Alain Mouton
‘Te veel overheidsbanen is nefast’
Een modern land heeft veel meer private tewerkstelling nodig om te blijven groeien.
Onder de Vivaldi-regering kwamen er 232.000 banen bij, waarvan 78.500 overheidsbanen. 1,6 miljoen Belgen werken voor de overheid. In de jaren negentig was dat nog 1 miljoen. Het gaat niet alleen om de klassieke overheidsbanen als ambtenaren, bij de politie en het leger, maar ook om jobs in de non-profitsector.
De sterke stijging van het aantal overheidsbanen kan logisch zijn, omdat België steeds meer een diensteneconomie is geworden. De vergrijzing neemt toe, waardoor steeds meer nood is aan personeel in de brede zorgsector.
Toch maken de werkgeversorganisaties Voka en VBO zich zorgen over die evolutie. Terecht. Ze wijzen erop dat de sterke toename van het aantal overheidsbanen de begroting zal bezwaren. En dat terwijl de overheidsfinanciën al dramatisch zijn. Op zijn minst zou de stijging van het aantal overheidsbanen moeten worden stopgezet.
Het zet ook de regionale verschillen in de werkzaamheidsgraad op scherp. Het verschil tussen de Vlaamse (77%) en Waalse en Brusselse werkzaamheidsgraad (65 à 66%) blijft te groot. Daar komt nog bij dat een derde van de Waalse banen overheidsjobs zijn, in Vlaanderen nog geen kwart. Dat betekent dat de privéwerkzaamheidsgraad in Vlaanderen rond 57 procent schommelt en in Wallonië amper 44 procent bedraagt. Ook dat verschil is moeilijk te verantwoorden. Een modern land heeft veel meer private tewerkstelling nodig om te blijven groeien.
Ten slotte is het grote soortelijke gewicht van de overheidsbanen ontwrichtend voor de goede werking van de arbeidsmarkt, die blijft kreunen onder de krapte. Het aantal contractuele ambtenaren mag wel toenemen, de overheid blijft een zeer aantrekkelijke werknemer wegens de vaste benoeming. Waarom nog in de meer onzekere privésector werken als er zo’n groot aanbod aan veel stabielere overheidsbanen is?
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier