Balans van de week: de onderkant van de arbeidsmarkt komt in de gevarenzone

handelszaken blijven dicht door de coronamaatregelen van de regering © belga
Alain Mouton
Alain Mouton Redacteur bij Trends

Wereldwijd dreigen 1,6 miljard werknemers hun baan te verliezen door de coronacrisis, stelt de Internationale Arbeidsorganisatie. Vooral aan de onderkant van de arbeidsmarkt gaan de alarmlichten op rood. Ook in West-Europa lijken de banen voor de lager geschoolden het meest bedreigd.

Begin deze week publiceerde de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) een interessante studie (ILO Monitor Third Edition: COVID-19 and the world of work). Daarin voorspelt de instelling dat door het coronavirus in het tweede kwartaal van dit jaar 305 miljoen voltijdse banen verloren zullen gaan. Dat is een stuk meer dan de vorige prognose, die het had over 195 miljoen banen. De neerwaartse bijsturing is een gevolg van een verlenging en uitbreiding van de lockdownmaatregelen in tal van landen.

De ILO voorspelt dat in de VS en Zuid-Amerika tijdens het tweede kwartaal 12,4 procent van de geplande werkuren niet zullen worden gepresteerd. In Europa is dat 11,8 procent en in de rest van de wereld 9,5 procent. 1,6 miljard werknemers dreigen hun baan te verliezen. Dat is gigantisch. Vooral de werknemers aan de onderkant van de arbeidsmarkt, in laagbetaalde jobs en de informele economie, zijn de pineut. De ILO waarschuwt voor toenemende armoede.

Volgens directeur-generaal Guy Ryder moeten dringend maatregelen worden genomen om te vermijden dat een groot deel van die nieuwe werklozen in armoede vervallen. Velen onder hen werken in kleine bedrijven waarbij het water nu al aan de lippen staat. Ryder pleit voor meer sociale bescherming, economische stimulusmaatregelen en schuldkwijtschelding. “Als we die kleine bedrijven nu niet helpen gaan ze overde kop en is de voorspelde massawerkloosheid een zekerheid,” zegt Ryder.

Ook in West-Europa

De bezorgdheid geldt vooral voor groeilanden en landen met een beperkt sociale bescherming. In West-Europa werd de eerste schok op de arbeidsmarkt deels opgevangen door de zogenoemde automatische stabilisatoren, zoals het systeem van tijdelijke werkloosheid. De Belgische 1,3 miljoen tijdelijke werklozen ogen indrukwekkend, maar zijn in internationaal perspectief niet zo bijzonder. In het acht keer meer bevolkte Duitsland werd de grens van 10 miljoenen mensen in ‘Kurzarbeit’, de versie van tijdelijke werkloosheid bij de oosterburen, overschreden.

Vraag is wat er de komende maanden zal gebeuren met de tijdelijke werklozen wanneer de economie een versnelling hoger schakelt. Kunnen zij hun baan behouden? Arbeidseconomen zijn voorzichtig met voorspellingen omdat de situatie ongezien is. Men houdt het bij het klassieke proces: eerst worden tijdelijke contracten niet verlengd, daarna dalen of stoppen de aanwervingen en tenslotte volgen ontslagen en herstructureringen. Hoe dit proces in België zal verlopen is onduidelijk.

Wel staat vast dat ook hier vooral de onderkant van de arbeidsmarkt dreigt geraakt te worden. De sectoren als toerisme en horeca worden het zwaarst geraakt door de crisis, en daar zijn verhoudingsgewijs meer lager geschoolden aan de slag. Een vooruitzicht dat des te meer verontrustend is omdat de tewerkstelling van laaggeschoolden in België al laag is en amper de helft van de Belgen uit die groep zich aanbiedt op de arbeidsmarkt.

Niet meer zoals in de jaren 70

Concrete voorstellen om de schok op de arbeidsmarkt op te vangen hebben de politici nog niet geformuleerd. Uit universitaire hoek kwamen de voorbije dagen een paar voorstellen. Zoals die van Stijn Baert (UGent) tijdens een hoorzitting in het Vlaams Parlement. Hij pleit voor meer opleiding die de mismatch op de arbeidsmarkt moet wegwerken, en vraagt de lastenverlagingen die werken aantrekkelijker maken niet overboord te gooien.

Ter linkerzijde bleef het ook in de aanloop naar 1 mei stil over de dreiging van de oplopende werkloosheid. De PS stelde wel voor de koopkracht van de lagere en middeninkomens te verhogen met 200 euro. In de linkse voorstellen werd eerder de nadruk gelegd op het verhogen van de uitgaven in de gezondheidszorg en het financieren van begrotingstekorten via vermogens(winst)belastingen.

Over een arbeidsverdeling – nog altijd een dada ter linkerzijde – valt weinig te horen. Een tewerkstellingsprogramma waarbij werklozen massaal in overheidsdiensten worden aangeworven lijkt evenmin aan de orde. Dat is dan het grote verschil met de jaren 70, na de twee oliecrisissen. Toen werd de toenemende werkloosheid gecounterd door massale overheidstewerkstelling.

Partner Content