“Toch zou ik liefst weer een zaak opstarten”
De levensstijl van Jan (fictieve naam) doet in niets vermoeden dat hij vroeger een bloeiend bouwbedrijf in Brussel leidde. Hij woont in een kamer met een eenpersoonsmatras met donsdeken, enkele gestoffeerde stoelen en een elektrisch verwarmingselement. Om zich te wassen, gaat Jan naar het zwembad. De televisie en stereoketen zijn meegereisd uit een andere periode in zijn leven. “Ze stonden lange tijd op de lijst om aangeslagen te worden.”
Voor Jan twee jaar geleden zijn firma moest opgeven, specialiseerde hij zich eerst in waardeschattingen van vastgoed, later als gerechtsdeskundige. Zijn twee belangrijkste klanten waren financiële instellingen die zijn schoonvader had aangebracht. “Na de scheiding met mijn vrouw was ik die klanten zo goed als kwijt. De lopende leningen en het kaskrediet voor 250.000 euro moest ik aan de banken terugbetalen, maar mijn rekeningen werden niet meer betaald. Je klanten voelen ook dat je het moeilijk hebt. Dat buiten ze uit. Ze proberen je niet te betalen tot je failliet bent. In de hoop de rekening dan nooit te moeten vereffenen.”
Een bevriende advocaat stelde Jan daarop voor de dossiers van zijn slechte betalers te behartigen. “Die dossiers of de achtergestelde betalingen heb ik nooit meer teruggezien. Mijn goede personeelsleden waren ondertussen weggeplukt door headhunters. Ik moest werken met uitzendkrachten die vaak onbekwaam waren, maar wel moesten worden betaald. Toen ik uiteindelijk uit mijn kantoor werd gezet omdat ik al enkele maanden de huur niet meer kon betalen, was ik volledig het noorden kwijt. Tegen mijn zin moest ik mijn familie inschakelen om me te helpen, maar mijn geestelijke gezondheid ging snel achteruit. Ik heb een zelfmoordpoging ondernomen.”
Er heerste veel ongeloof toen Jan in de armoede verzeilde. “‘Je stond er toch goed voor?’ merkten mensen vaak op. Het OCMW wilde me niet helpen omdat ik zelfstandige was. Ze behandelden me alsof ik vanalles had uitgespookt en vroegen meteen naar mijn bankuittreksels. Bij de ziekteverzekering werd ik ook als een nummer behandeld. Omdat ik mijn sociale zekerheid niet meer kon betalen, kreeg ik van hen geen uitkering. Wat ik nog had, gaf ik daarom voor weinig geld in pand bij het Leger des Heils. De deurwaarders hadden daarvoor al – de ene na de andere – een inventaris gemaakt van mijn bezittingen. Het is vreemd dat ze niet samenwerkten. Dat had me nog meer schulden bespaard.”
Nadat Jans familie een grond van zijn overleden moeder had verkocht, betaalde hij met dat geld zijn sociale zekerheid. Hij leeft sindsdien van de 800 euro die hij maandelijks van de ziekteverzekering krijgt en bezoekt nog regelmatig een psychiater. “Ik probeer nu mijn schulden verder af te betalen. Het liefst van al zou ik toch weer een eigen zaak oprichten, want ik hou van mijn vrijheid.”
“Klanten proberen je niet te betalen tot je failliet bent. In de hoop de rekening dan nooit te moeten vereffenen”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier