“Soms denk ik: ik word dirigent”
“Het fanfareleven, kun je je daar iets bij voorstellen? Ik wel. Mijn hele familie speelde, dirigeerde en bestuurde in de lokale harmonie. Het is dus niet vreemd dat ik de muziekmicrobe ook te pakken had. Even speelde ik viool, maar al snel werd klarinet mijn instrument. Als kind was ik er zeker van: ik word later muzikant. Zeker geen ingenieur (lacht). Alleen begreep mijn omgeving dat plan minder, omdat ik ook goed was in schoolse dingen. Waarom zou ik dan kiezen voor een artistieke richting zonder toekomst?
“Op mijn achttiende ben ik dan toch maar aan die ingenieursstudie begonnen. Droog en saai, vond ik ze. Daarom nam ik me voor dat ik er een master in muziek zou bijnemen, als ik slaagde voor mijn tweede jaar. Vanaf mijn derde jaar aan de universiteit studeerde ik deeltijds, zodat ik daarnaast voltijds kon studeren aan het conservatorium in Gent.”
Grote ego’s
“Op mijn 25ste had ik het toch even gehad met de muziekwereld. Terwijl je in een ingenieursomgeving in contact komt met heel rationele mensen, loop je in de artistieke wereld veel grote ego’s tegen het lijf. Daar had ik geen zin in. Ondertussen weet ik natuurlijk dat er in het bedrijfsleven ook grote ego’s rondlopen (lacht). Ik heb daar nog problemen mee, met mensen die denken dat ze nooit een fout maken en alleen maar hun eigenbelang voor ogen hebben. Zelf vergelijk ik me als bedrijfsleider liever niet met anderen. Ik hoef niet op korte termijn winst te boeken als dat op lange termijn niet loont. Terwijl ik als muzikant wel competitiever was en deelnam aan internationale wedstrijden. Ik zag de vermelding daarvan op mijn cv vooral als een mogelijk voordeel in mijn carrière.
“Bijna was ik intendant van een orkest geworden. Ze hebben me achteraf verteld dat ik de baan had gekregen als ik mijn kandidatuur niet last minute had ingetrokken. Ik voelde me te jong voor de functie, ik had ook nog geen ervaring. Het schijnt typisch vrouwelijk om zo te denken. Ik ben dan aan de slag gegaan bij Colruyt, ik wilde daar leren hoe de wereld werkt.
“Het was ook een pragmatische keuze. Als je als klarinettist solist wilt worden, krijg je om de zoveel jaar de kans om te bewijzen dat je beter bent dan heel wat anderen. Als je dan niet je beste dag hebt, mag je het vergeten. Zo’n leven leek me te zwaar. Nu zie ik het niet meer zo eng. Ik besef dat ik als professioneel muzikant waarschijnlijk ook wel voldoende ondernemend was geworden. Ik zou een groepje hebben opgericht, of honderd-en-een andere alternatieven hebben gevonden.”
Zot doen
“Ik heb geen spijt van hoe het is gelopen. Muziek heeft me veel geleerd, bijvoorbeeld hoe je meesterschap in een vak kunt opbouwen. Hoe je op een dag merkt dat je vooruitgaat en dat het loont om tijd, energie en doorzettingsvermogen in iets te investeren. Muziek blijft daarom veel voor mij betekenen, al speel ik niet meer zo heel vaak. Ik zie het als een waardevol deel van mezelf, dat me helpt mijn leven in balans te houden.
“Kom ik echt te weinig toe aan het spelen of het beluisteren van muziek, dan knaagt dat zo dat het lijkt alsof er een papegaai op mijn schouder zit die me in de richting van de muziekwereld duwt. Heel soms denk ik dan zelfs: wat als ik nu eens echt zot zou doen? Stel bijvoorbeeld dat ik morgen om de een of andere reden geen bedrijf meer heb? Misschien word ik dan wel dirigent. Er is dus altijd een andere wereld waarvan de deur nog halfopen staat. Dat vind ik een rustgevend idee.”
SJOUKJE SMEDTS, FOTOGRAFIE JONAS LAMPENS
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier