Werkloosheid daalt in Wallonië, maar Vlaanderen blijft locomotief van jobcreatie
Ook in Wallonië en Brussel slaat de jobmotor aan. Het aantal werklozen daalde er tot minder dan 200.000, het laagste peil sinds het begin van de jaren negentig. Toch blijft de kloof met Vlaanderen groot.
195.986 Dat was het exacte aantal Waalse werklozen net voor de zomer. Wallonië komt van ver. In september 2006 waren nog 286.716 Walen werkloos. Wallonië weet dus volop mee te profiteren van de sterke Belgische banencreatie.
Het Waalse onderzoeksinstituut IWEPS voorspelt dat er dit jaar netto 15.000 banen bijkomen in Wallonië, op 41.000 voor heel België. Bij de Waalse arbeidsbemiddelingsdienst Forem is het aantal jobaanbiedingen tussen 2016 en 2017 met 30 procent toegenomen.
Helaas is van een duurzame omslag nog geen sprake. Wallonië surft net als de rest van het land mee op de conjuncturele golf en geniet van de werkgelegenheidseffecten van de taxshift. De beroepsbevolking in Wallonië – mensen die zich effectief aanbieden op de arbeidsmarkt – is bovendien iets minder sterk gestegen dan in andere regio’s en dat heeft altijd een positief effect op de werkloosheidscijfers.
Ook zijn er vorig jaar 4358 Walen uit de werkloosheidsstatistieken verdwenen door de strengere opvolging van werklozen en de beperking van de inschakelingsuitkering (de vroegere wachtuitkering voor schoolverlaters) in de tijd. 66 procent van wie daarvan kon genieten, woont in Wallonië.
Ook in Vlaanderen is de recente daling vooral een gevolg van surfen op de positieve economische conjunctuur” – Jan Denys, Randstad
Volledige tewerkstelling
Met een werkloosheidsgraad van 9,8 procent doet Wallonië het een stuk beter dan Brussel, waar dat cijfer uitkomt op 15 procent (zie Mismatch in Brussel). Maar de kloof met Vlaanderen blijft groot. Met 4,4 procent is Vlaanderen bij de beste leerlingen van Europa. De werkloosheidsgraad in Waals-Brabant, de rijkste Waalse provincie, ligt met 7,7 procent nog altijd een stuk hoger dat in Antwerpen (5,9%), de Vlaamse provincie met de hoogste werkloosheid. De taalgrens blijft een werkloosheidsgrens (zie kaart). Volledige tewerkstelling (minder dan 3 procent werkloosheid) is bijna onbestaande in Wallonië, op enkele gemeenten in de Oostkantons na. In West-Vlaanderen en Vlaams-Brabant zijn er veel meer gemeenten met een werkloosheid van minder dan 3 procent.
Dat Vlaanderen de locomotief van banencreatie blijft, blijkt ook uit de werkgelegenheidsgraad. De Vlaamse werkgelegenheidsgraad ligt met 71,5 procent een stuk hoger dan de Waalse (62,5%) en de Brusselse (58,2%) (zie grafiek Werkgelegenheidsgraad). In zijn recentste vooruitzichten voorspelt het Planbureau dat er in Wallonië 81.000 banen bijkomen tussen 2017 en 2023. Een mooi cijfer, maar in Vlaanderen zouden in die periode netto 200.000 banen worden gecreëerd en in Brussel 32.000. Dat betekent dat Vlaanderen met 58 procent van de beroepsbevolking goed is voor bijna 64 procent van de nieuwe banen. Wallonië, dat 32 procent van de beroepsbevolking vertegenwoordigt, zal 26 procent van de nieuwe banen creëren. Ondanks een sneller draaiende jobmotor ten zuiden van de taalgrens is geen sprake van een Waalse inhaalbeweging.
Oorzaken voor de achterstand
Dat de Waalse arbeidsmarkt achterop blijft hinken, heeft drie oorzaken.
1 Vlaanderen is een open economie
Vlaanderen is goed voor 80 procent van de Belgische export. Het is een meer open economie dan de Waalse, wat betekent dat Vlaanderen de effecten van een economische dip zoals in 2009 en 2013 sneller en harder voelt. De werkgelegenheid nam er in verhouding sneller af dan in andere regio’s. Maar wanneer de economie zich herstelt, is de banencreatie het krachtigst in Vlaanderen. Een regio als Wallonië ‘bloedde’ tijdens de economische neergang van 2013 veel minder, maar een herstel kwam er pas in 2015. De spanningen op de arbeidsmarkt die bij een sterkere economische groei opduiken, manifesteren zich ook sterker in Vlaanderen. In 2017 kwamen bij de arbeidsbemiddelingsdiensten (VDAB, Forem, Actiris) 200.789 vacatures voor knelpuntberoepen binnen: 141.801 of 70 procent daarvan in Vlaanderen en 50.603 of 25 procent in Wallonië.
De werkloosheid in Wallonië kan dalen tot 8 procent, maar niet lager” – Didier Paquot, UWE
2 Gebrek aan opleiding en langdurige werkloosheid
Er zijn in Wallonië een stuk minder vacatures en die raken bovendien moeilijker ingevuld door de grotere mismatch op de arbeidsmarkt. In 2017 bestond 10 procent van de Waalse vacatures uit laaggekwalificeerde functies, terwijl 39 procent van het aantal werkzoekenden laaggeschoold was. In Vlaanderen is die mismatch ook een probleem, zij het minder uitgesproken: 10 procent laaggeschoolde vacatures, 30 procent laaggeschoolde werklozen. Wallonië telt in verhouding veel meer jongeren zonder diploma en zonder opleiding: 12 procent van de min-24-jarigen, tegenover 7 procent in Vlaanderen.
Van de jongeren die zich in 2017 aanboden op de arbeidsmarkt, vond in Wallonië 29 procent geen werk, tegenover 12,8 procent in Vlaanderen. Volgens Didier Paquot, het hoofd van de studiedienst van de Waalse werkgeversorganisatie Union Wallonne des Entreprises (UWE), is het zelfs bij een zeer gunstige conjunctuur moeilijk vacatures in te vullen “omdat de inzetbaarheid van veel werklozen dicht bij nul is. De werkloosheid in Wallonië kan dalen tot 8 procent, maar niet lager.”
Naast het gebrek aan vorming zijn de 123.000 langdurig werklozen (60 procent van het totaal) een probleem. Wie meer dan een jaar uit het arbeidscircuit is, krijgt het almaar moeilijker opnieuw een baan te vinden. Bij een deel van die groep daalt de motivatie en nemen vaardigheden zoals de arbeidsattitude af.
3 Ondermaatse arbeidsmobiliteit
Een vaak gehoorde klacht bij vooral West-Vlaamse bedrijven is dat ze hun vacatures moeilijk ingevuld krijgen en een beroep moeten doen op Franse grensarbeiders. Het blijkt moeilijk Waalse werklozen de taalgrens te doen oversteken. Een verklaring is dat woon-werkverkeer voor laaggeschoolden (52 procent van de Waalse werklozen) een belangrijke kostenfactor is. De Vlaamse en de Waalse minister van Werk hebben dit jaar wel een akkoord afgesloten, waardoor de Forem nog meer op zoek zal gaan naar de geschikte profielen om de Vlaamse vacatures in te vullen. De VDAB zal zorgen voor de juiste vacatures. Het doel is op die manier jaarlijks minstens 2500 Waalse werkzoekenden extra aan de slag te helpen.
