Reanimeer uw aandelen

Daan Killemaes
Daan Killemaes Hoofdeconoom Trends

Een dooie boel is het vaak, de handel in kleine aandelen op de Brusselse beurs. Dat weegt op hun koers. Om er nieuw leven in te blazen, sluiten steeds meer bedrijven zogenaamde animatiecontracten met een beursvennootschap af.

Er gaat geen week voorbij of er is wel een Belgische bedrijfsleider aan de klaagmuur te vinden. Dat mijn aandeel ondergewaardeerd is, meneer! Tot 30% bedraagt de décote of korting op de intrinsieke waarde van de small caps, de aandelen van kleinere bedrijven. Bekeken vanuit Europees perspectief vallen zowat alle aandelen genoteerd op de Brusselse beurs in deze categorie. En dat terwijl small caps de belegger op lange termijn een betere return bieden dan de big caps. “Maar als de markt tegenzit, zoals nu, moeten de small caps ook het meeste afzien,” zegt Bruno Accou, managing director van KBC Securities Stockbrokers.

Wat weegt op de koersontwikkeling van aandelen als Kinepolis, Brantano en Roularta is intussen genoegzaam bekend: een lage free float (percentage vrij verhandelbare aandelen), een zeer beperkte handel, een gebrekkige communicatie met de belegger en een institutionele investeerder die door de komst van de euro en masse Belgische aandelen inruilt voor Europese titels. Hoopgevend is dat de herschikking van de portefeuilles op zijn laatste benen loopt. Bruno Accou: “In Europa beleggen lokale institutionele investeerders gemiddeld 30% in lokale bedrijven. Belgische investeerders hebben nog slechts 15% Belgische aandelen in portefeuille. Nederland heeft hetzelfde percentage. In Frankrijk is dat nog 53%, in Engeland zelfs 70%. Wel is het zo dat Franse investeerders niet meteen Belgische aandelen zullen kopen.”

Minder hoopgevend is de vaak bedroevend lage liquiditeit (handel) van de small caps. Wie pakketten van deze aandelen koopt of verkoopt, riskeert de koers te ontwrichten. Institutionele investeerders halen onder die voorwaarden hun neus op voor Belgische aandelen, want er is keuze genoeg uit 4000 andere Europese small caps. Het resultaat is een neerwaartse spiraal van nog minder handel en nog lagere koersen.

Animatie op de beurs

In een poging aan deze spiraal te ontsnappen, sluiten steeds meer bedrijven zogenaamde animatiecontracten af. “Dat zijn contracten tussen een bedrijf en een beursvennootschap, waarbij het beurshuis zich ertoe verbindt de handel in dat aandeel te ‘animeren’ en dus de liquiditeit te bevorderen,” legt Danny Wittenberg van Bank Dewaay uit.

In een animatiecontract speelt de beursvennootschap de rol van market maker: het beurshuis neemt voor eigen rekening posities op de markt in en koopt en verkoopt aandelen van het betreffende bedrijf. Het beurshuis krijgt daarvoor aandelen van die firma ter beschikking. Ackermans & van Haaren bijvoorbeeld gaat de komende anderhalf jaar 150.000 eigen aandelen inkopen om aan zijn beursvennootschap te lenen. “Maar het beurshuis kan die aandelen ook lenen in de markt voor eigen rekening. Daar bestaan gesofisticeerde technieken voor,” zegt Marc Janssens van Petercam. Vaak houdt het animatiecontract ook in dat het beurshuis een analist een rapport laat schrijven om interesse en orders bij investeerders los te weken.

Kinepolis en Atenor hebben al een contract met Bank Dewaay afgesloten. Brantano ging in zee met Reyers, Beauvois, de Villenfagne en D’Ieteren met Vermeulen-Raemdonck. KBC Securities heeft vijf à tien contracten. Andere bedrijven zoals Roularta zijn geïnteresseerd, maar zegt Roularta-topman Rik De Nolf: “Het heeft weinig zin als je de Next-150 van Euronext niet haalt. We merken trouwens dat de lage koers de jongste weken voor wat spontane handel zorgt.” Kinepolis had vorig jaar een animatiecontract van juli tot november met Reyers, Beauvois, de Villenfagne, maar zegt dat de handel nu voldoende liquide is.

Bestaat echter het gevaar niet dat het beurshuis munt kan slaan uit de aandelenhandel dankzij de inniger relatie met het bedrijf? Bruno Accou: “Animatiecontracten betekenen niet dat de beurshuizen sneller toegang krijgen tot (geprivilegieerde) informatie.” Vincent Van Dessel, directeur bij Euronext Brussel, zegt dat de overeenkomst een clausule moet bevatten die bepaalt dat de prijs onafhankelijk door het beurshuis moet worden gezet en niet door het bedrijf. “Bij vorige onderzoeken naar voorkennis stelden we vast dat de liquiditeitsverschaffer steeds aan de verliezende kant van de transactie zat.”

De kostprijs voor het bedrijf: 400.000 tot 800.000 frank, afhankelijk van de liquiditeit van het aandeel. Hoe liquider de handel, hoe makkelijker het beurshuis de kosten kan terugverdienen die gepaard gaan met het inzetten van traders en analisten, en het meewerken aan roadshows. Het beurshuis neemt ook risico’s door voor eigen rekening posities in te nemen. Deze tradingwinsten en -verliezen worden doorgaans verdeeld tussen bedrijf en beurshuis.

Ook de fusiebeurs Euronext beseft dat het een inspanning moet leveren voor de liquiditeit van de genoteerde aandelen. Zo niet dreigen bedrijven de beurs vaarwel te zeggen. Volgende week wil Euronext het statuut van liquiditeitsverschaffer lanceren. Euronext geeft dat statuut aan beursvennootschappen die er zich toe verbinden market maker te spelen en posities in aandelen voor eigen rekening te nemen binnen een door Euronext opgelegd kader. De beurshuizen moeten bijvoorbeeld in de markt liggen voor 1,5% van het gemiddelde dagelijkse volume van een aandeel. De beurshuizen krijgen voor deze diensten geen vergoeding, maar het statuut moet het beurshuis toelaten meer (winstgevende) handel aan te trekken.

Geen zaligmakend instrument

Maar liquiditeitsverschaffers en/of animatiecontracten (het ene initiatief sluit het andere niet uit), zaligmakende instrumenten zijn het geenszins. “De handel in ons aandeel blijft te laag,” zegt Jacques de Smet, chief financial officer van D’Ieteren, wiens aandeel er al vier maanden animatie heeft opzitten. “Het contract is niet meer dan één element in een pakket maatregelen, zoals een goede communicatie en een voldoende free float.”

Hét heikele punt van menig Belgisch beursgenoteerd bedrijf is de beperkte free float of het percentage van de aandelen dat op de beurs genoteerd is. De institutionele investeerder eist een free float van ten minste 50%, maar minder is de regel op de Brusselse beurs. Het Belgische kapitalisme van referentieaandeelhouders én de familiale structuur van heel wat bedrijven voedt de vrees bij beleggers dat controle boven groei gaat. Laat groei nu net die factor zijn waar de koers van small caps het moet van hebben. En, zegt Bruno Accou: “Constructies zoals het loskoppelen van de stemrechten van de aandelen komen te laat. België heeft tien jaar geen gebruik kunnen maken van het meervoudig stemrecht zoals in Frankrijk of de Nederlanse stichtingstructuur. Nu zijn investeerders echter veeleisender geworden: ze willen een vinger in de pap hebben om bijvoorbeeld het management bij de les te houden. Het inbouwen van controlemechanismen komt dus te laat.”

Marc Janssens besluit: “Het aanstellen van market makers is niet de goeie benadering. De handel moet komen van de eindbelegger – de particuliere en institutionele investeerder – en niet van de professionele broker.”

Daan Killemaes

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content