WAAROM MOREELS FAALDE

SIZARAIL EXEMPLARISCH.

De ware reden voor de aanhouding van Patrick Claes, directeur van Comazar, de Zuid-Afrikaans-Belgische privé-partner in de “genationaliseerde” spoorwegmaatschappij Sizarail, ligt elders dan de “klassieke” beschuldiging staatsgeld verduisterd te hebben. Het gaat om het “verdwijnen” van 13 miljoen VS-dollar, waarvan Comazar staande houdt deze gestort te hebben op bankrekeningen van de Congolese spoorwegmaatschappij SNCC.

De gevolgen van de stilgevallen spoorlijn laten zich voelen in Zuidoost-Congo, wat de Kabila-regering in een moeilijk parket brengt. Onderhandelingen met Comazar over een nieuw partnership zouden begin augustus worden hervat. Maar Patrick Claes stelde zich erg principieel op. Na een opheffing van zijn blokkade aan de Zambiaanse grens, weigerde Comazar nog rollend materieel te verhuren aan de SNCC indien Comazar het beheer daarvan niet kon behouden (de schuld van SNCC loopt op tot 25 miljoen VS-dollar). Bovendien had Comazar een overeenkomst beklonken met de Canadese mijnbouwmaatschappij Tenke Fungurume Mining voor al zijn trafieken tussen Fungurume en de havensteden Durban, Beira en Dar-Es-Salaam wat niet naar de zin was van de Kabila-regering.

Met zijn harde managementstijl heeft Patrick Claes een totaal verloederde spoorweg weer op gang getrokken. Hij ontsloeg de helft van het personeel en behield 60 van de 400 directeuren. Zo maak je vijanden, die Claes in een kwaad daglicht stelden. Met een onbesuisde nationalisatie als gevolg.

De regering-Kabila probeerde uit de impasse te geraken, maar vindt in Claes een harde onderhandelaar. Waarschijnlijk wordt Claes het zoenoffer dat de weg effent naar een oplossing voor Sizarail (zoals omschreven in Trends van 17 juli ’97) zonder gezichtsverlies voor de Congolese bewindhebbers.

De aanhouding van Patrick Claes kadert in de willekeur en rechtsonzekerheid die het nieuwe regime kenmerken. Belgische ondernemers, bedrijvig onder het vorige regime, worden voor ondervraging opgepakt en doorgaans snel vrijgelaten. Maar wat achterblijft, is een dossier (ondernemers die in Mobutu-land wilden overleven, moesten zich wel “aanpassen” men kan ze dus altijd wel iets aanwrijven). Buitenlandse ondernemers kunnen hiermee naar believen “onder druk worden gezet”. Dagelijks worden ook privé-eigendommen manu militari opgeëist door de nieuwe machthebbers (zoals in Ruanda). Soms wordt “oneigenlijke verrijking onder het Mobutu-regime” ingeroepen. Iets dat rechtbanken moeten uitmaken, niet de vriendjes van het nieuwe regime die zich in huizen installeren.

Hier ligt een taak voor de westerse regeringen. Staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking Reginald Moreels (CVP) toonde in Kinshasa begrip voor het niet-naleven van de basisprincipes van een rechtsstaat. Terwijl buitenlandse ondernemers precies op dat vlak actieve ruggensteun nodig hebben. Ter zake is een gezamenlijk initiatief van alle westerse ambassades noodzakelijk, zoals voorgesteld door de Belgische zakenman Honoré Paelinck (in De Morgen van 25 augustus ’97). Omdat zoals eerder gesteld in Trends van 14 augustus ’97 het Kabila-regime systematisch kritiek probeert te smoren.

Reginald Moreels liet zich de mond snoeren, de EU-delegatie in zijn kielzog liet zich eveneens in slaap wiegen. VN-rapporteur voor de Mensenrechten Roberto Garreton werd persona non grata, evenals Patrick Claes en ook de vrij kritische voorzitter van de Congolese werkgevers José Endundo (zie Trends, 3 juli ’97).

Al geldt voor Moreels, Garreton en wellicht ook Claes, dat zijzelf blunders begingen in hun contacten met het Kabila-regime : geen van de drie heeft terreinkennis ; geen van de drie is vertrouwd met het subtiele machtsspel, waarin eerbieding van duidelijke basisregels waarmee niet gesold wordt gecompenseerd wordt door flinke scheuten diplomatieke soepelheid.

PATRICK CLAES (COMAZAR/SIZARAIL) Westerse ambassades falen in het vinden van de juiste principiële houding ten aanzien van het Kabila-bewind.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content