Bedrijven en onderwijs kunnen elkaar beter maken: drie concrete voorstellen voor meer samenwerking

© Getty Images
Roeland Byl redacteur bij Trends

Hoe beter het onderwijs, hoe meer de economie groeit en bloeit. Helaas voor Vlaanderen geldt het omgekeerde ook. Nu de kwaliteit van ons onderwijs achteruitgaat, komen de werkgevers met oplossingen om onze leerlingen beter voor te bereiden op de arbeidsmarkt. Een flexibel kader is de rode draad.

Bereidt het Vlaamse onderwijs voldoende voor op een baan in het bedrijfsleven? Voka vindt van niet. Dat staat in een paper die de werkgeversorganisatie voor de zomervakantie publiceerde. De auteur is Jonas De Raeve, tot voor kort de onderwijsexpert bij Voka en nu directeur algemene belangen bij Voka Limburg. “Voor het goed functioneren van de arbeidsmarkt is het noodzakelijk dat de kwaliteit van het onderwijs op peil blijft”, zegt hij. “In internationale vergelijkingen gaat Vlaanderen er de jongste jaren telkens op achteruit. Dat zet druk op de arbeidsmarkt en is uiteindelijk ook slecht voor de economie. Onderzoek toont een verband aan tussen economische groei en de PISA-resultaten” (Program for International Student Assessment, een grootschalig onderzoek naar de kennis en vaardigheden van 15-jarigen, nvdr).

20 procent van de Vlaamse leerlingen studeert af in een STEM-richting. In Duitsland is dat zo’n 35 procent.

Niet alleen de dalende kwaliteit van het onderwijs baart hem zorgen, maar ook dat er te weinig leerlingen en studenten een STEM-opleiding volgen (science, technology, engineering, mathematics). Slechts 20 procent van de leerlingen studeert af in zo’n richting; in ‘gidsland’ Duitsland is dat zo’n 35 procent. “We kunnen ervan uitgaan dat we door de digitalisering en de klimaatuitdaging meer mensen met STEM-expertise nodig hebben. Het is alarmerend dat Vlaanderen er nauwelijks in slaagt voldoende jongeren te overtuigen om voor die studiedomeinen te kiezen. En ik heb het niet alleen over de hogere opleidingen, want zeker in het technisch of beroepsonderwijs boeken we ondanks diverse actieplannen nauwelijks vooruitgang.”

En dus pleit Voka onder meer voor meer samenwerking tussen de scholen en de bedrijven. Bijvoorbeeld door bedrijfsleiders in de raden van bestuur van scholen op te nemen of bedrijfsstages op te zetten. Maar zulke samenwerkingen bestaan toch al? “Er gebeuren wel zaken, maar tot op heden is dat altijd vrij beperkt gebleven. Dat heeft te maken met de beperkte autonomie van de scholen. Voor schooldirecteurs is het nogal complex om voluit met externe partners samen te werken. Bovendien overheerst het idee dat een bedrijfseconomische logica niet thuishoort op de schoolbanken. In die visie is onderwijs een publieke taak en moet de bedrijfswereld zich niet bemoeien tot aan de diploma-uitreiking. Wij denken dat al veel vroeger wederzijdse invloed nastreven, tot boeiende resultaten zou leiden.”

Drie hefbomen

Voka ziet drie heel concrete hefbomen om ons onderwijs beter te maken. Een eerste is ondernemingsgericht onderwijs. “Onze paper was in de eerste plaats een oproep naar onze eigen achterban om die samenwerkingen actief op te zoeken. Dat is natuurlijk niet altijd vanzelfsprekend en het vergt een extra investering, want er moeten mensen en middelen vrijgemaakt worden. Maar op lange termijn rendeert het.”

De werkgeversorganisatie vraagt van de overheid een kader dat zo’n kruisbestuiving vergemakkelijkt. Op dit moment staat het strikt gereguleerde onderwijslandschap zulke samenwerkingen vaak in de weg. Vooral in technische en beroepsopleidingen liggen er kansen voor samenwerking met bedrijven. Al benadrukt De Raeve dat “ook in de meer theoretische doorstroom- of aso-richtingen een bedrijfsstage nuttig kan zijn voor het aanleren van zogenoemde soft skills.”

Voka pleit daarnaast voor hybride leerkrachten, die met het ene been in de praktijk staan en met het andere in het onderwijs. “Nu is die combinatie heel moeilijk te maken”, zegt De Raeve. “Ofwel kies je voor het leerkrachtenberoep ofwel voor iets anders. Ik denk dat we moeten evolueren naar meer flexibele contracten, die zo’n combinatie gemakkelijker maken.”

Een derde hefboom is duaal leren. Daar zet Vlaanderen al op in, maar het systeem slaat niet zo goed aan. “Inderdaad”, verzucht Vickie Dekocker, senior onderwijsexpert bij Agoria, de federatie van technologiebedrijven. “We hebben de succesvolle Duitse en Scandinavische voorbeelden proberen te kopiëren naar Vlaanderen. Maar onze economische structuur is helemaal anders. Hier zijn veel minder grote bedrijven; kmo’s maken 80 procent van het economische weefsel uit. Bovendien zit de bevoegdheid over duaal leren in Vlaanderen in de onderwijsregelgeving. In andere landen is dat meestal een onderdeel van het werk- of innovatiebeleid.”

Versnippering

In de praktijk blijken de regels voor duaal leren vaak niet haalbaar. Dekocker vraagt meer flexibiliteit in de regelgeving. “De onderwijslogica is nu te dominant”, zegt ze. “In het onderwijs gelden eindtermen voor wat iemand moet kunnen en kennen. Duaal leren wordt gezien als een methode om die leerdoelen op een andere manier te halen. Maar als de leerdoelen te rigide zijn vastgelegd, is het soms moeilijk om die in de bedrijfsrealiteit in te passen.”

Bij Voka beseft De Raeve dat de weg nog lang is. “De versnippering van middelen en expertise speelt een rol”, zegt hij. “Scholen die duaal leren aanbieden, kiezen daar meestal niet voluit voor. Ze blijven vaak ook de normale studierichtingen aanbieden, zodat leerlingen de keuze hebben. Je ziet vaak dat slechts enkele leerlingen dan kiezen voor de duale variant.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content