De balans: multinationals met diepe zakken veranderen het wielrennen

Remco Evenepoel | Foto: Tim de Waele/Getty Images
Alain Mouton
Alain Mouton Journalist

Eerst waren mecenassen de gamechangers, nu zijn het multinationals met een groot marketingbudget die het wielrennen naar een andere niveau tillen – niet alleen financieel, maar ook sportief, met nog meer wetenschappelijkere begeleiding. De aanwerving van Remco Evenepoel door Red Bull-Bora-Hansgrohe is daar een voorbeeld van.

350 miljoen euro bedraagt het jaarbudget van het Red Bull Formule 1-team van Max Verstappen. De wielerploeg Red Bull-Bora-Hansgrohe met de energiedrankenproducent, die net Belgiës nummer één Remco Evenepoel heeft aangeworven, draait een omzet van 50 miljoen euro. Het zet de verhoudingen tussen de verschillende sporten op scherp. In West-Europa en zeker België mag ‘de koers’ dan wel een A-sport zijn, wereldwijd is het een B-sport die in niets de omvang van voetbal, tennis of basketbal benadert.

Toch is er iets fundamenteels aan het veranderen in het wielrennen, sinds steeds meer grote bedrijven ploegsponsor zijn geworden. De voorbije jaren zijn naast Red Bull (11 miljard euro omzet) onder meer de retailer Lidl (167 miljard euro), de sportketen Decathlon (16 miljard euro) en de voedingsspecialist DSM-Firmenich (12 miljard euro) in het wielrennen gestapt. Gevolg: de budgetten van de wielerploegen zijn sterk gestegen. Belgische sponsors zoals de lijmenproducent Soudal (1,34 miljard euro) en Intermarché (1,9 miljard euro) kunnen nu eenmaal minder geld vrijmaken voor sportsponsoring.

Niet langer afhankelijk van mecenassen

De komst van de multinationals heeft een grote impact op de achttien topploegen of World Tour-teams. In 2021 bedroeg het totale budget van de WorldTour-teams 379 miljoen euro, ondertussen ging dat budget voorbij 570 miljoen euro. Financieel gezien verandert het wielerlandschap zo op drie manieren.

Ten eerste is het tijdperk van de suggardaddy’s voorbij. In het wielrennen krijgen de ploegen amper een cent van de miljoenen euro’s aan tv-rechten. Die gaan grotendeels naar de organisatoren van wedstrijden. Een wielerploeg overleeft dus enkel bij de gratie van de sponsorende bedrijven. Als die zich plots terugtrekken, dreigt de ploeg te verdwijnen.

De voorbije jaren zorgde een rijke wielermecenas dan vaak voor de financiële reddingsboei. Soms zijn het puissant rijke privépersonen zoals de Tsjech Zdenek Bakala, nog altijd de sterke man achter de ploeg Soudal-Quick-step. Soms zijn het figuren gerelateerd aan overheidsfondsen, zoals de eigenaar van UAE Team Emirates (60 miljoen euro budget), de ploeg van ’s wereld nummer één Tadej Pogacar. De ploeg verzamelt investeerders uit de Verenigde Arabische Emiraten, sjeik Tahnoun bin Zayed al-Nahyan voorop.

Sporteconomen vonden zo’n systeem gebaseerd op de middelen die rijke individuen toestoppen geen stabiele basis. Al waren ze vorig decennium wel een gamechanger. Ze hebben de budgetten van de ploegen voor een eerste keer echt de hoogte ingeduwd.

Op zoek naar marginal gains

De middelen die grote multinationals in het wielrennen pompen, hebben nog een tweede gevolg: de sport is verder aan het professionaliseren, ook en vooral wat begeleiding betreft. Nu er in de Ronde van Frankrijk al meer dan tien jaar geen positieve dopingtest meer is afgelegd, lijkt de wielersport haar donkere verleden achter zich te hebben gelaten.

Er worden weliswaar nog altijd vragen gesteld bij de straffe prestaties van een aantal renners. Zeker als klimrecords worden gebroken die dateren uit de dopingjaren 1995-2000. Alleen: zaken zoals de wielerkledij en het materiaal zijn niet meer te vergelijken met die periode. Om nog maar over de aangepaste voedingspatronen te zwijgen. Een team van diëtisten is vaste prik bij de topploegen.

Die ploegen hebben ook teams die samenwerken met universiteiten om bij de toprenners ‘marginal gains’ te realiseren – één of twee procenten extra die het verschil maken tussen winst en verlies. De case van Remco Evenepoel is daar een schoolvoorbeeld van. De Belg is de beste tijdrijder ter wereld en besteedde al uren in een windtunnel om zijn aerodynamische positie te verbeteren.

Zijn overgang naar Red Bull-Bora-Hangrohe is niet alleen ingegeven door financiële motieven – hij zou er 20 miljoen euro in drie jaar tijd verdienen – de wetenschappelijke begeleiding moet hem helpen om nog beter te presteren.

Fusie van kleine ploegen

Wel heeft het instappen van grote bedrijven als Red Bull en Lidl ook een keerzijde. Binnen de groep van 18 World Tour-ploegen wordt de kloof tussen de top en de basis groter. De top drie (UAE, Red Bull, Team Visma) heeft een budget tussen 45 en 60 miljoen euro. Onderaan komen Intermarché-Wanty en Arké B&B Hotels aan amper 18 miljoen. Dat vertaalt zich niet alleen in de resultaten: UAE won in 2025 al 69 races, Intermarché amper 3.

Om nog enig niveau te halen en sterke renners aan te trekken moeten kleinere ploegen fuseren. Zo gaan Intermarché  en Lotto, een ploeg die net buiten de World Tour-top valt, in 2026 samen om zowel financieel en sportief nog een vuist te kunnen maken tegen de giganten. Wat wel tot een verschraling van het aanbod aan wielerteams kan leiden.

 

Partner Expertise