Winst uit het stopcontact
Geen muur in ons land of er zit een Niko in. De laatst overgebleven Belgische producent van stopcontacten en lichtschakelaars bleef lang gespaard van concurrentie vanuit het buitenland. Dat is nu aan het veranderen, maar intussen is de Niko-gewoonte er bij de Belgische elektricien diep ingeschroeid. Is Niko dan, ongewild, een monopolist ? “Geen enkel bedrijf blijft competitief zonder concurrenten,” antwoordt Niko en zoekt met buitenlandse overnames opnieuw de strijd op.
Goedgemutst toont Jo De Backer (38 j.) zijn bedrijf Niko in Sint-Niklaas. Niko, gesticht in 1919 en in handen van de derde generatie van de familie De Backer, maakt de vertrouwde stopcontacten en lichtschakelaars die in het leeuwendeel van de Belgische huizen en gebouwen te vinden zijn. Het bedrijf gooit de deuren open, het is de eerste keer dat Niko een interview toestaat aan een journalist. Deze maand valt de beslissing over een investering van 300 miljoen frank. En in het buitenland zoekt Niko naar overnamekandidaten.
Alleen al de boekhoudkundige cijfers maken van Niko een opvallend bedrijf.
Niko : de omzet steeg van 1,1 miljard frank in ’92 tot 1,3 miljard frank in ’96, de bedrijfswinst schommelde tussen de 230 miljoen frank en 290 miljoen frank. In verhouding tot de toegevoegde waarde, ging de bedrijfswinst nooit onder de 30 %. Al die jaren bedroeg het eigen vermogen liefst 80 % van het balanstotaal van ruim 1,6 miljard frank. De schulden op meer dan een jaar beliepen nooit meer dan… een half miljoen frank. Op de post “geldbeleggingen” is steeds een mooie 600 à 700 miljoen te zien.
Zusterbedrijf Conite : koopt de producten van Niko en brengt ze op de markt. Als verkooponderneming is de toegevoegde waarde nagenoeg gelijk aan de bedrijfswinst, zijnde 434 miljoen frank in ’94, gestegen tot 470 miljoen frank in ’96. De schulden op meer dan een jaar en de geldbeleggingen zijn net zo rooskleurig als die van Niko.
Familiale moederholding Andhers : krijgt jaar na jaar de volledige winst na belasting van Niko en Conite uitgekeerd. Andhers had in ’96 een balanstotaal van 4 miljard frank, een eigen vermogen van 3,8 miljard frank, geen schulden op meer dan een jaar, en 1,4 miljard frank aan geldbeleggingen. De winst vóór belastingen van Andhers bedroeg 600 miljoen frank in ’94, 645 miljoen frank in ’95 en 595 miljoen frank in ’96. Na belasting werd deze winst telkens voor twee derde gereserveerd, “om investeringen te financieren”, aldus Jo De Backer. Het overige derde werd uitgekeerd aan de familiale aandeelhouders : 195 miljoen frank in ’95, en telkens 202 miljoen frank in ’95 en in ’96. “Dat dividend is beter dan wat de markt biedt,” zegt Jo De Backer. Dat is allicht de voornaamste reden waarom de eigenaars het kapitaal van Andhers is intussen verspreid over 5 familietakken hun aandelen nooit hebben verkocht.
Van garagebedrijfje naar 35.000 m2
Ongetwijfeld heeft Jo De Backer geen ongelijk als hij zegt dat deze aantrekkelijke cijfers voortspruiten uit de kwaliteit van de producten en de stroomlijning van het productieproces. Wie aan het eind van de fabricagelijn even een stopcontact of lichtschakelaar vastneemt en bemonstert, heeft inderdaad de indruk dat alleen een hamer die dingen kapot krijgt. De bedrijfshallen zijn ordentelijk ingedeeld in aanpalende ruimten voor aanvoer van grondstoffen, productie van onderdelen, montage, verpakking en verzending. Geen enkele werknemer moet meer dan 5 meter lopen om zich te gerieven. Bij zijn rondgang wijst Jo De Backer om de haverklap op een procédé of een machine die door zijn vader Jozef De Backer, een burgerlijk ingenieur, is ontworpen. De gewoonte om machines zelf te maken, heeft Niko tot op vandaag behouden.
Hier is dus een stukje fiere Vlaamse kmo-traditie aan het werk, dat begon bij de broers Werner en Alfons De Backer de één installateur van gas- en elektrische verlichting, de ander boekhouder in een “garagebedrijfje” in de binnenstad van Sint-Niklaas. Derde stichter was gereedschapsmaker George Smet. Hij stierf kinderloos, zijn aandelen kwamen bij de familie De Backer terecht. In de jaren ’50 ging Niko over op de twee zonen van Alfons : Leo, een licentiaat handels- en financiële wetenschappen, en Jozef. “Leo en mijn vader waren de eersten in Europa die luxemateriaal op de markt brachten : schakelaars afgewerkt met leder of aluminium,” zegt Jo De Backer. “Dat was in ’66. In die jaren waren zij ook de eersten in België om dimmers te fabriceren. Sindsdien brachten wij geen industrieel product pur sang meer, maar een mengeling van functionaliteit en design. Dat vraagt een speciale bedrijfscultuur.”
Merkwaardig is
hoe de Belgische concurrenten van Niko één na één het segment van stopcontacten en schakelaars voor bekeken hielden, zoals het Brusselse Gardy (overgenomen door het Franse Schneider), het Gentse Vynckier (gekocht door het Amerikaanse GE Power Controls) en, lang geleden, het Luikse Teco. Niko groeide intussen lustig door en moest in ’73 uitwijken naar een nieuw bedrijfsgebouw van 25.000 m2 op het industrieterrein van Sint-Niklaas, waar het vandaag zo’n 350 mensen tewerkstelt. In ’92 kocht Niko het Wijnegemse Erea, een producent van kleine transformatoren en goed voor 200 jobs. In ’95 haalde Erea een omzet van 742 miljoen frank, een bedrijfswinst van 190 miljoen frank en keerde aan Andhers 70 miljoen frank uit. En naast het bestaande bedrijfsgebouw in Sint-Niklaas zou een nieuwe kantoor- en productieruimte van 10.000 m2 komen, een investering van 300 miljoen frank, gefinancierd met eigen middelen. “Niko is als enige overgebleven omdat het op een paar uitzonderingen na zich steeds heeft geconcentreerd op stopcontacten en schakelaars,” zegt Michel Berges. “Het vraagt moed om die productfocus te houden, terwijl de concurrentie brood ziet in andere producten.” Berges, tot ’93 lid van het directiecomité van de Generale Bank, is managing partner van het adviesbedrijf Thesaurus (zie Trends, 6 februari ’97). Hij nam het voorzitterschap van Andhers op en behoort tot de drie externe bestuurders die de familie aantrok om “de beslissingen te objectiveren”. Volgens Jo De Backer gaf de focus de mogelijkheid om ietwat rendement in te boeten zodat de kwaliteit omhoog kon. “De andere moesten het eerder hebben van productievolume en schaalvoordelen.”
Zoals bij gevestigde merken
in andere sectoren, word je niet zomaar een klant van Niko. Groothandelaars worden beoordeeld op hun productenaanbod, technische naverkoopdienst, marktdekking en geografische beschikbaarheid. “Je hebt groothandelaars met nationale dekking, maar ook lokale grossiers hebben hun functie,” zegt Jo De Backer. “Met hen hebben we een gesmeerde distributieketen uitgebouwd. Nooit verkopen we rechtstreeks aan de installateurs.” Groothandelaars vertellen dat de charismatische, maar afstandelijke Leo De Backer geregeld jaarresultaten opvroeg van zijn klanten-grossiers, ter controle. Want hoe zwakker de financiële gezondheid van de klant, hoe minder hij koopt aan Niko. In zijn toespraak op hun jaarlijks diner deinsde Leo er niet voor terug om de groothandelaars openlijk aan te manen elkaar niet kapot te concurreren. Niko werkt immers met een systeem van richtprijzen. Het stelt een eindverbruikersprijs voorop, en rekent dan terug om de prijs aan groothandel én die aan de installateur-elektricien te bepalen. “Uiteraard is de groothandel niet verplicht om die prijzen aan de installateur aan te rekenen,” zucht een grossier. “Maar dat betekent niet dat we vragen wat we willen. Die prijslijsten zijn immers universeel verspreid over de installateurs. Je krijgt dus perfecte transparantie en de installateurs gebruiken dat om de grossiers tegen elkaar uit te spelen.”
De macht der gewoonte
Maar kwaliteit, productfocus en gerichte groothandelspolitiek verklaren op zichzelf nog geen marktaandeel in België van naar eigen zeggen 80 % (de schattingen van de grossiers schommelen tussen 60 % en 80 %). Elektrische producten waren tot voor kort een sector bij uitstek waar omwille van de veiligheid allerlei nationale normen en standaarden golden. Bijvoorbeeld voor stopcontacten, één van de voornaamste producten van Niko, is het in België nog steeds verplicht een pin te gebruiken als aarding. Stopcontacten met aardingslamellen aan de rand zoals in Duitsland, Nederland en andere Europese landen zijn hier verboden. Franse stopcontacten hebben wel een aardingspin, maar een kinderveiligheid is niet verplicht, in België wel. Grote producenten hebben zich niet altijd de kosten getroost om hun producten aan te passen aan de kleine Belgische markt, wat aan Niko een zekere beschutting moet hebben geboden. Dat is intussen aan het veranderen. Er zijn nu producenten die zich wel de moeite getroosten, vooral het Franse Legrand met zijn Italiaanse dochter bTICINO.
Voor veel producten
is er trouwens al Europees harmoniseringswerk verricht of is minstens al vrij verkeer georganiseerd. Zo moet een EU-land producten van een andere lidstaat aanvaarden van zodra die aan een aantal essential requirements voldoen. In de praktijk echter blijven de nationale normen vaak doorwegen voor de markt, omdat die al tientallen jaren de gewoonte had met die normering om te gaan. Die gewoontevorming wordt nog versterkt door de nationale keuringsinstanties. Elke elektricien-installateur in ons land gebruikt van oudsher producten met het Belgische keurmerk CEBEC omdat die aan de nationale normen voldoen. Hij weet ook van oudsher dat Niko CEBEC-gemerkte producten maakt. Dus koopt de installateur Niko. “Als ze een bestek maken, geven elektriciens, architecten en studiebureaus voor stopcontacten en schakelaars vaak niet eens de CEBEC-referentie op, maar meteen het artikelnummer uit de catalogus van Niko,” zegt een groothandelaar.
Er zou een geldverslindende marketingcampagne nodig zijn om de markt van een ingebakken gewoonte te doen veranderen. Jo De Backer ontkent dat dit aan Niko een voorsprong geeft. “Het punt is dat je producten zonder het Belgische CEBEC-keurmerk niet aan de straatstenen verkocht krijgt in ons land. Niet omdat CEBEC-producten de gewoonte zijn, maar omdat ze een garantie zijn voor kwaliteit. Je onderwerpt je immers aan de controle van een derde, onafhankelijke partij, wat niet gevraagd wordt in de essential requirements van de EU. CEBEC is niet meer wettelijk vereist, maar de producent is het aan zichzelf verplicht.” Het feit dat buitenlandse ondernemingen, zoals nu ook bTICINO, het CEBEC-keurmerk aanvragen, lijkt De Backer gelijk te geven. Overigens vervangt hij het woord “gewoonte” liever door de “traditie” bij elektriciens om Niko-producten te gebruiken : “België wordt gekenmerkt door vele, kleine installatiebedrijven die overgaan van vader op zoon, samen met de Niko-traditie. Dat creëert een band. We werken daaraan door onder meer leveringen van ons materiaal aan technische scholen.”
Maar enkele groothandelaars
signaleren dat aan het marktaandeel van Niko steeds meer wordt geknibbeld. Een voorbeeld is de aloude Belgische norm dat de afstand tussen de middelpunten van 2 boven elkaar geplaatste schakelaars (of stopcontacten) 6 cm moet bedragen. “De aannemer had al aangepaste gaten in de muur gekapt : buitenlandse schakelaars kreeg je daar niet in, die van Niko uiteraard wel. Je kon alles laten herkappen, maar dat kostte geld,” zegt een groothandelaar. “Wou je dus een nieuwsoortig, buitenlands product installeren, dan moest je dat speciaal aanvragen bij je architect of elektricien.” Intussen hebben buitenlandse producenten zich aan de 6 cm-norm aangepast, onder meer het trendy en ietwat duurdere bTICINO. “Steeds meer architecten en mensen met bouwplannen vragen naar bTICINO,” zegt een grossier. “Dat komt door de cocooning-trend.” Blijkbaar voelt Niko aan dat de tijden veranderen : “Vroeger zag je Niko nooit op beurzen, nu wel.”
Liever overnemen dan exporteren
Cijfers wil Jo De Backer niet geven, maar Niko’s export is gering. Het heeft wel een verkoopfiliaal in Slovakije, Niko Slovakia, dat volgens De Backer “langzaam groeit” en “een eerste kennismaking is met de Oost-Europese markt.” Allicht ligt Niko’s geringe export voor een deel aan de aanpassingsinvesteringen die daarvoor zouden nodig zijn. Voor de productie van stopcontacten voor Duitsland of Nederland bijvoorbeeld, zou Niko een nieuw productieproces moeten bouwen. Indien het bedrijf die investeringen over een te geringe buitenlandse afzet kan spreiden, dreigt de kost per product te hoog te zijn om op te tornen tegen de gevestigde lokale producenten. Dat risico omzeilen is waarschijnlijk de voornaamste reden waarom Niko op zoek is naar overnames in het buitenland. Aan financiële middelen daartoe ontbreekt het de Niko-groep niet, daar wijst Jo De Backer trouwens zelf op. Als er toch ooit vreemd kapitaal nodig zou zijn, “moet dat bespreekbaar kunnen zijn”. In geen geval ziet hij een buitenlandse overname als een eerste stap in de richting van delokalisatie.
Waarom blijft Niko niet gewoon in de warme veiligheid van de Belgische markt ? “In het veranderend Europa mag je niet al je eieren in één mand leggen”, antwoordt Jo De Backer. “Indien we ons zouden beperken tot het verdedigen van onze Belgische marktpositie, snijden we ons af van de concurrentie. We verplichten onszelf om die concurrentie op te zoeken. Want geen enkel bedrijf blijft competitief zonder concurrenten.”
JOZEF VANGELDER
JO DE BACKER (NIKO) De tijd dat de producent van stopcontacten en lichtschakelaars de Belgische markt voor zich alleen had, is voorbij. Maar rijk is het bedrijf intussen wel.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier