Jan Tuerlinckx

‘Het versterken van het innovatiebeleid zal niets minder dan een verenging van het toepassingsgebied zijn’

Jan Tuerlinckx Jan Tuerlinckx is advocaat van Tuerlinckx Fiscale Advocaten

Fiscaal advocaat Jan Tuerlinckx denkt dat ondernemingen de dupe worden van de geplande wijzigingen aan de innovatieaftrek en de vrijstelling in de bedrijfsvoorheffing voor onderzoek en ontwikkeling

Twee weken geleden legde minister van Financiën Vincent Van Peteghem (cd&v) zijn voorstel voor de eerste fase van een brede fiscale hervorming op tafel. Het is een pakket met ambitie. Het garandeert onder andere meer netto-inkomen voor iedereen die werkt en verhoogt de concurrentiekracht van onze ondernemingen. Ondernemingen zijn de motor van onze economie. In een land waar de belangrijkste grondstof zich niet in de grond maar gemiddeld 1,50 à 1,90 meter daarboven situeert, is innovatie een van de meest essentiële drijfveren. De ondernemingen die daarop focussen, genieten een aantal overheidsincentives. Die moeten ertoe leiden dat meer ondernemingen zich inlaten met innovatie en dat internationale ondernemingen getriggerd worden om op dezelfde wijze te investeren in onze economie. Tot die incentives behoort onder meer de aftrek voor innovatie-inkomsten in de vennootschapsbelasting.

Het versterken van het innovatiebeleid zal in de praktijk niets minder dan een verenging van het toepassingsgebied zijn.

Vandaag komen alle octrooien in aanmerking voor de innovatieaftrek, waaronder ook Belgische octrooien die worden toegekend ongeacht de uitkomst van het nieuwheids- en inventiviteitsonderzoek. Ook wordt de aftrek voor innovatie-inkomsten toegelaten voor kwekersrechten en auteursrechtelijk beschermde computerprogramma’s. De voorgenomen wijzigingen, die erin bestaan dat de aftrek enkel nog toegestaan zal worden voor Europese octrooien en Belgische octrooien die een positief verslag hebben verkregen van het Europees Octrooibureau, zijn een beperking van de innovatie-aftrek. De lat wordt zo hoog gelegd dat heel wat ondernemingen die aan innovatie doen niet meer op steun kunnen rekenen. In de overheidscommunicatie luidt het dat zo de rechtszekerheid voor bedrijven bevorderd wordt. Dat kan dan wel kloppen. Maar de repliek moet zijn dat de afschaffing van zo’n stelsel uiteraard de grootste rechtszekerheid met zich brengt. Er moet op toegezien worden dat het kind niet met het badwater wordt weggegooid.

De in de nota uitgedrukte motivering voor de wijzigingen aan die overheidsincentives staat ook in schril contrast met de voorgenomen doelstelling, die wordt opgenomen onder het motto ‘concurrentiekracht’. De IT-sector lijkt opnieuw uit de boot te vallen door software uit te sluiten van het toepassingsgebied en voor Europese octrooien geldt een striktere, langere en ingewikkeldere registratieprocedure, waardoor voor kmo’s in veel gevallen het sop de kool niet waard zal zijn. Iedereen die daarover redelijk nadenkt, krijgt het gevoel dat het om een antifrase gaat. Dat is een stijlfiguur waarbij iets wordt uitgedrukt waarvan de gevoelswaarde tegengesteld is aan datgene wat uitgesproken is.

Voor de vrijstelling in de bedrijfsvoorheffing voor onderzoek en ontwikkeling worden de voorgenomen wijzigingen verantwoord door te zeggen dat ze een meer transparante bevoegdheidsverdeling tussen de federale overheidsdienst Financiën en Belspo met zich zullen brengen. Belspo oordeelt over het innoverende karakter van ondernemingen en hun activiteiten. Het punt is dat de fiscus de mening is toegedaan dat Belspo te soepel is in zijn erkenning. Die vorm van overheidsschizofrenie geeft aanleiding tot een publieke oorlogsverklaring tussen beide diensten. De ondernemingen zijn daarvan al de dupe en zien zich verplicht te procederen wegens de halsstarrigheid van de fiscus ten aanzien van Belspo. Het versterken van het innovatiebeleid zal in de praktijk niets minder dan een verenging van het toepassingsgebied zijn. Het versterken van ons innoverende beleid zal de overheid minder geld kosten.

Hoger in deze column beschreef ik wat een antifrase is. De eerlijkheid gebiedt te erkennen dat een deel daarvan werd weggelaten. Met name dat de stijlfiguur meestal een ironisch effect heeft. Nu u de nodige informatie bij de hand heeft, kunt u zelf oordelen of dat ook hier het geval is.

De auteur is advocaat-vennoot bij Tuerlinckx Tax Lawyers

Lees meer over:

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content