‘Geen euforie over Vlaanderen’
In Vlaanderen is de werkloosheidsgraad van 4 procent in zicht. Daarmee zou het gewest het record van 2001 breken. De Vlaamse werkloosheid krimpt sinds augustus 2015. Eind juli telde Vlaanderen volgens de VDAB 205.977 niet-werkende werkzoekenden. Dat zijn er 8,5 procent minder dan vorig jaar. In sommige Vlaamse gemeenten is sprake van totale tewerkstelling. Daar kan Wallonië alleen van dromen. Toch vindt de arbeidsmarktexpert Jan Denys (Ranstad) euforie misplaatst.
“Het is fout zich vast te pinnen op de werkloosheidsgraad”, stelt hij. “Dat geeft de indruk dat het werkloosheidsprobleem is opgelost. Maar 206.000 Vlaamse werklozen blijft een grote groep mensen. Uiteraard is de beroepsbevolking de voorbije jaren gestegen, maar door de conjunctuur en de versterkte activering zou dat cijfer verder moeten dalen. Het gaat om mensen van wie verwacht worden dat ze in tijden van massa’s openstaande vacatures de arbeidsmarkt betreden.”
Ligt het aantal werklozen nog te hoog?
JAN DENYS. “Vlaanderen blijft nog steeds redelijk fors boven vorige dieptepunten van 1990, 2000 en 2007. Toen schommelde het aantal werklozen rond 170.000. Het ziet er niet naar uit dat we het nu beter zullen doen. We raken in Vlaanderen maar niet onder die kritische grens van 170.000. ”
Hoe komt dat?
DENYS. “Een aantal mensen hoort gewoon niet thuis in die groep. Ik denk aan de langdurig werklozen, die zeer moeilijk opnieuw op de arbeidsmarkt terechtkomen. Je kan je afvragen welke resultaten de VDAB daar kan voorleggen. De recente daling is vooral een gevolg van surfen op de positieve economische conjunctuur.”
Kan de arbeidsdeal daarbij niet helpen?
DENYS. “Zoals bij elk politiek akkoord hangt alles hangt af van de uitvoering ervan. Ik ben het overigens niet eens met de Gentse econoom Stijn Baert, die pleit voor hogere uitkeringen na het jobverlies gekoppeld aan een sterkere degressiviteit van de uitkeringen naarmate de tijd vordert. Zijn redenering is dat werklozen sneller moeten voelen dat ze erop achteruitgaan. Dan zullen ze wel werk zoeken of een baan aanvaarden. Die redenering klopt op het eerste gezicht, maar ik wil er even aan herinneren dat de degressiviteit al enkele jaren geleden is ingevoerd. Ik heb de berekende impact daarvan op de banengroei nog niet gezien. Met de arbeidsdeal zouden er 12.000 banen bijkomen. Dan is het effect beperkt.”
Versterkt een hogere uitkering aan het begin van de werkloosheidsperiode niet het verzekeringsprincipe in het stelsel?
DENYS. “Zeker, en dat is een goede zaak. Maar de werkloosheid van korte duur is nu geen probleem. Wie nu zijn baan verliest, vindt in de huidige conjunctuur relatief snel een nieuwe baan. Daarom zeg ik dat hogere uitkeringen aan het begin van de werkloosheid eigenlijk weggegooid geld zijn. Voor mij blijft de oplossing een beperking van de werkloosheidsuitkering in de tijd.”
Mismatch in Brussel
De Brusselse arbeidsmarkt vertoont veel gelijkenissen met de Waalse. Een hoge werkloosheidsgraad (15%), een probleem met inactieve jongeren (33% werkloos), een hoog aantal jongeren zonder diploma of opleiding (13% van de min-24-jarigen), veel langdurig werklozen (59.000 of 63 % van het totaal). Al daalt de werkloosheid ook in Brussel. De tijd dat 20 procent van de Brusselaars geen baan had, lijkt voorbij. Maar de mismatch is ook nergens meer uitgesproken dan in het Brussels Gewest. Laaggeschoolde werkzoekenden (41 % van het totaal) moeten op zoek naar een baan in een regio waar de werkgelegenheid voor 60 procent bestaat uit beroepen waarvoor hoge kwalificaties vereist zijn.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier