Op zoek naar de Belgische Coco Chanel: dit zijn de eerste vrouwelijke topondernemers
Er komen de jongste jaren meer verhalen bovendrijven over vrouwelijke kunstenaars of wetenschappers die onterecht zijn vergeten. Hoe zit het in de bedrijfswereld? Wie waren de eerste vrouwelijke topondernemers?
Hidden Figures is een film uit 2016 over het werk van de Amerikaanse wiskundigen Katherine Johnson, Dorothy Vaughan en Mary Jackson bij het ruimtevaartagentschap NASA. Dat drie Afro-Amerikaanse vrouwen een belangrijke rol hebben gespeeld in de ruimtewedloop van de jaren zestig, toen Afro-Amerikanen nog volop streden voor gelijke rechten, was tussen de plooien van de geschiedenis gevallen.
De drie NASA-wiskundigen zijn lang niet de enige verdienstelijke vrouwen die zijn vergeten. De jongste jaren komen zulke verhalen steeds vaker bovendrijven. In 2018 ontdekte de kunstwereld Michaelina Wautier, een topkunstenares uit de zeventiende eeuw. Twee jaar eerder organiseerde het Prado in Madrid voor het eerst een tentoonstelling met uitsluitend werk van een vrouwelijke kunstenaar, dat van de Antwerpse Clara Peeters. De almaar sterker klinkende roep om meer straten naar een vrouw te vernoemen, past in de trend om vrouwen zichtbaarder te maken.
Vaak wordt onderschat hoe belangrijk rolmodellen zijn om de volgende generatie jonge meisjes te inspireren. ‘ If she can see it, she can be it‘ is de slogan van Inspiring Fifty. De internationale organisatie lanceerde vorig jaar haar eerste Belgische lijst met vijftig vrouwelijke rolmodellen in de technologiewereld. Sinds 1 oktober publiceert Trends wekelijks een artikel over een van de vijftig vrouwen.
Kostwinnersmodel
Naar aanleiding van Internationale Vrouwendag op 8 maart ging Trends op zoek naar de Belgische pioniers onder de vrouwelijke ondernemers. Bij de gedachte aan Belgische ondernemers van voor de Tweede Wereldoorlog vallen al snel namen zoals Ernest Solvay of Lieven Gevaert. Maar wie waren de illustere voorgangsters van voormalige Trends Managers van het Jaar zoals Michèle Sioen, Martine Reynaers en Roos Claeys, de enige vrouwen op die erelijst, die teruggaat tot 1985? Wie is de Belgische Coco Chanel?
Die Franse modeontwerpster is een voorbeeld van een allerminst vergeten onderneemster. Ze richtte het modehuis Chanel op en innoveerde met het chanelpakje en het parfum Chanel N°5. Tegelijk was ze een Parijse societyfiguur en een rolmodel. Haar controversiële leven – ze collaboreerde tijdens de Tweede Wereldoorlog met de nazibezetter – werd meerdere keren verfilmd.
Dat we weinig namen van vrouwelijke ondernemers uit de negentiende of de twintigste eeuw kennen, betekent niet dat maar weinig vrouwen een eigen zaak leidden, zegt Leen Van Molle, emerita met opdracht aan de KU Leuven en gespecialiseerd in de sociale geschiedenis van de nieuwste tijd. “Het is een mythe dat er geen vrouwelijke ondernemers waren”, zegt ze. “Die mythe komt voort uit een korte periode waarin vrouwen effectief minder kansen kregen. Dat was grosso modo tussen 1930 en 1960, toen getrouwde vrouwen werden geweerd van de arbeidsmarkt. Als vrouwen thuisbleven voor het huishouden, zou dat de gezondheid en het welbevinden van de hele maatschappij ten goede komen, was het idee daarachter. Toen in de jaren vijftig de piek van het kostwinnersmodel werd bereikt, konden gezinnen ongeveer rondkomen met één inkomen. Getrouwde vrouwen hoefden dan niet uit werken te gaan, maar ze móchten dat volgens de geldende normen ook niet meer.”
Tussen 1846 en 2000 was minstens 20 tot 30 procent van de Belgische zelfstandigen een vrouw. Ze waren actief in alle delen van het economische leven. Dat blijkt uit cijfers van Peter Heyrman, die daarover begin deze eeuw een uitgebreid artikel schreef in de Kadoc-publicatie Vrouwenzaken-zakenvrouwen. Leen Van Molle was samen met Heyrman redactrice van die publicatie.
Weduwe wordt onderneemster
Wat opvalt, is dat nogal wat van die vrouwelijke ondernemers het familiebedrijf voortzetten of een bedrijf oprichtten na de dood van hun man. Ida Wielemans-Ceuppens zette de Elsense brouwerij Wielemans-Ceuppens op de kaart, nadat haar man in 1863, vlak na de oprichting, was overleden. De brouwerij werd een succes en ging in 1978 op in Artois. Het stijlvolle art-decogebouw in Vorst, waar ooit de brouwerij gevestigd was, is nu de bekende kunsthal WIELS.
Dat zoveel weduwen als onderneemster opduiken, blijkt geen toeval te zijn. Het was heel normaal dat een weduwe het bedrijf waar ze al bij betrokken was, voortzette. Soms pakte een bedrijf daar zelfs mee uit, zoals het Franse champagnehuis Veuve Clicquot. ‘ Veuve‘ is Frans voor ‘weduwe’. De bedrijfsnaam verwijst naar Nicole-Barbe Clicquot-Ponsardin. Zij kwam na de dood van haar man aan het hoofd van het bedrijf, legde voor een sterkere focus op champagne en pakte uit met enkele innovaties.
Dat weduwen prominent aanwezig zijn als onderneemsters heeft te maken met de eeuwenlange achterstelling van vrouwen. Het burgerlijk wetboek gaf de echtgenoot in het huwelijk ‘maritale macht’. Hij alleen werd als rechtspersoon erkend, getrouwde vrouwen waren handelingsonbekwaam. Ambtenaren zetten een onderneming van een vrouw soms met één pennentrek op naam van haar echtgenoot. De maritale macht in het huwelijk werd pas afgeschaft in 1958, tien jaar nadat Belgische vrouwen stemrecht kregen voor het parlement.
Uitzondering voor koopvrouwen
De cijfers van Peter Heyrman dat ongeveer een derde van de zelfstandigen een vrouw was, is dus een onderschatting. Het waren er meer. “Er leek een spanning te bestaan tussen het burgerlijk wetboek, dat de getrouwde vrouw onderwierp aan de maritale macht, en het wetboek van koophandel, dat een uitzondering maakte voor ‘koopvrouwen'”, zegt Leen Van Molle. “Een zakenvrouw kon haar zaak na haar huwelijk gewoon voortzetten, mits haar man daarmee instemde. De wetgever besefte heel goed dat de vrouwelijke ondernemers niet konden worden gemist.”
Fanny Diercxsens-Aubergé is een goed voorbeeld. Ze kwam uit Frankrijk, maar trouwde met een telg van de Belgische ondernemersfamilie Diercxsens. Eerst stond ze vooral bekend als sociaal onderneemster in Mol en Turnhout. Diercxsens-Aubergé was voorzitster van het Rode Kruis, nam het op voor de kantwerksters en werd tijdens de Eerste Wereldoorlog een verzetsheldin. Na de oorlog richtte ze het kantbedrijf La Campinoise op, omdat er na de oorlog veel kantvoorraden overbleven. Dat kwam onder meer doordat de vraag naar oorlogskant – Amerikanen en Britten kochten veel kant uit solidariteit – wegviel. Met La Campinoise bouwde Diercxsens-Aubergé een nieuw distributienetwerk, dat tot de in de Verenigde Staten reikte.
Van alle ondernemende vrouwen (zie kader Tien vrouwelijke pioniers) is Honorine Deschrijver wellicht de meest opvallende, met een levensverhaal dat smeekt om een verfilming. De Coco Chanel van het noorden, zoals ze werd genoemd, had net als Chanel een harde jeugd. Als dochter van een dienstmeid verhuisde ze als tiener naar Brussel. Samen met haar latere man Paul-Gustave Van Hecke stichtte en leidde ze tijdens de Eerste Wereldoorlog het modehuis Couture Norine, gevestigd aan de Brusselse Louizalaan. Het was het eerste Belgische couturehuis dat niet de Parijse mode kopieerde, maar zelf ontwerpen maakte. Het eerste Belgische modelabel, het begin van een traditie die later tot topontwerpers en modemerken zoals Dirk Bikkembergs, Marina Yee en Ann Demeulemeester zou leiden.
Tien vrouwelijke pioniers
Dit zijn tien opmerkelijke zakenvrouwen die voor 1945 aan hun carrière begonnen.
In Lokeren richtte Anne-Marie Cogen in 1922 de haarsnijderij Anciens Etablissements Epouse Jacobs op, een verwijzing naar haar overleden man. Naar Cogen, die een internationaal zakennetwerk had en bevriend was met verschillende kunstenaars, is in Lokeren een straat vernoemd. Ze stierf in 1962, maar het bedrijf bleef nog een kleine twee decennia bestaan.
Jeanne-Marie Artois is de laatste telg van de familie Artois, die de gelijknamige Leuvense brouwerij leidde. Brouwerij Artois zou later opgaan in AB InBev. Ze had al een managementfunctie in de brouwerij toen ze trouwde, en bleef het familiebedrijf leiden tot haar dood in 1840.
De Gentse Céline Dangotte kwam uit een ondernemersnest. In 1905 werd de feministe lid van de Gentse meisjesclub De Flinken. In 1912 nam ze in Brussel de interieurzaak over die haar moeder Leopoldine Coppieters in 1910 had opgericht na haar scheiding. Onder Dangotte verwierf de zaak, L’Art Décoratif C. Dangotte, internationale bekendheid.
Antoinette Brepols leidde Drukkerij Brepols van de dood van haar vader in 1845 tot 1865. Later kwam haar schoondochter Josephina Frederica Dessauer aan het hoofd. In de twintigste eeuw groeide het bedrijf sterk, maar later werd het opgesplitst in verschillende vennootschappen. Een deel van het bedrijf ging op in Cartamundi.
In Luik is sinds enkele jaren een straat vernoemd naar Adelaïde Coudère. De Brugse verhuisde naar Luik, waar ze met haar man Englebert oprichtte, een bedrijf dat rubberproducten maakt. Nadat Oscar Englebert ziek werd in 1982, leidde Coudère het bedrijf alleen. Ze diversifieerde de activiteiten door ook auto- en fietsbanden te produceren.
Barbe Stoupy trouwde in 1735 met Matthias Nettine. Het koppel vestigde zich in Brussel, waar het een bank uitbouwde. Het zakelijke talent van Barbe Nettine zorgde ervoor dat Banque Nettine in 1744 een staatsbank werd. Nadat haar man in 1749 was overleden, leidde Barbe Nettine de bank tot haar dood, waarna haar oudste dochter Dieudonnée de leiding kreeg.
Marie-Thérèse Rossel nam in 1935, toen ze 25 was, Groupe Rossel in handen, nadat haar vader was overleden. Ze bouwde het mediabedrijf uit tot haar dood in 1987 en was hoofdredacteur van de krant Le Soir.
Chantal Coché nam samen met haar man in 1869 het familiebedrijf over, een porseleinmanufactuur in Etterbeek. Het koppel deed het bedrijf stevig groeien. Na de dood van haar man leidde Chantal Coché de Elsense onderneming meer dan drie decennia alleen. Later zou haar nicht Marthe Coché het bedrijf leiden.
Danseres en choreografe Jeanne Brabants is een voorbeeld van een cultureel onderneemster. In Londen richtte ze in 1941 haar eigen gezelschap op. Later zou ze het Ballet van Vlaanderen stichten. Ze is een rolmodel voor danseres-choreografe Anne Teresa De Keersmaeker, die met het Brusselse P.A.R.T.S. een wereldvermaarde dansschool oprichtte.
De Waalse studente Angèle Manteau woonde in Brussel bij het Nederlands echtpaar Greshoff. Ze leerde Nederlands en via de Greshoffs bouwde ze een netwerk uit in de Nederlandstalige literaire wereld. In 1932 begon ze een importhandel en in 1938 richtte ze een uitgeverij op, die ze zelf leidde. Manteau zou decennialang Vlaamse topauteurs uitgeven, van Johan Daisne over Jos Vandeloo tot Ward Ruyslinck.
20 à 30 procent van de Belgische zelfstandigen tussen 1846 en 2000 was een vrouw.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier