Jozef De Kesel: ‘De kerk is niet rijk’

Jozef De Kesel © Karel Duerinckx
Bert Lauwers
Bert Lauwers redacteur bij Trends

Trends selecteerde de beste artikels van 2017. Een daarvan ging over de katholieke kerk in België.

De katholieke kerk in België is een bedrijf in herstructurering. “De infrastructuur van de kerk moet worden aangepast aan haar reële positie in de maatschappij”, beseft kardinaal Jozef De Kesel, die zich een realist noemt. Toch is hij hoopvol over de toekomst. “De kerk is in crisis, maar niet in verval.”

Kardinaal Jozef De Kesel (70) is als hoogste autoriteit de CEO van de katholieke kerk in België. De Oost-Vlaming waakt als een goede huisvader over de structuur van zijn organisatie, en buigt zich over budgetten, langetermijnplannen, human resources en vastgoedbeheer. Als gezicht van de eroderende kerkgemeenschap moet hij daarnaast een geslepen religieuze diplomaat zijn. Trends trok naar het aartsbisschoppelijk paleis in Mechelen, in de schaduw van de imposante Sint-Romboutskathedraal, om hem uit te horen over zijn toekomstvisie. De Kesel omschrijft zich als een realist. Dat is allicht een noodzakelijke eigenschap als baas van een kerk die voortdurend botst op haar budgettaire en structurele limieten.

Stel dat wordt beslist dat de godsdiensten zelfvoorzienend moeten zijn. Zou dat een groot probleem zijn voor de katholieke kerk?

DE KESEL. “Ik denk niet dat je van vandaag op morgen naar een nieuw systeem kunt overstappen. Dat zal tijd vragen. De kerk heeft een aantal mensen in dienst. Die lonen moeten we kunnen betalen, maar dat kunnen we niet oeverloos. Er wordt soms gezegd dat de kerk rijk is, maar dat is niet zo. Neem dit prachtige huis. Wel, dat is eigendom van de provincie Antwerpen.”

Kan de kerk haar kerken verkopen en daar inkomsten uit puren?

DE KESEL. “Wij zijn geen eigenaar. De kerken zijn eigendom van de gemeente of de kerkfabriek. En de kerkfabriek is een overheidsinstelling. Wij hebben geen eigendommen. Dat wordt soms vergeten. De bisschop kan de kerk onttrekken aan de eredienst en daarna is het aan de eigenaar, de overheid, om te beslissen wat ze ermee doet.

“Er zijn natuurlijk ook kloosterkerken in ons land, die wel privé-eigendom zijn. Die gebouwen worden soms verkocht en omgebouwd tot een restaurant, een hotel of een ruimte voor seminars, als ze niet te groot zijn en wat mooi ogen. Ze kunnen alleen worden gekocht door mensen die kapitaalkrachtig zijn. Het kost ook wat om die ruimtes te verwarmen. Maar dat is een ander dossier. Wanneer wij in de media spreken over de kerken, gaat het meestal over kerken die geen eigendom van de kerk zijn.

“Bepaalde kerken lenen zich beter voor een nieuwe bestemming dan andere. Voor geklasseerde gotische of neogotische kerken is dat niet zo gemakkelijk, terwijl kerken die in de jaren zeventig zijn opgetrokken, bijna zijn gebouwd voor multifunctioneel gebruik. Dat is een probleem voor de overheid. Er is ook een groot verschil tussen het platteland en de stad. Zo zijn er in Mechelen zes historische kerken. Ze zijn gebouwd in de vijftiende of de zestiende eeuw. Het is gewoon onmogelijk daar bijvoorbeeld een fruitmarkt in te beginnen. In zo’n historisch gebouw doe je niet om het even wat. Veel hangt af van de architectuur en de historische waarde. Een religieus museum is dan een uitgelezen herbestemming.”

Moeten er niet minder kerken zijn, nu er minder mensen naar de kerk gaan?

DE KESEL. “Daar zijn we mee bezig. De infrastructuur van de kerk moet worden aangepast aan haar reële positie in de maatschappij. We kunnen niet alle kerken behouden. We hebben daarom parochies verzameld in clusters. Dat is een delicate operatie. Theoretisch is het heel gemakkelijk kerken te onttrekken aan de erediensten. Maar je moet eens in een dorp gaan vertellen dat we daar geen erediensten meer zullen verzorgen. Iedereen gaat akkoord met het concept, tot je mensen zegt dat je hún parochie wilt samenvoegen met andere parochies. Ze zijn gedoopt of getrouwd in die parochie. Al twee of drie jaar zijn we daar systematisch mee bezig. Ik moet daar decreten voor ondertekenen. Voor elke regio moeten we een plan voorleggen. De Vlaamse overheid vraagt dat we een kerkplan hebben.

“En al zijn we dan veel bezig met de herstructurering van de kerk, dat zie ik niet als mijn essentiële taak. Onze organisatie is geen onderneming die een product op de markt brengt. Je kunt maar bezig zijn met infrastructuur met het oog op wat je echte opdracht is.”

Hebt u een budget voor slagkrachtigere kerken?

DE KESEL. “Natuurlijk zouden we meer wensen. We hebben een budget, maar dat is niet zoals de overheid over een budget beschikt. De overheid draagt bij voor het loon van de bedienaar van de eredienst in de parochies. Ze draagt ook bij voor het kerkgebouw, dat onder beheer van de kerkfabriek is, een overheidsinstantie die stamt uit de tijd van Napoleon. De pastoor is lid van de kerkfabriek, maar kan daar niets beslissen. We hebben het in die zin wel comfortabeler dan in Nederland, want daar moet de kerk ook zorgen voor inkomsten voor de kerkgebouwen, met als gevolg dat veel kerken worden verkocht. Daarnaast krijgen we soms giften of een legaat, en we krijgen een percentage van de omhalingen. De inkomsten uit een huwelijk of een begrafenis in de kerk zijn deels voor de pastoor, maar ook voor de parochiekas, en er is een percentage dat dient voor het bisdom.”

U krijgt een loon?

DE KESEL. “Ik ben bedienaar van de eredienst en ik word daarvoor door de overheid betaald. Dat is mijn loon. Maar als ik naar Rome wil, moet ik dat zelf betalen. En als mijn tv stuk is, betaal ik dat uit eigen zak. Ik probeer mijn taken goed te scheiden van mijn privéleven. Ik heb een wagen van het aartsbisdom, maar die wordt niet alleen door mij gebruikt. Ik rijd vaak zelf, zeker in het weekend. Maar er is iemand die hier werkt, een Irakees die al tien jaar in België is en een beetje de huismeester van het aartsbisdom is, die soms rijdt als het ver is. Maar ik heb geen fulltime chauffeur.”

Belegt u?

DE KESEL. “Nee.”

Aan het hoofd van de hiërarchie loopt u nog meer in de kijker dan vroeger. Dat betekent dat u op eieren moet lopen. Elk verkeerd woord kan worden afgestraft.

DE KESEL. “Tot nu heb ik geen spijt van mijn uitspraken. Al kun je achteraf zeggen: ik had het beter iets beter geformuleerd (een verwijzing naar zijn uitspraak eind 2015, als kersvers aartsbisschop, dat katholieke ziekenhuizen het recht hebben te beslissen geen abortus of euthanasie uit te voeren, nvdr). In een democratische samenleving is het nooit goed dat er een pensée unique is. Het is goed dat er zin voor nuance is, en dat mensen bereid zijn tegenspraak en het debat te aanvaarden. Maar ik moet mijn woorden wel wikken en wegen. Ik moet opletten dat ik het instituut niet in gevaar breng.

“Naargelang je verantwoordelijkheid groeit, wordt ook je spreken genuanceerder. Velen zeggen: mocht ik bisschop zijn, ik zou het zo doen. En dan antwoord ik: tot je het bent. Alleen, soms wordt over mij gedacht dat ik verplicht word sommige dingen te zeggen, terwijl ik er eigenlijk anders over denk. Ik heb het daar moeilijk mee. Ik voel me dan aangevallen in mijn vrijheid.”

Al in uw jeugd was u tijdens kampen van de KSA verantwoordelijk voor het budget en de infrastructuur. Die ervaring komt u nu allicht goed van pas?

DE KESEL. “Toen moest ik als bondsleider wel een organisator zijn. Maar nu? Soms zegt men van mij dat ik zenuwachtig ben. Ik kan inderdaad zenuwachtig zijn, als ik zie dat het niet loopt. Dan vraag ik: ‘Is dat wel in orde? Heb je dat wel gezien? Je zegt dat wel, maar weet je wat de consequenties zijn?’ Of ik een echt goede organisator ben, weet ik dus niet. Maar wat ik bij de KSA vooral heb geleerd, is verantwoordelijkheidsgevoel, en het is belangrijk dat je dat op jonge leeftijd opsteekt.”

U komt in contact met ondernemers. Botst het met ondernemingen die voluit gaan voor winst?

DE KESEL. “Een extreme vorm van kapitalisme staat haaks op een morele en christelijke houding. Puur winstbejag komt in conflict met het evangelie en het christendom. Je ziet grote multinationals die geen enkel besef meer hebben van wat het is als afgedankte mensen op straat en in de onzekerheid belanden. Doordat ze werkgelegenheid creëren, dragen bedrijfsleiders een enorme maatschappelijke verantwoordelijkheid. Ik zeg hen soms dat zorgen voor werkgelegenheid het mooie van hun beroep is. Ze mogen hun voldoening niet alleen halen uit het feit dat ze winst maken, maar ook dat ze voor zo veel mensen iets opbouwen, al die families een bestaansinkomen geven en zorgen dat er welstand is.”

Denkt u aan initiatieven om mensen meer naar de kerk te lokken?

DE KESEL. “We focussen op bepaalde parochies, omdat ze kernen van christelijk leven zijn, waar zoekende mensen naartoe kunnen komen. Er worden niet alleen liturgische maar ook maatschappelijke initiatieven genomen. Dus het gaat niet zozeer over het verminderen van het aantal parochies, maar over het intensifiëren van het lokale geloofsleven. De kerk hoeft niet overal te zijn, maar waar ze is, moet ze zijn op een wijze die uitnodigt en iets uitstraalt. Er zijn veel zoekende mensen, en het ergste wat hen kan overkomen, is dat ze niets vinden.”

Slechts 4 à 5 procent van de katholieken praktiseert nog. Bent u optimistisch voor de katholieke kerk?

DE KESEL. “Het is mijn overtuiging dat je de toekomst van de kerk niet mag afmeten aan wat ze vroeger is geweest. Haar culturele positie was vroeger anders. Dat betreur ik niet, dat is de realiteit waarin we leven. Maar we zijn niet voortdurend achteruitgegaan. Ik percipieer dat niet zo. Ik benvertrouwvol. Ze zeggen al veertig jaar dat de kerken leeglopen. Ze hadden dus al lang leeg moeten zijn. Ik kan u brengen naar kerken die op zondag vol zitten. In de basiliek van Koekelberg om 10 uur zie je 700 mensen. Er is een overgang van een religieuze naar een seculiere samenleving gebeurd. Dat heeft de kerk in crisis gebracht, maar niet in verval. Het christendom zal er altijd zijn.”

Vroeger namen mensen letterlijk hun hoed af voor een priester. Nu krijgen priesters veel minder respect.

DE KESEL. “Het is natuurlijk niet meer als vroeger, ook voor mij niet. Maar dat de afstand vroeger zo groot was, was ook een probleem. Toegankelijkheid is heel belangrijk. Maar onlangs hield de Franse katholieke krant La Croix een enquête over hoe de priester wordt gepercipieerd. 70 procent stond positief tegenover hem. Eigenaardig, want ook Frankrijk heeft zijn pedofilieschandalen. Het zou me dus niet verwonderen dat de priesterfiguur ook hier goed scoort. Het is dan ook een mooi beroep.”

Partner Content