Israëlische start-up Aleph Farms lonkt met kweekvlees naar Europese markt
Een steak waarvoor nooit nog een koe geslacht hoeft te worden. Het klinkt surrealistisch, maar de Israëlische start-up Aleph Farms heeft zijn eerste prototype klaar. Over drie jaar zou de kweeksteak in de Belgische supermarkten kunnen liggen.
De setting heeft iets onwezenlijks: een Israëlische topchef, een bescheiden bedrijfskeukentje en een minuscuul lapje vlees. Voor onze ogen suddert het eerste tastbare resultaat van een innovatietraject dat op termijn in een miljardenbusiness moet uitmonden. Enkele minuten later krijgen we zo’n stukje kweeksteak voorgeschoteld. De smaak zit al goed, maar aan de textuur en het uitzicht is nog wat werk: geen enkele rechtgeaarde vleesliefhebber zou dit dunne lapje vlees al een sappige steak durven te noemen.
In een wat anoniem bedrijfsgebouw op 30 kilometer van Tel Aviv begon de Joodse Fransman Didier Toubia vier jaar geleden aan een zoektocht naar de heilige graal: rundvlees dat volledig in een bioreactor kan worden gekweekt, op basis van een handvol stamcellen die uit de spiermassa van koeien zijn gehaald. In de wetenschap dat de wereldwijde vleesconsumptie tegen 2040 nog met de helft zal toenemen, terwijl de klassieke vleesproductie in die periode met 30 procent zal afnemen, wordt voor kweekvlees een reusachtig potentieel voorspeld. Volgens de Amerikaanse consultancyreus AT Kearney zou de wereldwijde markt voor kweekvlees tegen 2040 630 miljard dollar waard zijn.
De productie van kweeksteak op basis van stamcellen is geen verre toekomstmuziek meer. Maar we moeten ook eerlijk zijn: we zijn er nog lang niet. Wat nu op tafel ligt, is nog geen product dat je morgen in de supermarkt om de hoek zal aantreffen” Didier Toubia
“Voor de productie van 1 kilo rundvlees is 15.000 liter water nodig. Bovendien neemt de veeteelt wereldwijd al 70 procent van alle beschikbare landbouwgrond in beslag”, rekent Didier Toubia ons voor. “De ecologische impact van de vleessector is dus gigantisch, en op termijn zullen we wel verplicht zijn uit te kijken naar alternatieven. Plantaardige vleesvervangers zijn één optie, kweekvlees is een andere.”
Ook het groeiende bewustzijn rond dierenwelzijn speelt de vleessector parten: elk jaar worden 56 miljard dieren geslacht voor menselijke vleesconsumptie. Ook in die markt kan Aleph Farms heel wat zieltjes winnen.
Regeneratieve geneeskunde
Aleph Farms vond onderdak in een bedrijvenpark waar ook al de lokale voedselincubator The Kitchen gevestigd was. Bij de ontwikkeling van de eerste kweeksteak kon het ook terugvallen op de kennis van het Technion Israel Institute of Technology in voeding en op het indrukwekkende Israëlische ecosysteem voor start-ups. Intussen werkt bij Aleph Farms een team van een vijftiental mensen.
De voorbije jaren haalden al enkele start-ups het nieuws met onder meer vleesburgers op basis van dierencellen. Op het eerste echte stukje artificieel rundvlees was het evenwel wachten tot eind vorig jaar. Toen kondigde Aleph Farms aan dat het de allereerste kweeksteak ontwikkeld had die in smaak en textuur ook echt vergelijkbaar zou zijn met rundvlees. Enkele maanden geleden volgde het nieuws dat de start-up ruim 11 miljoen dollar had opgehaald voor de verdere ontwikkeling en de commercialisering van zijn kweekvlees.
“Eind vorig jaar hebben we de wereld voor het eerst getoond dat de productie van kweeksteak op basis van stamcellen geen toekomstmuziek meer is”, vertelt Toubia. “We hebben al gigantische stappen gedaan, maar we moeten ook eerlijk zijn: we zijn er nog lang niet. Wat nu op tafel ligt, is nog geen product dat je morgen in de supermarkt om de hoek zal aantreffen.”
Voor die eerste kweeksteak haalde Toubia de mosterd bij de regeneratieve geneeskunde. Daarin wordt al volop geëxperimenteerd met eigen weefselcellen die buiten het lichaam worden opgekweekt en vervolgens opnieuw in bepaalde organen ingeplant, met de bedoeling ziektes te genezen of op termijn volledige organen te vervangen.
Toubia maakt zich sterk dat zijn bedrijf tegen eind 2020 met een kweeksteak zal komen die klaar is voor commercialisering. “Maar ook dan zijn we er nog niet”, stelt hij. “Parallel met de verfijning van onze steak moeten we ook de technologie ontwikkelen en een productieproces op punt stellen, die ons zullen toelaten kweekvlees op grote schaal te produceren. Daar lopen onze wegen en die van de medische sector ver uit elkaar: de kweek van een klein stukje hartweefsel buiten het lichaam zal een relatief kleinschalige business blijven, met een exorbitant hoog prijskaartje. Willen we de vleessector op een nieuwe leest schoeien, dan moeten de productiekosten van het kweekvlees nog gigantisch naar beneden.” Aan het ontiegelijk kleine lapje vlees dat we in Israël op ons bord kregen, hing een geschat prijskaartje van ruim 50 dollar.
“Tegen eind 2022 willen we proeffabrieken opstarten, die ons moeten toelaten met de grootschalige productie van kweekvlees te starten. Daarvoor hebben we ook de goedkeuring nodig van onder meer de Europese en de Amerikaanse overheid.”
Vers geld
In Silicon Valley maken start-ups als New Age Meats en Memphis Meats zich op om de markt te veroveren met producten die zouden moeten uitgroeien tot een waardig alternatief voor vleesburgers. Ook almaar meer durfkapitalisten en technologiereuzen laten een begerig oog vallen op de sector. “Ze stonden zowat in de rij toen we op zoek gingen naar vers geld”, vertelt Toubia. “We hebben toen kandidaat-investeerders moeten weigeren. Tot zowat een jaar geleden schatten investeerders onze business nog als bijzonder risicovol en vooral gericht op de verre toekomst in, maar het tij lijkt gekeerd.”
Maar Toubia wil zich niet laten opjagen. “Natuurlijk was het mooi meegenomen dat wij vorig jaar als eerste met een kweeksteak naar buiten konden komen, maar op wat langere termijn maakt het me weinig uit of we daarmee al dan niet als eerste op de markt zullen komen. Cruciaal is de kwaliteit van het product. Daarom hebben we ons nooit op de hamburgermarkt willen storten: rond een stuk steak hangt een aureool van kwaliteit. Dat kan je bezwaarlijk van een hamburger beweren. In de Verenigde Staten is vlees in eerste instantie een bron van proteïnen, terwijl wij de nadruk willen leggen op de zintuiglijke aspecten én de nutritionele kwaliteiten van ons product. Daar staat tegenover dat de ontwikkeling van ons kweekvlees oneindig veel moeilijker is dan de producten die je hier en daar al op de markt ziet verschijnen.”
Aleph Farms gunde ons ook een inkijk in het laboratorium. Foto’s maken was strikt verboden, en één boodschap kronkelde als een rode draad door de rondleiding: we mogen dan wel vlees produceren in een kil laboratorium, in essentie doen we niets anders dan de natuur nabootsen in een zeer gecontroleerde omgeving. Genetische modificatie is uit den boze en de kleinschalige bioreactor waarin het vlees wordt gekweekt, wordt op termijn vervangen door grootschalige, volledig geautomatiseerde bio-farms.
“In essentie komt het er op neer de ideale omstandigheden te scheppen, waarin de stamcellen – in combinatie met andere cellen en via de toevoeging van onder meer ijzer en vitaminen – zich kunnen vermenigvuldigen”, klinkt het in het labo. “Die cultuur kweken we dan eerst op in een incubator, en vervolgens gaat ze naar een bioreactor.” Dat proces duurt drie weken.
Sleutelrol voor België
Hoewel het nog minstens twee tot drie jaar zal duren alvorens we kweeksteak in de winkelrekken zullen vinden, Aleph Farms bereidt zich al volop voor op die marktlancering. En de kans bestaat dat daarin voor ons land een sleutelrol is weggelegd. De sterke focus op kwaliteit maakt van de Europese markt een topprioriteit voor Aleph Farms. Onze strategische ligging, de sterk gediversifieerde markt én de belangrijke culinaire traditie plaatsen België min of meer in polepositie.
Hij onderhandelt in ons land al met enkele supermarktketens. “De eerste reacties zijn zeer positief. Ze beseffen maar al te goed dat de consument openstaat voor innovatieve producten en oplossingen. Duurzamer, maar ook een stuk gezonder. Met een technologie die het mogelijk moet maken vlees te produceren buiten de traditionele agro-industrie om, spelen we daar op in.”
Over het antwoord op de vraag waar nog de grootste struikelblokken liggen, hoeft Toubia niet lang na te denken. “Er zijn er nog behoorlijk wat, maar een goede communicatie over wat we precies doen en wat we níét doen, is prioritair. We moeten transparant zijn over de voordelen en de beperkingen van onze technologie. En we moeten ook durven toe te geven dat kweekvlees wellicht niet de enige zaligmakende oplossing zal zijn, als we de vleesindustrie een stuk duurzamer en gezonder willen maken. Daarnaast moeten we ook op zoek gaan naar een vorm van samenwerking met de traditionele vleesindustrie. De eerste stappen daartoe zijn al ondernomen: Migros, een grote Zwitserse groep die zowel actief is in de vleesproductie als in de grootdistributie, is begin dit jaar mee in ons kapitaal gestapt. Dat soort bedrijven lijkt stilaan te beseffen dat kweekvlees op termijn voor hen ook een kans kan zijn. Een heel ander verhaal zijn de echte veekwekers. In die sector gaan tientallen miljarden dollars om. Ze staat bijzonder wantrouwig tegenover onze technologie en kan in Brussel terugvallen op een legertje lobbyisten.”
Hij pleit ook voor realisme: het is niet de ambitie de traditionele landbouw volledig te vervangen. “We hopen vooral een gezonder en duurzamer alternatief te kunnen leveren voor factory farming, de industriële vleesproductie die dieren nog zuiver als productiemachines beschouwt. Voor dat soort massaproductie is onze technologie op termijn zowel efficiënter als gezonder. Parallel daarmee zie ik een meer traditionele en kleinschalige veeteelt voortbestaan, die conventioneel maar kwalitatief hoogstaand vlees produceert.”
630 miljard
dollar zou de wereldwijde markt voor kweekvlees waard zijn tegen 2040, volgens de Amerikaanse consultancyreus AT Kearney.
40 procent
van de Belgen staat postief tegenover kweekvlees, volgens Ipsos.
België lijkt klaar voor kweekvlees
Het marktonderzoeksbureau Ipsos voerde onlangs, in opdracht van de dierenwelzijnsorganisatie Gaia, een peiling uit naar de houding van de Belgische consument ten opzichte van kweekvlees. Daaruit bleek dat ruim 40 procent van de bevolking positief staat tegenover kweekvlees, hoewel dat product dus nog niet echt op de markt is. Een haast even groot percentage van de ondervraagden toonde zich eerder neutraal, 15 procent was ronduit negatief.
Een gelijkaardige enquête in de Verenigde Staten toonde in 2017 al aan dat daar zowat 65 procent van de bevolking bereid zou zijn kweekvlees een kans te geven. De gemiddelde vleesconsumptie in ons land is de voorbije tien jaar met 22 procent gedaald, maar de Belgische vleesproductie stijgt nog altijd lichtjes. Dat heeft te maken met de toenemende export. Volgens cijfers van het Wereldvoedselagentschap zou de vraag naar vlees wereldwijd met 70 procent stijgen tegen 2050.
De olifant in de kamer: het prijskaartje
“Reken op enkele tientallen procenten extra in vergelijking met de prijs die je vandaag neertelt voor een conventionele steak”, zegt Didier Toubia, medeoprichter en de CEO van Aleph Farms. “Plantaardige vleesvervangers zijn ook nog een stukje duurder dan echt vlees, terwijl wij wel echt vlees op de markt brengen.” Op langere termijn ziet hij de prijs van kweekvlees onder die van conventioneel vlees duiken. “In eerste instantie omdat we voor kweekvlees van een pak minder natuurlijke ingrediënten moeten vertrekken, maar ook omdat het productieproces stukken efficiënter en korter is. Nu gebruiken we hoogstens 30 procent van een koe voor de eigenlijke vleesproductie, de rest gaat min of meer verloren. Maar nogmaals: een zo goedkoop mogelijk product op de markt brengen is niet onze voornaamste prioriteit.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier