De balans: smeken om geld is een Brusselse traditie

Uittredend Brussels minister-president Rudi Vervoort (PS) | Foto: Getty
Alain Mouton
Alain Mouton Journalist

De uittredende Brusselse regering stuurde een bedelbrief naar de Europese Commissie met het verzoek geld vrij te maken voor de renovatie van het Schumanplein. Premier Bart De Wever (N-VA) is daar niet over te spreken. Het is niet de eerste keer dat Brussel met de pet rondgaat, al valt dat kort voor een verwachte ratingverlaging van het gewest zeer slecht.

Een cirkelvormig plein, overkapt met een luifel met een groendak. Zo had het nieuwe Schumanplein vlak bij het Berlaymontgebouw van de Europese Commissie in Brussel er binnenkort moeten uitzien. De renovatie van het plein is al bezig, maar blijkt duurder dan gedacht. Beliris, het partnerschap tussen de federale regering en het Brussels Gewest om projecten uit te voeren die de internationale uitstraling van Brussel moeten vergroten, laat weten dat de kosten hoger oplopen dan voorzien. 3 miljoen euro extra, en die moet het gewest ophoesten. Geld dat de Brusselse regering beweert niet te hebben. En zelfs als die middelen er zijn, dan nog kunnen ze niet worden vrijgemaakt, want de Brusselse regering is in lopende zaken, laat uittredend minister-president Rudi Vervoort (PS) weten. Wel heeft hij samen met een paar andere ministers een bedelbrief gestuurd naar de Europese Commissie met het verzoek geld vrij te maken voor de renovatie.

Premier Bart De Wever (N-VA) is niet te spreken over de demarche. “Brussel heeft ons met die brief naar meerdere Europese instellingen belachelijk gemaakt. Iedereen weet nu dat Brussel een failed state is en niet eens geld heeft voor openbare werken”, zei hij op de VRT. Hij heeft aan Commissievoorzitter Ursula von der Leyen al verzocht de brief gewoon te negeren.

Een tekort van 24 procent

De bedelbrief van de ontslagnemende Brusselse regering komt op een slecht moment. Vandaag komt Standard & Poor’s (S&P) met een nieuwe rating. Wellicht wordt dat een ratingverlaging. In 2024 ging de Brusselse rating al van AA- naar A+. Nu wordt een A verwacht. De reden is het uitblijven van een Brusselse regering een jaar na de verkiezingen en een barslechte budgettaire situatie. Het tekort van het Brussels Gewest bedraagt 1,5 miljard euro en zou volgend jaar stijgen naar 1,6 miljard euro. Op een totaalbudget van 6,5 miljard euro is dat een tekort van 24 procent.

Een ratingverlaging betekent dat Brussel meer rente zal moeten betalen als het zich wil herfinancieren. De rentelast van het gewest bedraagt nu al 230 miljoen euro. Bij ongewijzigd beleid stijgt ze naar 700 miljoen euro in 2029.

Wel een nuance: de manier waarop S&P een A-rating omschrijft, klinkt niet dramatisch: “Sterk vermogen om aan de financiële verplichtingen te voldoen. Enige gevoeligheid voor de nadelige gevolgen van veranderingen in de economische omstandigheden.” Kortom, Brussel zou vooral extra schade oplopen als zich bijvoorbeeld een recessie aandient. Specialisten in overheidsfinanciën gaan ervan uit dat het gewest pas echt in de gevarenzone komt als de rating nog eens verlaagd wordt en het gewest in de B-categorie belandt.

Als het Brussels Gewest geld tekort heeft, is dat het gevolg van een slecht beleid. Niet omdat de federale overheid of de andere gewesten Brussel stiefmoederlijk behandelen.

Brusselse politici lijken klaplopers

Om dat te vermijden is er een regering met volheid van bevoegdheden nodig die de regionale financiën echt saneert. Vraag is of men dat men wil doen. De verontwaardiging over de bedelbrief aan de Europese Commissie is terecht, maar wie de Belgische economische geschiedenis een beetje kent, weet dat de smeekbedes om geld een Brusselse traditie zijn. Sinds de oprichting van het Brussels Gewest in 1989 is Brussel constant met de pet rondgegaan. Zo ontstaat de indruk dat Brusselse politici klaplopers zijn. Brussel zou volgens hen ondergefinancierd zijn, omdat het niet genoeg geld krijgt voor zijn hoofdstedelijke functie en er welvaart weglekt door de pendelarbeid. Ook dat de vele internationale ambtenaren die in Brussel werken amper belasting betalen, zou een nadeel zijn.

Welnu, bij de verschillende staatshervormingen werd rekening gehouden met de Brusselse grieven. Er kwam een compensatie voor de misgelopen belastinginkomsten. Voor tal van overheidsgebouwen, meer bepaald van EU-instellingen, wordt geen onroerende voorheffing betaald. Om dat te compenseren (de zogenaamde ‘dode hand’) krijgt het gewest jaarlijks  tientallen miljoenen euro’s. Het Beliris-project voor de internationale uitstraling van Brussel was in 2023-2024 goed voor 770 miljoen euro.

Bij de staatshervorming van 2011 volgde een herfinanciering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Een studie van Vives (KU Leuven) leert dat Brussel sinds een netto-ontvanger is (173,3 miljoen euro netto) in plaats van een nettobijdrager.

Ook voordelen aan hoofdstedelijke functie

Het probleem is dat het debat over de lamentabele financiële toestand van Brussel vanuit een beperkte invalshoek wordt gevoerd. De hoofdstedelijke functie bevat behalve lasten ook lusten. In 2009, bij de zoveelste Brusselse bedeltocht, zette toenmalig VIVES-onderzoeker en huidig Vlaams topambtenaar Koen Algoed een aantal voordelen op een rij. Pendelaars zijn om te beginnen geen last. Ze zorgen ook voor overday spending en zwengelen de economie aan. De opbrengsten van de eigen gewestelijke belastingen zijn relatief hoog in Brussel, precies door de aanwezigheid van de vele hoofdkwartieren van bedrijven. Kortom, als het Brussels Gewest geld tekort heeft, is dat het gevolg van een slecht beleid. Niet omdat de federale overheid of de andere gewesten Brussel stiefmoederlijk behandelen.

 

Partner Content