in de klinische laboratoria.”

Partner Content