Zeven vette jaren

Er zijn redenen genoeg om een voorzichtige aanpak voor aandelen te hanteren en uit te kijken voor alternatieven zoals edelmetalen.

Op 9 maart 2009 bereikten de westerse beurzen het dieptepunt na een relatief korte, maar bijzonder heftige berenmarkt (baissemarkt, dalende beurstendens). De westerse bankencrisis veroorzaakte de Grote Recessie, maar door snel en kordaat optreden werd een depressie zoals in de jaren dertig van vorige eeuw vermeden. Dat betekende de start van een nieuwe stierenmarkt (haussemarkt, opwaartse beurstrend) op de westerse aandelenmarkten.

Onlangs werd de zevende verjaardag van die stierenmarkt gevierd. In maart 2009 noteerde de cruciale Amerikaanse Standard&Poor’s500-index op 677 punten. Zeven jaar later was dat net geen 2000 punten of 193% hoger. Een forse stijging die op de (voorlopige?) piek in mei vorig jaar zelfs 215% bedroeg, zonder één keer meer dan 20% onder de top te zijn teruggevallen.

Dat is een opmerkelijk verschil met de klim op de Europese beurzen. De Stoxx600-index bleef steken op een klim van 115% (op de top in 2015 was het ruim 160%). Voor de Bel-20-index (bodem op 6 maart 2009) spreken we over +120% (+155% op de piek). Bovendien hebben we er onlangs op gewezen dat bijna alle Europese indexen in februari wel meer dan 20% (zelfs 25 tot 30%) onder hun piek uit 2015 zijn teruggevallen, zodat Europa zich officieel niet meer in een stierenmarkt bevindt.

We hebben de jongste weken en maanden herhaaldelijk gewezen op de uitzonderlijke lengte van de haussemarkt op Wall Street sinds maart 2009. We zitten nu aan zeven jaar of 84 maanden, meteen de op drie na langste stierenmarkt sinds 1900 en ver boven het gemiddelde van 57 maanden de afgelopen eeuw. Als we naar de omvang van de klim kijken, dan zijn we met een stijging op de piek van 215% aan de op vier na sterkste stierenmarkt sinds 1900 en een stuk boven het historisch gemiddelde van 165%.


Geen zeven magere jaren

Het kan nog altijd straffer, maar een trendommekeer zou, statistisch gezien, dus helemaal niet verwonderlijk zijn. We zien er in elk geval flink wat aanwijzingen dat de huidige haussemarkt in blessuretijd zit. Als we dan nog één keer in het verleden mogen duiken, dan zien we dat na een stierenmarkt van die lengte en die omvang de gemiddelde daaropvolgende daling op Wall Street vanaf de top 34% bedroeg. Dat zou bijvoorbeeld voor de S&P500-index een terugval tot de buurt van 1400 punten betekenen.

Redenen genoeg dus om een voorzichtige aanpak voor aandelen te hanteren en uit te kijken voor alternatieven zoals edelmetalen (goud en zilver). Staan we dan na zeven vette voor zeven magere beursjaren? Dat is niet onze inschatting. Maar we verwachten ons wel minstens aan zes à twaalf woelige en moeilijke beursmaanden na een trendommekeer.

Partner Content