De overheden zijn weer aan zet

Het rentebeleid van de Europese Centrale Bank heeft negatieve gevolgen voor de spaarders en de banken. De lachende derde tijdens de voorbije jaren waren ongetwijfeld de overheden.

De jongste jaren hebben vooral de centrale banken op het voorplan gestaan. Ze hebben de kastanjes uit het vuur gehaald om het westerse banksysteem, een wereldwijde recessie en een terugkeer naar de jaren dertig te vermijden. Maar wat eerst was bedoeld als een uitzonderlijke en dus tijdelijke maatregel en als een snel en adequaat antwoord op een grote economische en financiële crisis, is verworden tot een permanent beleid, waarvan de doeltreffendheid steeds meer in twijfel wordt getrokken. Dat beleid is onderhevig aan de economische basiswet van de dalende meeropbrengsten. Naarmate het langer en meer wordt gebruikt, wordt de impact steeds geringer.

Ondanks de negatieve rente door de vele miljarden aankopen van obligaties door de centrale banken dreigt de wereldeconomie dit jaar het laagste groeicijfer sinds 2009 te kennen. Zeker de eurozone en Japan slagen er met dat beleid maar niet in hun inflatiedoelstellingen te realiseren. Intussen zijn spaarders hopeloos op zoek naar rendement en hun spaarwoede lijkt geen grenzen te kennen. Er dreigt een grote ontslagronde in de Europese banksector, waar de winstmarges door de negatieve rentepolitiek van de Europese Centrale Bank (ECB) meer en meer onder druk staan.

De lachende derde waren de overheden de voorbije jaren. Hun rentelasten zijn door het uiterst soepele monetaire beleid spectaculair gedaald en ze worden uit de wind gezet om onpopulaire, structurele economische hervormingen door te voeren. Tenzij bijvoorbeeld Japan echt zou gaan experimenteren met helikoptergeld, zit er nog weinig rek op de politiek van de centrale banken.


Fiscale stimuli

Vandaar dat steeds meer economen en strategen naar de overheden kijken om voor een nieuwe groei-impuls te zorgen. De overheden moeten de centrale banken aflossen om de economische activiteit te stimuleren en het algemene prijzenpeil te doen stijgen. Ook in Europese politieke middens gaan steeds meer stemmen op om het snelle streven naar een begrotingsevenwicht te laten varen. Daarentegen worden investeringen in onder meer infrastructuur naar voren geschoven als een verstandige stimulans voor de Europese groei. Dat debat wordt niet alleen in Europa gevoerd, ook in de Amerikaanse verkiezingsstrijd. Reken maar dat de uitgaven voor onder meer infrastructuur de hoogte ingaan als Donald Trump wordt verkozen tot Amerikaans president.

Als die tendens wordt bevestigd en er een geleidelijke overgang komt van monetaire naar fiscale stimuli, zal dat een goede zaak zijn voor de aandelenmarkten. Meer in het bijzonder kan dat de conjunctuurgevoelige waarden, die dan kunnen profiteren van de nieuwe overheidsinvesteringen, een duw in de rug geven. Die steun hebben ze de afgelopen jaren moeten ontberen. Voor aandelen als CFE, LafargeHolcim, Vinci, Boskalis en Heijman zou dat meer dan een slok op de borrel schelen.

Partner Content