Japan top, China flop

Gisteren, 1 juli, zijn we begonnen aan de tweede jaarhelft van 2013. Tijd dus om een balans op te maken van het eerste semester. Samengevat kunnen we stellen dat de aandelenmarkten een gemengd beeld lieten zien.

De obligatiemarkten hebben een (behoorlijk) deel van de winst van de jongste jaren ingeleverd. Idem dito voor de grondstoffenmarkten. Op de valutamarkten bleven vooral de kernmunten, de dollar (USD) en de euro (EUR), overeind, maar maakten de munten uit de opkomende landen een slechte beurt.

De absolute blikvanger en uitblinker in de eerste zes maanden was Japan. De drastische ommekeer in de politiek van de Japanse centrale bank naar een extreme monetaire versoepeling zette de Japanse financiële markten maandenlang in vuur en vlam. De Japanse yen (JPY) ging onderuit en tegelijk klom de Japanse beurs tientallen procenten hoger. Maar toen bleek dat premier Abe daaraan toch weinig of geen tot de verbeelding sprekende structurele hervormingen wilde koppelen, tekende de Japanse beurs ook voor een zeer stevige terugval in korte tijd.

De absolute ontgoocheling in het eerste semester kwam van de opkomende landen in het algemeen en China in het bijzonder. Economische groei onder de verwachtingen en steeds meer vrees voor een uiteenspattende kredietzeepbel. Die elementen dreven de grondstoffenprijzen fors lager en deden de munten, de rentevoeten én de beurzen van de opkomende markten diep in het rood gaan.

Van Europa werd niet veel verwacht en dus hielden de beurzen en de euro gemiddeld goed stand, ondanks dolle Italiaanse verkiezingen, de onhandige redding van Cyprus, de stijgende rente (10-jarige Duitse rente van 1,35 naar 1,75%) en nog steeds een recessieomgeving. Amerika blijft in dat alles positief opvallen, met een duidelijk verbeterende Amerikaanse economie. Met groei én liquiditeit klom Wall Street opnieuw 10% en zelfs wat meer. Het enige belangrijk nadeel aan die verbeterende groeivooruitzichten is de forse ‘upswing’ in de rente. Er kwamen 80 basispunten bij voor de 10-jarige rente (van 1,70 naar 2,50%), maar vanaf dat erg lage niveau gerekend is dat wel een toename met bijna 50% en dat remde op het einde de klim af.

Absolute prioriteit

In die context was de prestatie van de voorbeeldportefeuille andermaal erg teleurstellend. Het is dan ook de opdracht, de uitdaging én de prioriteit om de prestaties van de voorbeeldportefeuille vanaf nu substantieel te verbeteren. In de eerste plaats door een veel actiever beleid te voeren rond het thema ‘bescherming’. Langdurig stevige posities in trackers short aanhouden brengt duidelijk niet op. Enkel gerichte en in de tijd beperkte posities bieden kans op succes. Een cruciaal uitgangspunt voor de nabije en de verre toekomst.

Maar die beschermingsconstructie alleen met alle zonden van Israël overladen, is ook niet correct. Ook in de keuze van de andere langetermijnthema’s moet meer flexibiliteit komen. Ze worden vanaf nu geweerd als de perspectieven op korte termijn ronduit negatief zijn. Boven op een veel groter evenwicht in het risicoprofiel van de individuele aandelenkeuzes (maximaal 1 aandeel met een hoge beta, dus een stevige gevoeligheid aan het algemeen beursverloop per thema). De voorbeeldportefeuille moet een minibeleggingsfonds worden, die meer loskomt van langetermijnovertuigingen en macro-economische perspectieven en waar de prestaties elk kwartaal, semester en jaar in orde moeten zijn. De concrete invulling van die veranderde dynamiek mag u al in dit (zie ‘portefeuillecommentaar’ op pag. 2-3) en volgende nummers verwachten, want we willen niet bij de pakken blijven zitten.

Partner Content