Splijtstof tot discussie
Energie uit fossiele brandstoffen warmt de aarde op, kernenergie niet. Steenkool, gas of olie zijn eindig. Kernenergie niet. Zonne-, wind- en hydro-energie zijn duur, kernenergie relatief goedkoop. Toch stagneert de toepassing van kernenergie omdat de publieke opinie niet wil weten van atoomsplitsing. Ten onrechte?
Vijftig jaar geleden had president Eisenhouwer een droom die atoms for peace heette: kerncentrales zouden de wereld van overvloedige en schone energie voorzien. Anno 1999 zorgen ongeveer 450 kerncentrales slechts voor 7% van de energiebehoefte van de wereld. Waarnemers verwachten nog een daling van dat percentage. De Oeso-landen vallen gemiddeld voor een kwart terug op kernenergie, België voor 55%. Maar het Westen investeert nog nauwelijks in nieuwe kerncentrales. Enkel Frankrijk en Finland besloten nieuwe reactoren te bouwen. Zweden wil tegen 2010 kernenergie bannen, in Duitsland werd de groenen beloofd het reactorpark versneld stil te leggen. De Duitse regering kwam inmiddels tot inkeer. Kernenergie (versneld) afschrijven is niet alleen economische nonsens, ook het milieu wordt er niet beter van. Kernenergie zal in de 21ste eeuw sterke troeven kunnen uitspelen.
1. Kernenergie spreidt risico’s van de energiebevoorrading
De ontluikende economieën hongeren naar energie en investeren daarom volop in kerncentrales: 41 centrales zijn er in aanbouw, goed voor een vermogen van ruim 30.000 MW (dat is tweemaal de Belgische energiebehoefte). De Oeso verwacht dat de wereldwijde vraag naar energie dermate zal stijgen dat er op alle beschikbare energiebronnen een beroep zal moeten worden gedaan. Nu rekent de wereld naast olie, steeds meer op gas. Maar wat bij een flessenhals in de gastoelevering? Een eerste gascrisis? Zonder voldoende diversificatie dreigt een toenemende afhankelijkheid van steeds minder primaire energieproducenten met alle (prijs)risico’s van dien. “Langetermijnplanning en de geopolitiek van energie staan echter blijkbaar niet langer op de agenda van Europese regeringen,” analyseert Jacques Devooght, professor emeritus van de ULB. De keuze tussen een kerncentrale of een gascentrale is vandaag immers snel gemaakt, zeker in een context van vrijere energiemarkten.
2. De gedereguleerde markt houdt niet van kernenergie
Kernenergie gedijt het best in een afgeschermde markt. Kerncentrales vergen immers enorme kapitaalinvesteringen. Een veilige centrale kost makkelijk 80 miljoen frank per MW geïnstalleerd vermogen. Tel daarbij een hoog afbraak- en afvalpassief en een lange bouwtijd. Dat alles resulteert in een terugverdientijd van dertig tot veertig jaar, als er tenminste niet te veel fout loopt. Wie over een dergelijk lange periode de garantie wil de investering terug te verdienen, beschikt maar beter over een monopolie om de prijs te zetten. Helaas, door de deregulatiewind op de energiemarkten zorgt het spel van de concurrentie voor enorme prijsrisico’s – risico’s waar de elektriciteitsproductie via kernenergie geen raad mee weet. “Geen enkele onderneming zal de komende vijf à tien jaar in haar eentje investeren in een nieuwe kerncentrale,” zegt Patrick Devos, de woordvoerder van Electrabel. In de VS, de bakermat van de vrije energiemarkten, ging al meer dan een kwarteeuw voorbij zonder dat er een nieuwe reactor werd geïnstalleerd. Dat Frankrijk, dat voor 70% terugvalt op kernenergie, de energiemarkt zo lang mogelijk afschermt, is geen toeval.
De markt kiest vandaag voor het trio steenkool, gas en olie omwille van de goedkope en nog overvloedige reserves. Een moderne STEG-centrale van 1000 MW kost slechts 16 miljoen per MW, heeft een veel kortere bouwtijd (twee jaar) en is niet radioactief. Daarnaast holden de lagere gasprijzen ook het brandstofkostvoordeel van kernenergie uit. Bovendien is elektriciteit opgewekt via kernenergie in ons land competitief, omdat de eerst gebouwde kerncentrales afgeschreven zijn, de andere volgen de komende jaren. Voorheen zorgden die afschrijvingen voor 25% van de prijs van een kWh. Vandaar de aandacht die wordt besteed aan een verlenging van de leeftijd van de kerncentrales. Een actieve levensduur van veertig tot vijftig jaar moet mogelijk zijn. Of de markt vandaag de juiste keuzes maakt, moet de lange termijn uitwijzen. Dan speelt immers ook de milieuproblematiek mee.
3. Kernenergie warmt zich op aan CO2
De groei- en overlevingskansen van kernenergie zijn als die van een boom: ze nemen toe naarmate er meer CO2 in de atmosfeer zit. De uitstoot van broeikasgassen door kernenergie bedraagt nul. En dat is een stevige troefkaart in een wereld die de CO2-uitstoot tracht in te dammen. Toch verwacht de Oeso een verdubbeling van de CO2-uitstoot de komende twintig jaar. Enkel een jaarlijkse afname van de energie-intensiteit met 2% – wat zou betekenen dat een groeiende wereldeconomie en -bevolking het kan rooien met eenzelfde energieconsumptie – kan de CO2-uitstoot bevriezen op het huidige niveau. Helaas ligt het historisch gemiddelde op 1%. De wereld zal daarom in 2050 15 TW (anderhalve keer de wereldconsumptie van 1990) extra aan koolstofvrije energie nodig hebben. Kernenergie en hernieuwbare energie zijn de kandidaten om deze energie te leveren.
In de Kyoto-akkoorden staat nochtans nergens dat kernenergie geen broeikasgassen produceert. Kernenergie is er geen optie, hoewel ironisch enkel kernenergie de beoogde doelstellingen kan realiseren omdat weinigen de doorbraak van hernieuwbare energie op grote schaal verwachten. De Kyoto-akkoorden mikken vooral op economische wetmatigheden om de opwarming af te koelen: energiebelastingen of verhandelbare emissierechten.
4. Kernenergie is goedkoop
Huidige ontwikkelingen extraploren naar de toekomst leidt tot foute conclusies. De Club van Rome bezondigde zich aan lineair denken en vergat dat de samenleving vindingrijk is. Zorgen nieuwe technologieën rond hernieuwbare bronnen (wie weet kernfusie) voor een duurzamer energiealternatief? De gouden regel rond de risico’s van energieopwekking luidt rekening te houden met de hele brandstofcyclus: van ontginning tot afvalbehandeling. Deze analyse levert een balans op van álle externe kosten: de doden, economische verliezen of CO2 -productie. Dit type van analyse is nog nieuw, maar het ExternE-project, in opdracht van de Europese Commissie, leverde al heel verrassende resultaten op. Blijkt dat energie uit gas, na de optelsom van interne en externe kosten, tweemaal duurder is dan kernenergie. Zelfs in geval van een kernramp blijft kernenergie het goedkoopst. Dat blijft ook zo als de CO2-uitstoot niet verrekend wordt.
Ook wind-, water- en zonne-energie zijn in deze analyse geen partij voor kernenergie. Want wie meer dan een marginaal deel van de markt wil bevoorraden via deze energiebronnen moet veel meer capaciteit installeren dan de behoefte om tegenvallende weersomstandigheden op te vangen. Om dezelfde reden moet er geïnvesteerd worden in backup door traditionele energiebronnen, wat opnieuw een pak externe kosten oplevert. En gezien kernenergie de laagste kosten heeft, is de grootste hoop voor de doorbraak van bijvoorbeeld windenergie… kernenergie.
5. Het radioactieve afval, de achilleshiel van kernenergie
De elektriciteit opgewekt door kernenergie is meteen te consumeren, maar het afval blijft nog honderdduizenden jaren radioactief. Wie kan over dergelijke termijn een veilige berging garanderen? Dit vraagstuk botst op de problematiek van langetermijn generatie-effecten: hoe verdisconteren we de waarde van toekomstige levens? Of met andere woorden: is een leven vandaag meer waard (en hoeveel) dan een leven in een verre toekomst? Zijn deze levens evenveel waard dan moeten we nu massaal investeren in de definitieve oplossing (of het voorkomen) van het probleem, maar dan draaien de huidige generaties op voor het welzijn van de volgende. Is een leven vandaag meer waard dan één dat pas binnen 100.000 jaar aanvangt, dan schuiven we het probleem gewoon beter (voor een stuk) door. De gedachte dat de volgende generaties er beter mee overweg kunnen, moet het geweten sussen. Kiezen is niet makkelijk, maar mischien ook niet relevant precies omdat het afval duizenden generaties radioactief blijft. De kans is groot dat in die periode enorme rampen gebeuren, waarbij het aan de oppervlakte komen van afval in het niets verzinkt.
Intussen wordt hard gewerkt aan technologische oplossingen. De berging van laag radioactief afval is opgelost. Hoog, langdurig radioactief afval wordt nu voor een groot deel opgewerkt tot brandstof. Ook over een veilige berging wordt nagedacht. Het Belgische Niras ( Nationaal Instituut Radio Actief Afval en Splijtstof) staat op kop wat betreft de berging in klei op grote diepte. Die klei verroerde al miljoenen jaren geen vin en kan dienen als natuurlijke verpakking als de artificiële het begeeft. Of dat voldoende is om het publiek ervan te overtuigen hoog radioactief afval in de Vlaamse klei te stoppen, is een andere vraag.
6. Kernenergie zal veilig of niet zijn
Over tien jaar zullen in het Westen de eerste kerncentrales moeten ontmanteld worden. Dan zal ook de beslissing vallen rond nieuwe investeringen. De uitkomst hangt af van een democratisch debat. De sector vreest dat emotionele elementen een objectief oordeel in de weg staan. Kan de sector de bevolking overtuigen van de veiligheid? Sijpelt de globale opwarming van de planeet voldoende snel door om te pleiten pro kernergie? Jaques Devooght besluit: “Kernenergie maakt slechts een kans als ze de komende tien jaar een perfect veilig parcours aflegt. Zo niet is ze verdoemd.”
DAAN KILLEMAES
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier