Te koop: tweedehands obligatie
Als belegger hebt u de keuze om nieuwe of tweedehands obligaties te kopen. Welke brengen het meest op? Als u nieuwe obligaties hebt gekocht, kunt u die weer verkopen. Maar hoe bepaalt u een goede prijs?
Als u naar uw bankier stapt om de aankoop van één of meerdere obligaties te bespreken, dan zal hij u eerst een lijstje voorleggen met emissies die uitgegeven worden op de primaire markt. Het gaat dan om nieuwe obligaties die nog niet eerder verhandeld zijn. Bij de uitgifte van zo’n nieuwe obligatielening kunt u gedurende een bepaalde inschrijvingsperiode en tegen een vaste prijs intekenen.
Naast het overzicht van nieuwe uitgiftes zal uw bankier ook een lijstje aanbieden met obligaties op de secundaire markt. Dat zijn obligaties waarvan de inschrijvingsperiode al verstreken is. De emissies zijn al enige tijd in omloop, maar de houder wil ze nu verkopen.
Als u zelf een obligatie van de hand wilt doen, kunt u dus alleen terecht op de secundaire markt. Hoe gaat dat in zijn werk?
Het rendement van de obligatie
Als u intekent op een nieuwe uitgifte, gebeurt dat tegen een vaste prijs. Soms tekent u op zo’n nieuwe obligatie in tegen 100 % van de nominale waarde (we spreken dan van “a pari”). Dit betekent dat u voor een emissie met een nominale waarde van bijvoorbeeld 1000 euro ook effectief 1000 euro betaalt. Het gebeurt echter ook vaak dat een obligatie “beneden pari” (bijvoorbeeld tegen 99 %) of “boven pari” (bijvoorbeeld tegen 101 %) wordt uitgegeven. Dan betaalt u voor een nominale waarde van 1000 euro respectievelijk 990 euro en 1010 euro.
Wat is de zin van dit parisysteem? Wanneer een bedrijf beslist om een obligatie uit te geven, wordt op voorhand vastgelegd hoeveel de jaarlijkse coupon zal bedragen. Bij de uitgifte van een obligatie verstrijkt er echter enige tijd tussen de beslissing om de lening op de markt te brengen en het moment van de uitgifte zelf. Omdat obligaties rentegevoelige beleggingsinstrumenten zijn, kan in de periode tussen de vastlegging van de coupon en de uitgifte de rente gedaald of gestegen zijn. Op basis daarvan kan de uiteindelijke introductieprijs van de obligatie aangepast worden. Gebeurt die aanpassing naar boven (bij een rentedaling), dan hebben we te maken met een uitgifte boven pari. Is de uitgifteprijs lager dan 100 % (bij een rentestijging), dan wordt de obligatie beneden pari geïntroduceerd.
Wanneer een obligatie bijvoorbeeld tegen 101 % wordt uitgegeven, betekent dit niet dat ze op de vervaldag opnieuw tegen 101 % wordt terugbetaald. Integendeel, vaak wordt ze gewoon a pari terugbetaald. Met andere woorden: wanneer u 1010 euro voor die obligatie had betaald, krijgt u op de eindvervaldag slechts 1000 euro terug.
Dat heeft tot gevolg dat de coupon (het “nominale rendement”) niet het echte rendement weergeeft. Wat u werkelijk ontvangt, heet het reële of actuariële rendement. De formule om zelf dat reële rendement te berekenen, is vrij ingewikkeld. Met de regel van drie benadert u de waarde, maar u laat het beter over aan specialisten. Wanneer u dus een bepaalde obligatie op het oog hebt of wanneer uw bankier u een voorstel doet, laat u dan niet misleiden door het nominale rendement, maar informeer naar het actuariële rendement. Alleen dan hebt u een correct beeld van wat zo’n obligatie jaarlijks opbrengt.
Vraag en aanbod
Op de secundaire markt is het systeem enigszins anders. Hier wordt niet met vaste uitgifteprijzen gewerkt, want de prijzen van de tweedehands obligaties komen tot stand door vraag en aanbod. Het gaat dus om heuse marktprijzen, die dagelijks schommelen en die mede bepaald worden door de kredietwaardigheid van de uitgever en door de rentevoeten van nieuwe obligaties.
Een voorbeeld. Stel, iemand heeft een euro-obligatie in zijn portefeuille met een resterende looptijd van vijf jaar en met een jaarlijkse coupon van 4,5 %. Hij wil die verkopen en gaat op zoek naar een tegenpartij op de secundaire markt. Die heeft echter de keuze tussen het kopen van die oude obligatie of het intekenen op een nieuwe emissie. Door de lage rente kan hij voor zo’n nieuwe uitgifte met een looptijd van vijf jaar momenteel rekenen op een jaarlijkse coupon van slechts 3,25 %. Koopt hij de oude obligatie, dan brengt die hem voor elke 1000 euro in totaal nog 225 euro op (namelijk 5 maal 45 euro). Tekent hij in op de nieuwe emissie, dan krijgt hij voor elke 1000 euro slechts 162,5 euro (5 maal 32,5 euro). Hij doet dus een goede zaak door de tweedehands obligatie aan te schaffen. Daarom zal de verkoper de prijs van zijn obligatie omhoog- trekken: voor een nominale waarde van 100 euro zal hij bijvoorbeeld een prijs van 112 vragen.
De marktprijzen van obligaties schommelen ook naargelang van de looptijd en de coupon. Hoe langer de looptijd en hoe lager de jaarlijkse coupon, hoe heviger de koers fluctueert bij een wijziging in de marktrente.
