Zuinig maar zacht
De Vlaamse overheid is zuiniger dan de Waalse. Toch geeft ze meer geld aan zachte sectoren als welzijn en leefmilieu. Wallonië van zijn kant houdt van een weelderig bestuursapparaat. Dat staat in een nieuwe studie van de werkgeversorganisatie VEV. Niet alleen de economie van beide landsdelen is uit elkaar gegroeid, ook het beleid loopt steeds verder uiteen.
Vlaanderen is zuiniger dan Wallonië. Want per hoofd van de bevolking geeft de Waalse overheid ruim 16 % meer uit dan de Vlaamse. Maar, in vergelijking met het Latijnse, “sociale” Wallonië, is Vlaanderen daarom nog niet “harder” : verhoudingsgewijs geeft het immers de helft meer uit aan welzijn dan het zuidelijke landsdeel. Dat zijn de twee voornaamste resultaten van een studie van de Vlaamse werkgeversorganisatie VEV (Vlaams Economisch Verbond) over de verschillen tussen de Vlaamse en Waalse overheidsuitgaven. De auteur van het onderzoek, Guy Clémer van de VEV-studiedienst, onderzocht zowel gewest- als gemeenschapsuitgaven. De rubriek welzijn beschouwde hij dus als een “Waalse” uitgave, hoewel dit strict genomen onder de Franse Gemeenschap valt.
Het risico van zachte uitgaven.
De Vlaamse uitgaven voor een zachte sector als welzijn (ouderen- en gehandicaptenzorg, volksgezondheid, sociale infrastructuur en zo meer) liggen dus de helft hoger dan de Waalse, maar dan wel verhoudingsgewijs (zie figuur 1a). “In ’96 gaf de Vlaamse overheid 56 miljard uit aan welzijn”, legt Clémer uit. “Indien Vlaanderen echter in verhouding tot de totale begroting evenveel had uitgegeven aan welzijn als Wallonië in dat jaar, dan was dat bedrag 37,4 miljard geweest. Dat is een verschil van bijna 19 miljard, ongeveer de helft van 37,4 miljard. Dus : de Vlaamse welzijnsuitgaven lagen proportioneel de helft hoger dan de Waalse.”
Ook voor de zachte sector leefmilieu gaf Vlaanderen verhoudingsgewijs 34 % meer uit dan Wallonië (zie figuur 1a). Een interpretatie van de cijfers geeft Clémer niet. Maar ongetwijfeld hebben bijvoorbeeld de grotere Vlaamse milieu-uitgaven veel te maken met de miljardeninvesteringen in waterzuiveringsinstallaties door Aquafin. Het milieubeleid in Vlaanderen staat veel verder dan in Wallonië, dat daarmee omzeggens nog moet beginnen.
De proportioneel hogere bestedingen voor welzijn en milieu compenseert Vlaanderen met lagere uitgaven voor parlement, regering en administratie. Ook hier is Clémer voorzichtig : “Blijkbaar wenst de Waalse overheid meer zelf te doen en bouwt ze haar administratie dus uit. Wallonië is meer centralistisch.” Het is nochtans duidelijk dat het verschil voor een groot stuk te maken heeft met een andere stijl van besturen. Zo is de traditie van rijkelijk bemande ministeriële kabinetten in Wallonië intact gebleven, iets wat de Vlaamse regering daarentegen bijgesteld heeft. De post “parlement en regering” (die dotaties aan de Raden en uitgaven voor de kabinetten en de regering omvat) ligt niet toevallig de helft lager voor Vlaanderen dan voor Wallonië. In tegenstelling tot Vlaanderen heeft Wallonië immers 2 parlementen en 2 regeringen (voor de Franse Gemeenschap en het Waalse Gewest) en dus een dubbel zo grote bureaucratische achterban. Vlaanderen heeft Gewest en Gemeenschap samengesmolten, Wallonië niet, wat op zich al een bewijs is van de weelderige bestuurscultuur.
Blijven nog de verhoudingsgewijs lagere Vlaamse uitgaven voor economie en werkgelegenheid. Het eerste bevat zaken als expansiesteun en bevordering van buitenlandse handel, het tweede uitgaven voor tewerkstellingsprogramma’s, arbeidsbemiddeling en zo meer. Hier is op het eerste gezicht de verklaring voor het Vlaams-Waalse verschil simpel. Volgens VEV-cijfers is de Vlaamse economie in de periode ’80-’94 met jaarlijks 2 % gegroeid, tegenover slechts 1,2 % voor de Waalse economie. De werkloosheidsgraad in ’95 bedroeg in Vlaanderen 5,8 %, in Wallonië 13,8 %. Vlaanderen geeft dus minder uit aan ondersteuning van de economie en werkgelegenheid gewoon omdat dit minder nodig is. Het verschil in uitgaven zou hier niet liggen aan het beleid maar aan een ongelijke economische toestand. VEV-woordvoerder Jan Van Doren houdt het vooral bij het beleid : “De Vlaamse regering heeft beslist om niet langer verlieslatende bedrijven te steunen. De hulp aan de Boelwerf in Temse is de laatste keer geweest. Wallonië is echter toekomstloze bedrijven blijven subsidiëren, zoals Forges de Clabecq. Het Vlaamse budget voor expansiesteun is trouwens op 5 jaar tijd zowat gehalveerd. Het Vlaams-Waalse verschil in uitgaven ligt dus aan beleidskeuzen, en niet aan de economie.”
Is die stelling vol te houden bij een werkloosheidsgraad die in Wallonië meer dan dubbel zo hoog ligt als in Vlaanderen ? “De Vlaamse regering engageerde zich om de tewerkstelling te stimuleren met omgevingsfactoren, zoals het verbeteren van de infrastructuur, het bevorderen van vorming en van wetenschappelijk onderzoek”, antwoordt Van Doren, die eraan toevoegt : “Het relatief grote gewicht van welzijn in de Vlaamse begroting houdt een risico in : je teert in op uitgaven die op termijn de economie versterken, zoals infrastructuur of onderzoek & ontwikkeling. Alvast aan dat laatste zal de Vlaamse overheid tot en met ’99 jaarlijks 2 miljard meer uitgeven.” De cijfers tonen in ieder geval aan dat voor deze omgevingsfactoren openbare werken en verkeer (met daarin wegen, havens, openbaar vervoer enzovoort), wetenschappelijk onderzoek en onderwijs Vlaanderen niet meer uitgeeft dan de Waalse (zie figuur 1a).
Totale Vlaamse en Waalse uitgaven.
Tot zover de vergelijking van afgelijnde uitgavencategorieën. Clémer vergeleek ook de totale Vlaamse en Waalse uitgaven. In ’96 gaf de Vlaamse overheid in totaal 553,6 miljard uit. Daarin zijn de uitgaven van de Vlaamse Gemeenschapscommissie van Brussel (die de gemeenschapsmateries voor de Brusselse Vlamingen behartigt) en het Mina-fonds voor milieubeleid inbegrepen. Wallonië gaf vorig jaar 401,1 miljard uit. In dat cijfer zitten de uitgaven van de Franse Gemeenschap en het Waalse Gewest, maar ook van de Duitstalige Gemeenschap en de Franse Gemeenschapscommissie van Brussel (die de gemeenschapsmateries regelt voor de Brusselse Franstaligen). Samen maakt dit ongeveer 950 miljard, wat, zo merkt Clémer op, bijna evenveel is als de federale overheid die vorig jaar 1050 miljard uitgaf, intrestlasten niet meegerekend. De uitgaven van het Brussels Gewest bedroegen in ’96 58,5 miljard, maar Clémer laat ze buiten beschouwing omdat hij zich beperkt tot de Vlaams-Waalse vergelijking.
Daarna splitst Clémer de Vlaamse en Waalse uitgaven in gemeenschaps- en gewestmateries. Gemeenschapsmateries zijn persoonsgebonden bevoegdheden zoals onderwijs en welzijn. Gewestmateries zijn territoriaal gebonden bevoegdheden zoals infrastructuur en economie. Ook hier blijkt dat Vlaanderen in verhouding meer uitgeeft aan gemeenschapsmateries dan Wallonië. Het aandeel ervan in de totale uitgaven ligt op 61,7 % voor Vlaanderen tegen 59,4 % voor Wallonië (zie figuur 1b).
Om de uitgaven per hoofd te berekenen, moet Clémer de bevolkingsaantallen corrigeren. Zo “dienen” de Vlaamse Gewestuitgaven 5,88 miljoen Vlamingen, de Vlaamse Gemeenschapsuitgaven echter 6,07 Vlamingen. Het verschil ligt bij de Vlaamse Brusselaars : zij behoren immers tot de Vlaamse Gemeenschap, maar vallen niet onder het Vlaams Gewest. Op dezelfde manier telt de Franse Gemeenschap (inclusief de Duitstalige Gemeenschap) 4,07 miljoen mensen, het Waalse Gewest slechts 3,3 miljoen.
Opnieuw valt de relatieve oververtegenwoordiging van de gemeenschapsmateries op. Voor beide materies geeft Vlaanderen weliswaar minder uit per hoofd dan Wallonië, maar het verschil in de gemeenschapsuitgaven is veel kleiner dan in de gewestuitgaven (zie figuur 2). “Ga eens na hoeveel de Vlaamse uitgaven voor beide materies zouden stijgen indien Vlaanderen per hoofd evenveel uitgaf als Wallonië”, zegt Clémer. “De Vlaamse gemeenschapsuitgaven zouden stijgen van 341,6 miljard naar 355 miljard, een verschil van slechts 4 %. De Vlaamse gewestuitgaven zouden echter omhoogschieten van 212 miljard naar 288,9 miljard, een stijging van 36,3 %.”
Wallonië bevoordeeld.
Dan komt de uitsmijter. In totaal gaf Wallonië vorig jaar 107.624 frank per hoofd uit (zie figuur 2), 15.289 frank of 16,6 % meer dan Vlaanderen. “Dat komt voor een deel door de financieringswet”, aldus Clémer. “Wallonië krijgt beduidend meer geld van de federale overheid dan Vlaanderen.” Concreet kreeg Wallonië in ’96 per capita 87.494 frank aan federale middelen, 6332 frank meer dan Vlaanderen (zie figuur 3). Die 6332 frank maakt ongeveer 40 % uit van 15.289 frank, het totale verschil per hoofd. “De overige 60 % is toe te schrijven aan een voorzichtiger budgettair beleid in Vlaanderen”, aldus Clémer. Anders gezegd : Vlaanderen houdt de vinger op de knip, Wallonië kan guller zijn omdat het meer krijgt van de federale overheid. Maar Wallonië moet uitkijken : binnen 2 jaar is die voorkeursbehandeling afgelopen.
JOZEF VANGELDER
GUY CLEMER (VEV) De Waalse overheid wil meer zelf doen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier