De balans: nog twee maanden valse koopkrachtbeloftes

Vooruit-voorzitster Melissa Depraetere | Foto: Getty
Alain Mouton

Om de aandacht af te leiden van de omstreden terugkeer van Conner Rousseau wil Vooruit-voorzitster Melissa Depraetere van een hogere koopkracht hét verkiezingsthema maken. Ook N-VA en Open Vld springen op die kar: wie werkt, moet minstens 500 euro per maand meer verdienen dan wie niet werkt. Na 9 juni zal echter blijken dat die voorstellen onhaalbaar zijn.

“Onze lonen zitten in de lift. Ze zijn het best beschermd van heel Europa dankzij de automatische loonindexering.” Dat zegt Vooruit-voorzitster Melissa Depraetere in een nieuw campagnefilmpje van de Vlaamse socialisten. Het is opvallend hoe vaak ze het over het beschermen en versterken van de koopkracht heeft. Dat komt de partij goed uit. Het leidt de aandacht af van de terugkeer van ex-voorzitter Conner Rousseau als lijstduwer in Oost-Vlaanderen. Aanvankelijk wilde Vooruit zich in de markt zetten als dam tegen extreemrechts. Maar gezien de racistische uitschuivers van Conner Rousseau, is dat geen goed idee. Daarom moet de campagne rond koopkracht draaien.

Dat Vooruit pluimen op de eigen hoed steekt omdat de koopkracht van de Belgen gegarandeerd is, is wel kort door de bocht. Akkoord, de gezinnen konden de voorbije jaren hun consumptiepatroon aanhouden en dat was zelfs een van de belangrijkste aanjagers van de economische groei. Maar het automatische indexeringsmechanisme is geen verdienste van de politici, net omdat het automatisch is. Er hoeven geen wetten gestemd te worden om die toe te passen.

Het klopt wel dat de Vivaldi-regering de geldbeugel heeft opengetrokken om de koopkracht van de gezinnen tijdens de coronapandemie en de energiecrisis op peil te houden. Maar moeten de regeringspartijen daar zo trots op zijn? Iedereen kreeg overheidssteun, ook zij die het niet nodig hadden. Economen zijn vrijwel unaniem: de extra koopkrachtmaatregelen waren beter gericht op de groep die het echt nodig had.

Indexsprong in zicht

Het gulle Vivaldi-beleid is een van de oorzaken van de ontspoorde begroting. Het Monitoringcomité schat het begrotingstekort voor de gezamenlijke overheid in 2024 op 4,4 procent van het bruto binnenlands product (bbp). Bij ongewijzigd beleid loopt het begrotingstekort tegen 2029 op tot 44,8 miljard euro, of 6,3 procent van het bbp. De volgende regering zal dus moeten saneren, ook in de uitgaven. Uitgaven doen dalen ligt in België echter zeer moeilijk. Ze minder snel doen stijgen kan al verkocht worden als een besparing. De truc die daarvoor in het verleden werd toegepast, is een indexsprong. Goed voor de staatskas omdat ze de uitgavenstijging voor uitkeringen en overheidsadministraties allerhande beperken. Dat betekent ook dat de lonen eenmalig niet automatisch stijgen met de kosten van levensonderhoud.

Met socialisten in de regering is zo’n indexsprong taboe, want een aantasting van de koopkracht. Enkel centrumrechtse regeringen hebben ooit een indexsprong doorgevoerd. Maar na 9 juni zal de druk van de Europese Commissie om de begroting te saneren alleen maar toenemen. Dan zal zelfs een regering met een linkerflank het taboe van een indexsprong moeten doorbreken.

Er is geen enkele budgettaire ruimte om werken via een loutere belastingverlaging aantrekkelijker te maken.

Werken wordt ontmoedigd

Ondertussen hebben ook centrumrechtse partijen de koopkracht als electoraal thema gekaapt. Zij het via een omweg. Open Vld en N-VA stappen in deze campagne met de belofte om werken lonender te maken. Wie werkt zou minstens 500 euro per maand meer moeten verdienen dan wie niet werkt. De partijen zetten daarmee de aanval in op de zogenoemde werkloosheidsval. In België doen zich nog te vaak situaties voor waarbij een werkloze er financieel nauwelijks op vooruitgaat wanneer die voor een baan kiest. Wie twee maanden werkloos is, kijkt volgens de Nationale Bank tegen een marginale aanslagvoet tot 81 procent aan als die gaat werken. Anders gezegd: 81 procent van het brutoloon van de nieuwe baan gaat verloren door hogere belastingen of minder rechten op uitkeringen, terwijl andere voordelen verdwijnen, zoals goedkopere abonnementen op het openbaar vervoer, kinderopvang en voordelige huurprijzen. Wie twee jaar werkloos is, ziet nog altijd 67 procent van zijn extra brutoloon verdwijnen.

De N-VA wijst hier met een beschuldigende vinger naar de regering-De Croo. Die heeft met het royaal optrekken van de uitkeringen de werkloosheidsval vergroot. Het gaat dan over verhogingen van de uitkeringen boven op de indexering. Dat is in het vakjargon het welvaartvast maken van de uitkeringen, waarbij die ook de reële loonstijgingen volgen. Gevolg: in 2019 lag het minimumloon 362 euro hoger dan het leefloon met een persoon ten laste. Vorig jaar lag het minimumloon slechts 178 euro hoger dan het leefloon, waardoor werken relatief werd ontmoedigd.

Een oplossing via de taxshift?

De oplossing voor N-VA en Open Vld? Een taxshift die de lasten op arbeid verder verlaagt via de personenbelasting, zeker voor de laagste lonen. Zo wordt werken aantrekkelijker en sluit de werkloosheidsval zich. De lagere lasten op arbeid worden dan gecompenseerd door vermogenswinstbelastingen en hogere heffingen op consumptie. Minister van Financiën Vincent Van Peteghem (cd&v) legde de afgelopen legislatuur zo’n voorstel op tafel, maar het haalde het niet. Krijgt hij na 9 juni een nieuwe kans?

Verschillende internationale rapporten, onder meer van de OESO en het Internationaal Monetair Fonds wijzen op de noodzaak van zo’n taxshift. Maar een aantal partijen – zeker ter linkerzijde – lezen die rapporten selectief. Zij denken enkel aan hogere belastingen op kapitaal(winsten). Een hogere btw is taboe. Terwijl dat het enige soort taksen is waar België nog niet tot de Europese top behoort. Een belastingverschuiving die werkenden tot 500 euro per maand oplevert, is dus weinig realistisch. Bovendien is er geen enkele budgettaire ruimte om werken via een loutere belastingverlaging aantrekkelijker te maken.

N-VA heeft daarom een ander voorstel klaar om de werkloosheidsval te sluiten: uitkeringen niet meer indexeren en zo de kloof met de nettolonen vergroten. Maar dat is politiek niet haalbaar. Het betekent een verarming voor leefloners en werklozen, en de werkenden zien hun koopkracht niet stijgen. Het gaat dus om loze koopkrachtbeloftes, eigen aan een verkiezingscampagne. Over twee maanden zullen de partijen snel met een andere realiteit worden geconfronteerd.

Partner Content