Twee glazen bier bij het ontbijt
Slechts zes brouwerijen, verbonden aan een abdij, mogen de naam trappist gebruiken. Jef van den Steen weet er alles over (geschiedenis, productie, smaak) en vertelt dat in een fraai boek over de monniken en hun bier.
Jef van den Steen, Trappist – Het bier en de monniken. Davidsfonds, 175 blz., 34,50 euro.
Na de Tweede Wereldoorlog kwamen de toen vijf Belgische trappistenkloosters met een brouwerij voor een dilemma te staan: ofwel de bierproductie beperken tot de hoeveelheid nodig om in het eigen onderhoud te voorzien (zoals Rochefort en Westvleteren kozen), ofwel de productie vergroten en meer winst maken om sociale doelen te financieren (waarvoor Chimay, Orval en Westmalle opteerden).
De geschiedenis van de zes Belgische trappistenabdijen en hun vermaarde bier (in het nog niet vernoemde Achel wordt pas sinds 1998 trappist gebrouwen) vinden we in Trappist – Het bier en de monniken. Nota bene een Aalsterse leraar wiskunde, Jef van den Steen, tekende de historie van de abdijen op met de focus op hun brouwersactiviteiten. Van den Steen hobbiet niet alleen als huisbrouwer, maar bestudeerde het brouwersvak ook aan de Industriële Hogeschool CLT in Gent en geeft het culinaire blad Smaak uit.
In zijn fraai uitgegeven en ook inhoudelijk rijk gestoffeerde trappistenboek vertelt hij niet alleen over het ontstaan van de abdijen en de evolutie van hun bier, hij beschrijft ook de ingrediënten, smaak en gastronomische mogelijkheden van de diverse trappistenbieren. Praktische info over uitstappen naar de kloosters en de omgeving zorgen voor een toeristisch luik. Wie enige economische aspecten te weten wil komen, komt ook aan zijn trekken, waarmee duidelijk wordt dat Van den Steens trappistengetuigenis méér biedt dan het zoveelste gladgekamde hersenloze koffietafelboek.
Asielzoekers. Ironisch genoeg hebben we de trappist, momenteel een Belgisch cultuurproduct par excellence, te danken aan de Fransen. De eerste trappisten kwamen pas in 1794 aan in België en het was niet eens hun bedoeling hier te blijven. Tien monniken waren van de moederabdij van de orde in het Franse La Trappe (vandaar de naam) op weg naar Amsterdam, waar ze de boot zouden nemen naar Canada. Het waren desastreuze tijden voor de kloosters. Na de Franse Revolutie in 1789 waren de goederen geconfisqueerd en vele kloosterlingen vluchtten het land uit. Toen de tien Franse trappisten vernamen dat het schip voorlopig niet uit Amsterdam kon vertrekken, haalde de Antwerpse bisschop De Nelis geld bijeen om hen onder te brengen in een landgoed in Westmalle.
Amper zes weken bleven de tien er. Toen moesten ze alweer op de vlucht, omdat het Franse leger België binnengevallen was. Acht jaar lang zwierven de asielzoekers door Europa: het fenomeen van politieke vluchtelingen is niet nieuw. In 1802 keerde een groep monniken terug uit het Duitse Darfeld. Zij kregen geld toegestopt die de bankier De Wolf bij Antwerpse welgestelde families kon verzamelen om voor hen dan toch een klooster te bouwen in de Kempen.
Alweer staken de Fransen een stok in de wielen. Napoleon liet de lemen boerderij van de monniken openbaar verkopen, maar de kopers bleken sympathiserende burgers. Maar ook Willem I, die na de verdrijving van Napoleon de scepter zwaaide in de Lage Landen, voerde een vijandige kloosterpolitiek. Toen er uiteindelijk vrijheid kwam, was er evenwel nog lang geen bier te bespeuren. De trappisten leefden Spartaans. Als drank was uitsluitend putwater toegestaan.
Een prior vond dat geen geschikt dieet om het harde labeur op de arme Kempengrond vol te houden en stond toe dat er twee glazen bier bij het ontbijt (jawel) gedronken werden. In 1836 liet de orde officieel toe dat er een streekdrank genuttigd werd. Prompt bouwden de monniken in Westmalle een brouwerij en al gauw werd er ook bier verkocht voor parochiefeesten en aan particulieren.
Beschermd. Vandaag blijkt de brouwerij voor bijna alle trappistenabdijen de hoofdbron van inkomsten. De bedreiging komt niet langer van de politiek, maar van een gebrek aan intredes. In de grootste trappistenbrouwerij, Westmalle, werkt er al sinds 1990 geen enkele monnik meer. In 1998 werd de brouwerij zelfs uit de vzw van de abdij gehaald en werd gekozen voor een coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (CVBA). In de raad van bestuur zetelen nog wel drie monniken naast drie leken.
De authenticiteit en het ondernemersmodel (de winst gaat naar de noden van de abdij en vooral naar sociale doelen) blijven intact. Dat geldt ook voor het product zelf. Sinds 1962 is de naam trappist wettelijk beschermd en sinds 1997 werd dit versterkt door een label, dat alleen de bieren certificeert die in een trappistenabdij gebrouwen worden. Aanvankelijk waren dat vijf Belgische abdijen en het Nederlandse Koningshoeven (met de merknamen La Trappe en De Schaapskooi). Ondertussen speelde Koningshoeven het label kwijt (omdat het de brouwerij verkocht aan Bavaria) en het werd vervangen door het Belgische Achel, dat pas in 1998 een trappist op de markt bracht. Proost.
Luc De Decker
In de trappistenbrouwerij van Westmalle werkt al sinds 1990 geen enkele monnik meer.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier