Vreemdgaan, maar hoe?

Jozef Vangelder
Jozef Vangelder redacteur Trends

Ook de Belgische bedrijven mondialiseren. Maar kiezen ze daarbij voor investeringen of uitbestedingen? Het Planbureau pluisde deze beslissing uit bij 466 grote bedrijven in België. Trends kon het resultaat, morgen voorgesteld op een studiedag, vooraf inkijken.

Investeren in of uitbesteden aan het buitenland? Onze ondernemingen kiezen blijkbaar vaker voor het tweede. Op 466 Belgische bedrijven heeft 24,7% geïnvesteerd over de grenzen en 35,6% uitbesteed aan het buitenland, en dat in de periode 1990-1996. Dat is althans een resultaat van een enquête bij 3000 Belgische ondernemingen, georganiseerd door het Federaal Planbureau – in samenwerking met de KU Leuven en de UCL (Université Catholique de Louvain) – en gefinancierd door de federale Dienst voor Wetenschappelijk, Technologisch en Cultureel Onderzoek(DWTC). De resultaten worden morgen voorgesteld op een studiedag van het Planbureau.

Met 466 respondenten op 3000 ondervraagde bedrijven is het resultaat niet representatief voor het geheel van de Belgische ondernemingen, maar dat was ook de bedoeling niet, aldus Bart Van den Cruyce, auteur van de studie: “Een groot deel van de populatie van de Belgische bedrijven omvat kleine ondernemingen. Voor hen stelt zich het probleem van buitenlandse investeringen of uitbestedingen niet. Daarom bestaat onze steekproef voor meer dan de helft uit multinationale bedrijven. De rest is vergelijkbaar inzake grootteklasse van tewerkstelling. Het overgrote deel staat bloot aan internationale concurrentie.”

Wie?

Belangrijk is het onderscheid bij de respondenten tussen “moeder van een groep”, “zelfstandige eenheid” en “dochter of filiaal van een groep”.

Een grote meerderheid (86,3%) van de moeders onder de respondenten investeerde in het buitenland in de periode 1990-1996, tegenover slechts 21,2% van de zelfstandige eenheden. Achteraan bengelen de dochters of filialen (14,9%), maar dat is niet verwonderlijk: vaak hebben zij niet de bevoegdheid om te investeren in het buitenland, of kunnen zij al gebruik maken van een netwerk van buitenlandse bedrijven.

Zelfstandige eenheden en dochters of filialen besteden liever uit dan dat ze investeren: de twee groepen tellen respectievelijk 31,1% en 36,6% uitbesteders, dat is veel meer dan hun aantal investeerders (zie vorig punt). Bij de moeders is dat omgekeerd: slechts 45,1% heeft uitbesteed, en dat is veel minder dan het aantal investeerders (zie vorig punt).

Binnen de groep van dochters of filialen is er een verschil. 19,6% van de dochters van Belgische groepen investeerde in het buitenland, tegenover slechts 13,6% van de dochters van buitenlandse groepen. Bij uitbestedingen speelt dit verschil niet.

Wat?

Waarin werd geïnvesteerd en wat werd uitbesteed? De enquête kon dat nagaan voor 198 investeringen en 339 uitbestedingen.

Slechts de helft van de investeringen betrof productie, de rest ging naar het opzetten of overnemen van distributienetwerken of verkooppunten in het buitenland (41%), en naar boekhoudkundige, financiële en andere dienstverlening (9%). Van de uitbestedingen ging de overgrote meerderheid naar productie. Slechts 10% van de uitbestedingen sloeg op distributie of verkoop in het betreffende land, en 4% betrof O&O (laten schrijven van software bijvoorbeeld).

Bij de uitbestedingen valt het grote aandeel (65%) op van de productie van niet-hoogtechnologische goederen (inclusief assemblage). Die activiteit (inclusief assemblage) is slechts goed voor 36% van de investeringen. Bij een deel van die 36% gaat de productie gepaard met lokale distributie of O&O. Hightech gaat lopen met 14% van de investeringen. Ook hier doen de uitbestedingen het, met 17% van de projecten, beter.

Waar?

Van 201 investeringen en 461 uitbestedingen gaven de respondenten de plaats van bestemming op. De afstand tot België speelt een grotere rol bij toeleveringen dan bij investeringen. Onze directe buurlanden herbergen 44% van de investeringsprojecten. Dat aandeel stijgt tot 51% als het om uitbestedingen gaat. Van de investeringen gaat 62% naar de landen binnen de EER (de Europese Economische Ruimte, dat is de EU samen met de EVA, de Europese Vrijhandelsassociatie). Bij de uitbestedingen stijgt het aandeel van de EER tot 72%. Maken we abstractie van onze buurlanden, dan is, zowel bij investeringen als bij uitbestedingen, het aandeel van Noord-Europa groter dan dat van Zuid-Europa. Vermelden we nog Oost-Europa, dat 14% van onze investeringen kreeg, en 10% van de uitbestedingscontracten.

Wat waar?

Welke activiteiten gingen naar welke landen? Dat kon de enquête achterhalen voor 192 investeringen en 332 uitbestedingen.

Investeringen: het overgrote deel van de investeringen in diensten (boekhoudkundige, financiële en andere) gaat naar de buurlanden (zie figuur). Investeringen in distributie en verkoop gaan vooral naar rijke en grote landen: de buurlanden, Noord-Europa, Noord-Amerika en de rijke landen in Azië. Productie van niet-hoogtechnologische goederen en assemblage daarentegen gaat voor meer dan 40% naar “armere” gebieden als Zuid-Europa, Afrika (vooral Tunesië en Marokko), en het nabije deel van Oost-Europa (Hongarije, Polen, Tsjechië en Slovakije). De rest van Oost-Europa en de armere Aziatische landen hebben hier een kleiner gewicht, wat erop wijst dat geografische nabijheid nog een rol speelt in dit soort activiteiten.

Nabijheid speelt het minst bij hoogtechnologische producten. 34% van die investeringen gaat naar Noord-Amerika en de rijke landen van Azië (Japan, Taiwan, Zuid-Korea en Singapore). Loonkosten zijn hier niet van belang. Het gaat immers om succesvolle Belgische ondernemingen die hun competitieve voorsprong willen valoriseren door in rijke maar verre markten een productieketen op te zetten.

Uitbestedingen: het merendeel van de uitbestede distributie en verkoop gaat naar onze buurlanden (zie figuur). In de drie andere categorieën schommelt het aandeel van onze buurlanden rond de 50%. Bij de productie van niet-hoogtechnologische goederen en assemblage zijn lage lonen van groot belang, en daarom is hier het aandeel van Afrika (vooral Tunesië en Marokko), Oost-Europa, Turkije en het Midden-Oosten nogal groot. Zo nemen Oost-Europa en Afrika samen meer dan 25% van de uitbestede assemblage voor hun rekening.

Wat niet wil zeggen dat lagelonenlanden geen hightech kunnen binnenhalen. Zo hebben Spanje en Italië relatief lage lonen, toch rijven ze 16% van de uitbestede hoogtechnologische productie binnen: die landen hebben immers geschoold personeel en aangepaste infrastructuur. Daaraan ontbreekt het vaak in gebieden als Oost-Europa en Afrika. Azië en Noord-Amerika van hun kant nemen 22% van de uitbestedingen in hoogtechnologische productie voor hun rekening.

Delokalisatie?

Investeringen in of uitbestedingen aan het buitenland zijn daarom echter nog geen delokalisaties. Een bedrijf kan immers van bij zijn oprichting of bij het opstarten van een nieuwe productielijn gebruik maken van uitbestedingen. Van de 166 bedrijven die uitbesteedden, meldde 31% effectieve vervanging van productie in België door toelevering vanuit het buitenland.

Investeringen gaan nog minder gepaard met delokalisatie, aldus Van den Cruyce. Zoals gemeld, ging slechts de helft van de investeringen naar productie, en dan nog is het motief vaak expansie (toegang krijgen tot de nieuwe afzetmarkt). “Bij uitbesteding is het vaker te doen om kostenbesparing,” aldus Van den Cruyce.

Trouwens, gebruik makend van een ruim bedrijvenbestand (op basis van de balanscentrale van de Nationale Bank en van enquêtes door de Belgische ambassades) kon het Planbureau achterhalen dat delokalisatie slechts slaat op 24% van de industriële investeringen in de EU door Belgische bedrijven. Bij 62% gaat het om marktexpansie, over de rest kreeg het Planbureau geen informatie.

Tot slot, voor een juiste afweging zouden ook de investeringen in of de uitbestedingen aan België vanuit het buitenland moeten worden bekeken. Van den Cruyce: “In 1995 besteedde ons land voor 17 miljard maakloonactiviteiten uit aan het buitenland, maar kreeg er omgekeerd voor 83 miljard binnen. Belangrijk is ook de uitbesteding in België zelf. Dat speelde voor een deel binnenin de hoogtechnologische sector in ons land. Immers, tussen 1990 en 1996 daalde de tewerkstelling in de grote bedrijven van die sector, terwijl die in de kmo’s steeg.”

JOZEF VANGELDER

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content