Laurens Bouckaert

‘Beste EU, laat die digitale euro varen’

Na jaren van voorbereiding schuift de Europese Centrale Bank de digitale euro steeds nadrukkelijker naar voren als de volgende stap in het Europese geldsysteem. Maar hoe dichter de invoering komt, hoe pregnanter de vraag wordt wat dat project concreet toevoegt voor burgers.

Wat is de digitale euro?
De digitale euro wordt opgevat als een door de Europese Centrale Bank (ECB) uitgegeven digitale munt, bedoeld als aanvulling op contant geld. De EU-lidstaten hebben hun steun uitgesproken voor een versie die zowel online als offline bruikbaar is. Er komen limieten op het bedrag dat burgers mogen aanhouden, vast te leggen door de ECB, terwijl de privacybescherming wettelijk gelijkwaardig moet zijn aan die van cash. Het dossier verhuist nu naar het Europees Parlement. De invoering wordt ten vroegste vanaf 2029 verwacht.

“You know what this is? The world’s smallest violin playing just for the waitresses.” Met die sneer doorprikt het personage van Steve Buscemi in de Tarantino-klassieker Reservoir Dogs het vanzelfsprekend geachte medelijden met serveersters in Amerikaanse diners. Ze kozen, zo luidt zijn redenering, zelf voor een slecht betaalde baan in een bekend systeem. Hij weigert zich moreel verantwoordelijk te voelen voor de tekortkomingen ervan en haar een fooi te geven. De repliek past opvallend goed bij de klachten van commerciële banken over de komst van de digitale euro.

Banken waarschuwen voor oneerlijke concurrentie, een deposito-uitstroom en de aantasting van hun rol in het betalingsverkeer. Spontane empathie is hier moeilijk op te brengen. Tijdens de kredietcrisis bleven net die instellingen overeind dankzij massale staatssteun, kapitaalinjecties en impliciete garanties. Toen de markt faalde, fungeerde de belastingbetaler als het laatste redmiddel. Wie vandaag weinig tranen laat om het lot van de banken, is dat dus moeilijk kwalijk te nemen.

Maar zelfs wie de kritiek van de banken resoluut naast zich neerlegt, botst onvermijdelijk op een fundamentelere vraag. Niet alleen die over privacy – hoe belangrijk ook – maar over het nut en de noodzaak. Wat voegt een digitale euro eigenlijk toe aan het Europese betalingssysteem dat al snel, goedkoop en betrouwbaar functioneert? Instantbetalingen, kaartbetalingen en mobiele betaalapps zijn wijdverbreid. Europese consumenten betalen probleemloos, online en offline, zonder noemenswaardige frictie.

Dat is ook de kern van de kritiek van de Nederlandse journalist Arno Wellens, die zich de voorbije jaren in het dossier heeft vastgebeten. Volgens hem is het veelzeggend dat net de Europarlementariër met de meeste dossierkennis het project het hardst afremt: de Spanjaard Fernando Navarrete Rojas, voormalig centraal bankier, lid van de Europese Volkspartij en dus een coalitiegenoot van Ursula von der Leyen. Zijn oordeel: als de digitale euro vandaag wordt ontworpen met een saldoplafond, heeft hij voor de burgers nauwelijks zin. En precies daarom sleept het project zich voort, ongeacht welke institutionele goedkeuringen elders worden gegeven.

‘De digitale euro is een fiets zonder zadel’

Financieel journalist Arno Wellens

De ECB verkoopt de digitale euro graag als antwoord op de digitalisering, de Amerikaanse betaalreuzen en de private stablecoins. Alleen: Europese burgers rekenen vandaag niet af met USDT of USDC aan de kassa. Ze betalen in euro’s, via banken en betaalapps die onder streng toezicht staan. Zelfs het argument van “betaalsoevereiniteit” houdt technisch gezien maar beperkt steek. Betalingen in winkels blijven verlopen via bestaande netwerken zoals Visa en Mastercard. Voor onderlinge overschrijvingen bouwen Europese banken intussen zelf alternatieven, zoals Wero, de opvolger van iDEAL. De centrale bank lijkt zo vooral een oplossing te ontwikkelen voor een probleem dat consumenten nauwelijks ervaren.

Dat maakt de institutionele vraag des te prangender. De kerntaak van de ECB is de prijsstabiliteit te bewaken en, in tweede orde, het financiële systeem ondersteunen – niet optreden als betaalprovider of innovator bij gebrek aan marktfalen. Waarom dringt de centrale bank dan toch zo hard aan? Volgens Wellens is er eigenlijk maar één redenering die van begin tot eind coherent is: de digitale euro is een instrument om het monetaire beleid doeltreffender te laten doorwerken.

Die zogeheten transmissie van het monetaire beleid verwijst naar de manier waarop beslissingen van de centrale bank – vooral renteverlagingen – daadwerkelijk voelbaar worden in de economie. Lagere beleidsrentes moeten lenen goedkoper en sparen minder aantrekkelijk maken, en zo consumptie en investeringen aanzwengelen, vooral tijdens recessies. Dat mechanisme hapert zodra de rente tegen de nulgrens botst. Een digitale munt kan die grens verleggen, op voorwaarde dat burgers niet kunnen uitwijken naar alternatieven die de negatieve rente ontwijken.

Dat verklaart ook waarom de digitale euro in zijn huidige vorm geen volwaardig spaarmiddel mag zijn. Er wordt in geen rente voorzien, er geldt een strikte bovengrens op het bedrag dat men mag aanhouden en een uitstroom uit het banksysteem wordt doelbewust afgeremd. Vanuit het perspectief van de centrale bank is dat logisch: zo blijft het rente-instrument doeltreffend inzetbaar. Vanuit het standpunt van de gebruiker is dat moeilijk te verdedigen. Sparen is een kernfunctie van geld. Of, zoals Wellens het formuleert: de digitale euro is als “een fiets zonder zadel, of een auto met drie wielen”.

Tijdelijke noodmaatregelen?

Daar raakt het debat een diepere laag. Niet omdat centrale banken sinistere intenties zouden koesteren, maar omdat elke nieuwe monetaire infrastructuur de grenzen van het mogelijke verlegt. Zodra geld rechtstreeks kan worden aangestuurd, worden ingrepen zoals een negatieve rente of het ontmoedigen van sparen — vandaag uitzonderlijk — morgen vanzelfsprekender. Dat is geen complotdenken, maar een klassieke vraag naar institutionele macht: welk systeem bouw je, en hoeveel ruimte laat je voor wie na jou komt?

De ECB benadrukt dat zulke beleidsingrepen vandaag niet op de agenda staan. Dat kan correct zijn. Maar de monetaire geschiedenis leert dat noodmaatregelen zelden tijdelijk blijven zodra de instrumenten bestaan. De discussie over de digitale euro gaat daarom niet alleen over efficiëntie of technologische vernieuwing, maar over de verhouding tussen burger, geld en overheid. En zolang de digitale euro voor de burger vooral beperkingen toevoegt aan een systeem dat al werkt, blijft hij wat hij nu is: een project dat technisch misschien interessant is, maar zonder overtuigend maatschappelijk nut. Daarom: beste Europese Unie, laat die digitale euro varen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Expertise