Rector met zakenneus

Jozef Vangelder
Jozef Vangelder redacteur Trends

“Student, leer voor jezelf zorgen.” Helder, complexloos, een tikje nonchalant : geen twijfel mogelijk, de rector van de Leuvense universiteit heeft ondernemersbloed.

De ouders van rector André Oosterlinck van de KU Leuven hadden een kmo. Ze hebben het ondernemerschap duidelijk met de paplepel meegegeven. “Afstuderen en dan voor een groot bedrijf werken dat je hele leven voor je zorgt. Die idee wil ik bijsturen en de studenten zeggen : je zal voor jezelf moeten leren zorgen.”

De 50-jarige burgerlijk ingenieur Oosterlinck is steeds met één been in het bedrijfsleven blijven staan. Eind de jaren ’60 gestart bij Siemens, begint hij in de jaren ’70 als vorser aan de Leuvense ingenieursfaculteit waar hij deelneemt aan zowel multidisciplinair onderzoek over het functioneren van het menselijk oog als aan projecten voor Bell Telephone. In de jaren ’80 wordt hij hoofd van het departement elektronica en staat aan de wieg van een trits bedrijfjes, spin-offs van de ingenieursfaculteit. Eén ervan is Icos, een producent van computers die worden ingezet bij automatische inspectie van productieprocessen. Vandaag haalt Icos een miljard frank omzet ; het heeft kantoren in de VS, Japan en Singapore. “Het is erg dat wij Renault-Vilvoorde verliezen, maar Singaporezen malen niet om zoiets. Zij hebben gekozen voor de afbouw van hun traditionele sectoren. De moderne bedrijfstakken creëren voldoende nieuwe jobs. Ik bedoel : de ingesteldheid is er anders.”

Stop de kerktorenmentaliteit

Dichter bij huis praten Vlaanderen en Nederland over de integratie van het Limburgs Universitair Centrum in Diepenbeek en de Universiteit Maastricht. Op zijn beurt onderhandelt rector Oosterlinck met de universiteiten van Tilburg en Nijmegen over samenwerking in een aantal studierichtingen met weinig studenten. Maar is de nood aan rationalisering niet het grootst in Vlaanderen zelf ? Hier kunnen de studenten bijna onder de eigen kerktoren een universitair diploma halen. “We moeten verdichten tot drie grote universiteiten in Vlaanderen”, antwoordt Oosterlinck. “Mobiliteit is tegenwoordig een must, ook dat moeten studenten leren. Onze kostprijs per student is ongeveer de helft van die van kleine universiteiten. Dat is logisch, we kunnen met dezelfde uitgaven aan grotere groepen lesgeven. Maar zo te horen is het eerste wat kleinere universiteiten willen een uitbreiding met nieuwe studierichtingen, ook al gaat dat ten koste van zuiniger instellingen. De politici weten wel dat rationalisering een noodzaak is, maar denken aan het eigenbelang : heb ik een unief in mijn achtertuin, dan wordt de economie in mijn streek daar beter van. In het Californische Silicon Valley staat elk bedrijf verder van de universiteiten van Berkeley of Stanford af dan iedere Belgische onderneming van de KU Leuven verwijderd ligt. Wij werken samen met bedrijven in heel België en Europa. Met de moderne telecommunicatie verloopt dat probleemloos.”

De overheid

zou de minimaal vereiste studentenaantallen per richting moeten optrekken, dan zullen de universiteiten vanzelf samenwerken, volgens de rector. “Ik denk aan grote, samengebrachte stamopleidingen waarbij gespecialiseerde keuzerichtingen toegewezen worden aan bepaalde universiteiten.”

Sommigen vinden dat niet alleen het universitair onderwijs een rationalisatiebeurt moet krijgen. Hugo Vandamme, gedelegeerd bestuurder van Barco, zei onlangs dat de industrie meer gediend is met zo weinig mogelijk overlappingen in het gespecialiseerd onderzoek aan de universiteiten. “In de toegepaste wetenschappen het terrein van Barco zijn de onderzoeksdomeinen al grotendeels verdeeld over de universiteiten,” zegt Oosterlinck. “In de andere faculteiten is de specialisatie aan het groeien. Dat kan moeilijk anders. Wie wereldwijd wil meedraaien in het onderzoek, heeft kritische massa nodig. Dat zou trouwens een goed criterium zijn voor de rationalisatie. Universitair onderwijs is gebaseerd op onderzoek. Wie dus een richting wil houden, zou dus voldoende onderzoekspotentieel in huis moeten hebben.”

Onderzoek : een uitstekende managementtraining

Hugo Vandamme zei ook dat de universiteiten te weinig werken aan toegepast onderzoek dat de Vlaamse bedrijven kunnen verkopen. Dat doet vragen rijzen over de academische onafhankelijkheid. Moet de universiteit met contractonderzoek inspelen op de behoeften van de industrie en zo de band met de buitenwereld behouden ? Of moet zij, gefinancierd door de overheid, met fundamenteel onderzoek op zoek gaan naar grensverleggende innovaties met nut op lange termijn ? “De universiteit moet een goed midden houden,” volgens de rector. “Wij besteden ongeveer evenveel aan fundamenteel als aan toegepast onderzoek. Van die laatste soort is de helft direct contractonderzoek voor de bedrijven, ter waarde van ongeveer 1 miljard. Hugo Vandamme beweert altijd dat wij onderzoek doen dat tot niets leidt. Dat is niet waar. Onze onderzoekers zijn marktgericht. Waarom ? Ze zijn altijd op zoek naar middelen. Daarom trachten ze steeds voor hun fundamenteel onderzoek een toegepast luik te vinden. Bedrijfsleven, toegepast en fundamenteel onderzoek staan voortdurend in onderling contact en bevruchten elkaar. Zo is ons departement natuurkunde bezig met fundamenteel onderzoek rond micro-elektronica dat indirect gedreven wordt door de wensen van de industrie. En dan nog : het zou spijtig zijn als wij geen echt fundamenteel onderzoek meer zouden doen. Iedere maatschappij die zichzelf respecteert, investeert in wetenschap en cultuur. Trouwens, waarom doen wij onderzoek ? In de eerste plaats om de fundamentele vragen te helpen oplossen, ten tweede om mensen te vormen, en dat is iets wat de industrie al te gemakkelijk vergeet. De wereld van het toegepast en zeker van het fundamenteel onderzoek is enorm competitief, internationaal en innovatief. Iemand die daarin een tijd meedraaide, is echt getraind voor het bedrijfsleven. Vorming van mensen is veel crucialer dan onderzoek. Maar voor het eerste heb je het tweede nodig.”

Durf ondernemen

In de lijn van zijn overtuigingen, liet rector Oosterlinck de introductiecursus “ondernemerschap” opzetten, een lessenreeks voor studenten uit gelijk welke faculteit. “Iedereen wat hij ook doet, zelfs al start hij geen eigen onderneming moet een ondernemer zijn. Eén cursus zal geen ondernemers maken. Wij willen de vonk laten overslaan. Onze mensen, niet alleen die van toegepaste wetenschappen, hebben elk jaar tientallen nieuwe ideeën. We hebben al veel spin-offs, maar we moeten de kansen nog beter benutten. Dáár begint duurzame tewerkstelling.”

Eén van de redenen waarom oudere mensen uit het arbeidsproces gestoten worden, is dat zij onvoldoende flexibel geweest zijn in hun leven, volgens de rector. “Ze zijn 20, 30 jaar geleden afgestudeerd met het beeld zoals dat toen gold : eenmaal een universitair diploma, zit je voor de rest van je leven op rozen. Vandaag weten afgestudeerden dat ze vanaf de eerste dag aan hun toekomst moeten denken. Als ze solliciteren, vragen ze niet alleen wat ze gaan verdienen, maar ook wat de bijscholingsmogelijkheden zijn.”

De Vlaamse regering

besliste dat permanente vorming tot de hoofdopdracht van de universiteiten behoort. Op zich geen probleem voor Oosterlinck, maar : “De onofficiële arbeidsduur voor ons academisch personeel is 60 uur per week geworden. Ik heb daar geen probleem mee, maar er zijn grenzen. De overheid moet nu zelf maar eens uitmaken wat haar prioriteiten zijn. Onze hoofdprioriteit is onderwijs. Daar hangt aan vast : onderzoek, want zonder dat heb je geen universitair onderwijs. De overheid vraagt ons ook aan wetenschappelijke en maatschappelijke dienstverlening te doen, en daar komt nu nog permanente vorming bij. We hebben daar de mensen en de middelen niet voor. Ofwel ziet de overheid dat in, ofwel moeten wij de keuze maken. En we zullen die maken.”

Wat niet wil zeggen dat cursussen voor permanente vorming op een kostenbesparende manier kunnen “verpakt” worden. “Er lopen nu al experimenten waarin professoren hun cursus en de bijhorende oefeningen op Internet zetten. Studenten kunnen via dezelfde weg vragen stellen. Maar op die manier permanente vorming in heel Vlaanderen organiseren, gaat niet van vandaag op morgen.”

Loon naar werken

Aan de KU Leuven mag een professor de helft van de winst die hij haalt uit contractonderzoek voor zichzelf en zijn medewerkers reserveren. Hij mag één dag per week werken in dienst van een ander en de vergoeding daarvoor houden, een regeling waarvan vooral professoren van de rechts- en economiefaculteiten gebruik maken. “Wij etaleren dat systeem niet om spanningen te vermijden. Maar de insiders kennen het en gebruiken het. En het is wettelijk onderbouwd, daar hebben we voor gezorgd. Onze minister van Onderwijs Luc Van den Bossche (SP) is een vooruitstrevend man, hij begrijpt dat tegenover extra inspanningen een extra vergoeding mag staan.”

De eindwedde

van een gewoon hoogleraar is ongeveer 125.000 netto per maand, volgens Oosterlinck. In vergelijking met het bedrijfsleven is dat bedroevend laag. “Was ik in Icos gestapt, was ik nu multimiljonair. Waarom ben ik aan de universiteit gebleven ? We moeten hard werken even hard of soms harder dan in de privé-sector maar we hebben de vrijheid. Of toch de idee dat we vrij zijn, dat is ook al veel.”

Goeie krachten die blijven aan de universiteit zijn idealisten, aldus de rector. “Wij kunnen alleen de mensen houden die besmet zijn met de onderzoeksmicrobe. Wetenschappelijk onderzoek is aan de frontlijn staan van de vernieuwing. Het is boeiend en opslorpend. Het probleem is echter dat een dynamische dertiger hier 80.000, 90.000 netto verdient. Als hij alleen gaat werken, kan hij niet eens zijn gezin fatsoenlijk onderhouden. En dat zijn dan mensen van topniveau.”

Om de brain drain tegen te gaan, moeten de universiteiten volgens Oosterlinck de weddes vrijlaten. Dat betekent een echt bedrijfsmatige aanpak. “Maar ik kan u verzekeren dat daar nogal wat weerstand tegen bestaat, in de eigen universiteit en zeker in de andere instellingen. Ze houden van het systeem zoals het nu is : alles netjes geregeld. Het tegendeel brengt spanningen teweeg waarmee ze niet gewoon zijn om te gaan.”

Om de lonen

competitief te houden met het bedrijfsleven en zo kwaliteit binnen de eigen muren te houden, zouden de weddes in sommige faculteiten toegepaste wetenschappen, geneeskunde, economie of rechten vermenigvuldigd moeten worden met factor 2 of 3, volgens de rector. “In Amerikaanse topuniversiteiten is het heel gewoon dat bijvoorbeeld een professor-geneesheer 2 tot 3 maal zoveel verdient als een letterkundige. In Vlaanderen is het haalbare maximum een verhoging van het loon met 50 %. Dat is in ieder geval al een verbetering vergeleken met het vroegere systeem.”

De vergelijking van de taken van een professor met gelijkaardige functies in het bedrijfsleven rechtvaardigt volgens de rector een verhoging van de weddes mét de mogelijkheid van grotere differentiatie. Dat kan alleen met een flexibeler personeelsstatuut en met een verloning die afhankelijk is van evaluaties. “Dit zou kunnen betekenen dat wij minder professoren hebben die beter betaald worden.” Wat doet de rector met de enorme weerstand tegen een flexibeler statuut, zowel binnenshuis als bij de andere universiteiten ? “Grote sociale veranderingen hebben nu eenmaal meer tijd nodig.”

JOZEF VANGELDER

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content