De balans: geen feestelijke verjaardag voor de sociale zekerheid

Achille Van Acker, premier van België, onthult een gedenkplaat voor François Bovesse op 25 mei 1952. | Foto: Keystone-France/Gamma-Rapho via Getty Images
Alain Mouton
Alain Mouton Journalist

De Belgische sociale zekerheid is 80 jaar oud. Veel reden tot feesten is er niet. Het stelsel kijkt aan tegen een put van 6,2 miljard euro. Alleen een hogere werkzaamheidsgraad en langere loopbanen kunnen de sociale zekerheid overeind houden. Dat leert de recente verhoging van de pensioenleeftijd tot 66 jaar.

Op 28 december 1944 kondigde de Kamer een besluitwet af waardoor alle werknemers in de privé-sector verplicht verzekerd werden tegen ziekte, invaliditeit en werkloosheid. Het was één van de onderdelen van een plan om na de bevrijding van de nazi-bezetting het land herop te bouwen en voor sociale vrede te zorgen. Het besluit dat er op initiatief van de socialist Achille Van Acker kwam, legde de basis van de sociale zekerheid zoals we die nu kennen.

Alleen door de zogenaamde evenwichtsdotatie kan de sociale zekerheid blijven functioneren. Dat zijn middelen uit de algemene begroting die het systeem stutten.

Men kan de 80ste verjaardag van de Belgische sociale zekerheid op twee manieren bekijken. Anno 2025 worden werkloosheidsuitkeringen en pensioenen probleemloos en tijdig uitbetaald, en dat in moeilijke budgettaire tijden. Maar wie het brede financiële plaatje bekijkt, merkt dat er weinig reden is tot vieren. Het stelsel botst op zijn financiële limieten, want het is allesbehalve zelfbedruipend. Bij de oprichting was het de bedoeling dat de sociale bijdragen van de werkenden voldoende waren om de uitkering van de niet-actieven te financieren.

Slechts deels met sociale bijdragen

Dat is allang niet meer het geval. De sociale zekerheid wordt nog maar voor 66 procent gefinancierd met sociale bijdragen. Zelfs andere middelen – btw en roerende voorheffing – zijn onvoldoende om de sociale zekerheid uit de rode cijfers te houden. De put bedraagt 6,2 miljard euro. Alleen door de zogenaamde evenwichtsdotatie kan de sociale zekerheid blijven functioneren. Dat zijn middelen uit de algemene begroting die het systeem stutten. Het gaat om miljarden euro’s die normaal gezien dienen voor de basistaken van de regering, zoals justitie en defensie.

Het probleem van onze sociale zekerheid is de scheve balans tussen te hoge uitgaven en te lage inkomsten. De oorzaken zijn bekend. De werkzaamheidsgraad in België ligt met 73 procent te laag en is ver verwijderd van de doelstelling van 80 procent die verschillende regeringen vooropstellen.

Een van de grote uitdagingen in België is het aan legioen van meer dan 500.000 arbeidsongeschikten. De uitgaven voor ziekte- en invaliditeitsuitkeringen bedroegen tien jaar geleden nog 6,6 miljard euro. Dat is ondertussen gestegen naar 13,4 miljard euro. Wie de sociale zekerheid betaalbaar wil blijven houden, moet hier ingrijpen.

Hogere pensioenleeftijd brengt 1,25 miljard euro op

Een ander heikel punt is de lengte van de loopbanen. Tot eind vorig jaar bedroeg de officiële pensioenleeftijd in België 65 jaar. Maar de effectieve uittredeleeftijd, het moment waar de Belgen de arbeidsmarkt écht verlaten, is 61 jaar. Die moet omhoog. Dat de wettelijke pensioenleeftijd sinds 1 januari 2025 is opgetrokken van 65 naar 66 jaar kan daarbij helpen. Cijfers van de federale verheidsdienst Pensioenen tonen aan dat zo’n hervorming positieve gevolgen heeft voor de sociale zekerheid.

Door het optrekken van de wettelijke pensioenleeftijd naar 66 jaar komen er dit jaar geen 155.000 gepensioneerden bij, maar slechts 80.000. De maatregel – tien jaar geleden genomen door de regering-Michel – moet volgens Pensioenen voor een besparing van 1,25 miljard euro zorgen in 2025 en 2026. Uiteraard zal die groep iets later de arbeidsmarkt verlaten (pakweg tussen 2027 en 2029) wat dan de pensioenkosten zal doen stijgen, maar netto zouden die meerkosten slechts 28 miljoen euro bedragen. Want ondertussen hebben ze ook langer sociale bijdragen en belastingen betaald.

De federale overheidsdienst Pensioen verwacht eenzelfde effect in de periode 2030-2031, wanneer de wettelijke pensioenleeftijd wordt opgetrokken naar 67 jaar. Dat zou een besparing van 1,35 miljard euro opleveren.

Het is slechts één maatregel, maar het bewijst wel hoe hervormingen een direct positief effect hebben op de overheidsfinanciën. Vandaar ook dat de Arizona-onderhandelaars in een finale poging om tot een regeerakkoord te komen vooral inzetten op hervormingen. Het voorbeeld van het optrekken van de wettelijke pensioenleeftijd leert dat zo’n maatregelen wel degelijk loont.

Partner Content