Pas op voor extra kosten
Door de lage renteniveaus op dit moment zijn ook de obligatierendementen zwaar aangetast. Het is dan ook nuttig om even stil te staan bij de kosten die gepaard gaan met de aan- en verkoop van een obligatie. Ook die verschillen naargelang u de obligatie op de primaire of de secundaire markt aankoopt.
Wanneer u intekent op een nieuwe uitgifte, betaalt u meestal geen bijkomende kosten. Die zijn namelijk al in de uitgifteprijs opgenomen. U moet naast de prijs van de obligatie alleen een verplichte beurstaks van 0,14 % op de uitgifteprijs betalen (met een maximum van 250 euro).
De aan- en verkoop van een obligatie op de secundaire markt brengt echter wel bijkomende kosten mee. Die kunnen verschillen van bank tot bank, want er is geen uniforme prijsverplichting. Fortis bijvoorbeeld rekent tussen 0,25 % en 0,75 % aan voor euro-obligaties, afhankelijk van het bedrag (minimaal 50 euro bij een aankoop). Bij ING betaalt u 0,50 % plus een vast bedrag van 4,96 euro, en bij Dexia liggen de tarieven tussen 1 en 1,50 % plus een vaste kost van 10 euro bij aan- en verkoop.
Als u voor een aanzienlijk bedrag obligaties op de secundaire markt wilt verhandelen, doet u er goed aan om bij een aantal financiële instellingen te informeren naar de totale kostprijs. Niet vergeten: de beurstaks bij de aan- of verkoop op de secundaire markt bedraagt 0,07 % van de marktprijs (maximaal 250 euro).
In uw kluis of in de bank?
Obligaties die u koopt op de primaire en de secundaire markt kunt u in principe fysiek laten leveren. Maar ook hier draait u op voor extra kosten. U betaalt een verplichte leveringstaks van 0,20 % en daarbovenop rekenen sommige banken een fors bedrag aan: bij Dexia betaalt u 10 euro per levering, bij ING 12,50 euro en bij Fortis maar liefst 30,25 euro. Heel wat beleggers betalen deze extra kosten echter met de glimlach. De Belgische obligatiebelegger heeft – vergeleken met zijn Europese collega – een voorliefde voor in de hand geleverde effecten: zo’n 20 % van het roerend vermogen van de Belgen wordt aangehouden in het buitenland, goed voor 175 miljard euro. In afwachting van de strengere Europese regels die vanaf 1 januari 2004 van kracht worden, innen heel wat Belgen nog steeds zelf de obligatiecoupons in Luxemburg of Nederland. Daar worden de interesten bruto uitbetaald, zonder afhouding van de 15 % roerende voorheffing. Een volkomen legale praktijk, op voorwaarde dat deze inkomsten in de jaarlijkse belastingaangifte vermeld worden. En dat ‘vergeet’ de gemiddelde Belg wel eens.
De materiële levering van obligaties heeft voor heel wat beleggers als bijkomend voordeel dat alles anoniem wordt gehouden. Met de obligatie in de hand is het immers eenvoudiger om een deel van het vermogen door te schuiven naar het nageslacht. Zo krijgt de fiscus niets in de gaten en worden dure successierechten vermeden.
Nieuwe Europese maatregelen zullen het materieel leveren van obligaties echter sterk ontmoedigen. De jongste jaren was er al een sterke dematerialisering van de obligatiemarkt merkbaar. Heel wat vast papier wordt door de banken gewoon niet meer fysiek geleverd, en de lage coupons maken een trip naar een van onze buurlanden steeds minder aantrekkelijk. Bovendien betekent het zelf bewaren van obligaties in een kluis heel wat kopzorgen, zoals het zelf knippen en innen van de coupons.
Wat is een correcte prijs?
Een obligatie in uw eigen kluis heeft ook nadelen als u ze vóór de eindvervaldag wil verkopen op de secundaire markt. Wordt uw obligatie bewaard op een effectenrekening bij uw bank, dan kan uw bankier de verkoop onmiddellijk uitvoeren. Houdt u de obligatie echter in uw kluis en brengt u ze mee naar het loket, dan moet de bankier de obligatie eerst laten controleren. Dat doet een gespecialiseerde instantie en daar gaat wel een weekje overheen. Pas daarna kan de verkoop plaatsvinden.
Heel wat beleggers stellen zich bij de verkoop van hun obligatie de vraag wat een correcte prijs is die ze kunnen vragen. Is de rente sinds de initiële aankoop gedaald, dan mag u er bijna zeker van zijn dat de prijs nu hoger zal liggen dan bij de aankoop. Als u bijvoorbeeld zelf a pari intekende, dan zou uw bankier nu een verkoopprijs van 112 kunnen aanraden. Mooi meegenomen, maar is die prijs wel correct? Misschien had u 120 kunnen krijgen?
Een hulpmiddel hierbij vindt u in de bijlage van sommige financiële kranten. Hierin staat een overzicht van alle verhandelde obligaties op de secundaire markt. Bij elke obligatie vindt u een aankoop- en een verkoopkoers, waardoor u een goede indicatie van de prijs krijgt. Als verkoper moet u kijken in de kolom met de aankoopkoers. Dat lijkt misschien wat vreemd, maar met de koper wordt de bank bedoeld.
De prijzen die u in de krant vindt, zijn overigens louter indicatief. Uw bankier is niet verplicht zich hieraan te houden. Wijkt de prijs van uw bankier echter sterk af (bijvoorbeeld 10 %) van de indicatieve koers, dan probeert u het best eens bij een andere bank.
Wanneer u een bepaalde obligatie op het oog hebt, laat u dan niet misleiden door het nominale rendement, maar informeer naar het actuariële rendement.
Als u voor een aanzienlijk bedrag obligaties op de secundaire markt wilt verhandelen, doet u er goed aan om bij een aantal banken te informeren naar de totale kostprijs.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier