Peter van Straaten

Hij heeft zonet het nare bericht ontvangen dat één van zijn vrienden bankroet is. “Al zijn geld belegd. Er is iets fout gegaan. Nu heeft-ie niets meer.” De nummers van Trends die ik hem ter illustratie wilde voorleggen, houd ik verstandig even achter de hand. Over zakendoen weet Peter van Straaten naar eigen zeggen niet bijzonder veel. En van zakenlui moet hij vandaag helemaal niets weten. Toch slaat hij met zijn tekeningen – en niet in het minst die over het bedrijfsleven – de nagel (spijker voor de Nederlanders) op de kop.

Als ik bij hem aanbel, zie ik hem, tussen de spleten van het houten rolgordijn, voorovergebogen zitten. Als een verstrooide professor in het hart van Amsterdam. In zijn straat – ergens in de Amsterdamse wallenbuurt – zitten trouwens wel meerdere mensen voor of achter het rood verlichte raam, al naargelang van het standpunt. Maar die zitten meestal niet te tekenen. En ze hebben geen gordijn.

Meer dan zes jaar geleden zocht tekenaar/cartoonist Peter van Straaten de stad weer op. “Ik was het platteland beu. De relatie met Marijke (28 jaar lang zijn vrouw) liep spaak en na al die jaren afzondering had ik mensen nodig. Leven om me heen. Op mijn negentiende ben ik naar Amsterdam getrokken en toen heb ik er van de slechtigheid genoten. Sinds mijn vijfenvijftigste – hij is nu 63 maar ziet er met zijn volle grijze krullen en pretoogjes zonder meer stukken jonger uit – sta ik er weer en doe ik hetzelfde”. Het bleef trouwens niet bij zijn nieuwe woonst. Prompt was er ook een nieuwe vrouw en een nieuw leven. Met daarin een aantal verworven zekerheden, zoals zijn dagelijkse cartoon in het linksgezinde dagblad Het Parool, zijn wekelijkse politieke prent en het Literaire Leven in Vrij Nederland (waarin ook zijn vervolgverhaal Agnes verschijnt), zijn publicaties in het Brabants Dagblad, de Gelderlander, en dan natuurlijk zijn cartoons in De Morgen en Humo. Meer heeft een mens niet nodig.

– U maakt knappe tekeningen en geslaagde cartoons, u schrijft leuke teksten. Dat maakt dat u in sommige boekenwinkels bij de strips belandt, in andere bij de Nederlandstalige literatuur, en in nog andere prijkt u tussen de kunst. Waar hoort u eigenlijk thuis?

Peter van Straaten: “Dat is moeilijk hé. Ik pas gelukkig niet echt in één hokje. Een kunstenaar voel ik me in elk geval niet. Ik wil geen kunst maken. Dat is mijn betrachting niet. Ik wil de mensen amuseren. Als ze de krant openslaan en bij mijn cartoon belanden, wil ik een glimlach zien. Daar gaat het mij om. Om blije gezichten, want daar houd ik van. Ik voel een veel sterkere verwantschap met de journalistiek dan met de kunst. Wat niet wil zeggen dat mensen mijn werk niet als kunst mogen bestempelen. Dat is hun zaak. Maar ik, ik noem mezelf een broodtekenaar. Ik teken om den brode. En ik schrijf om den brode. Het tekenen gaat me trouwens veel beter af dan het schrijven. Als ik niet teken, word ik ongelukkig. Dat gevoel heb ik niet, als ik niet schrijf. Een glad wit blad, dat kan me ontzettend opwinden. Heerlijk vind ik dat. Dan begin ik te tekenen, zonder angst, de ene trek na de andere. Soms heb ik zelfs zo’n zin in weer een nieuw, vers wit blad, dat ik me moeilijk kan dwingen om de tekening waaraan ik begonnen ben, af te maken. Omdat mijn hoofd en mijn vingers alweer met een volgende tekening bezig zijn. Mijn gedachten gaan snel. Bovendien is het arceren van mijn tekeningen – dat doe ik op het laatst – een verschrikkelijk saaie bezigheid. Daar is niets creatiefs aan. Ja, ik heb er ooit aan gedacht om daarvoor een assistent in te huren, maar dat is er nog niet van gekomen.”

– U tekent om den brode, zegt u. Uw dagelijks brood is, zo durf ik te veronderstellen, rijkelijk belegd?

PvS: “Ik heb altijd goed verdiend, als je dat bedoelt. Maar dat geld ging en gaat nog altijd even snel de deur weer uit. Wat dus wil zeggen dat ik ook nu alleen maar schulden heb. Alleen benauwt die financiële last me niet meer. Vroeger zat ik soms te zweten omdat er maar weer eens een deurwaarder voor de deur stond. Belastingschulden, daar was ik een held in. Vandaag worden mijn schulden deskundig in goede banen geleid. Met andere woorden, ik heb een uitstekende accountant die mij onder zijn hoede genomen heeft (lacht). Ik geef graag geld uit. Daarom houd ik ook van Vlaanderen. Daar doen de mensen niet zo moeilijk. En houden ze van lekker eten en drinken (ondertussen schenkt hij me nog een kopje veel te gezonde kruidenthee in en snak ik naar een koekje!). Want geloof me, Nederlanders kunnen verschrikkelijk krenterig zijn. Het is een cliché, en het is waar. Ik heb een gruwelijke hekel aan mensen die vreemd gaan zitten doen als het hun beurt is om een rondje te betalen. Ik kan er gewoon niet tegen. “Heb je moeite met de pijn in je portemonnee?”, vraag ik dan. En dan ga ik gelijk alles zelf betalen. Ik weet niet hoe het komt of wat het is, maar ik zie graag tevreden mensen. Komt daarbij dat ik liever zelf trakteer dan dat ik getrakteerd word. Het is een soort trots, denk ik.”

Els Timmerman – zijn tweede vrouw – komt binnen. Op het akelige nieuws van zijn failliete vriend volgt de vrolijke mededeling dat hij vandaag op de vrijdagse boekenmarkt een Gibson (Amerikaans cartoonist van eind vorige eeuw, stijlvoorbeeld voor Peter van Straaten) op de kop heeft kunnen tikken. Beiden tonen zich uitermate verheugd met de aankoop. “Als ik echt geld zou hebben, zou ik kunst kopen. Een Breitner, een Israëls, enzovoort. Maar dat kan ik nu niet betalen. Zie je daar die Kamagurka? Die heb ik met hem geruild. Ja, we kennen elkaar en bewonderen elkaars werk. En af en toe ruilen we iets (lacht).”

– ‘Zaken en werk’, ‘Mens en bedrijf’ en ‘Ken je niet ‘s met ze práte’ zijn drie cartoonbundels waarin u het bedrijfsleven op buitengewoon trefzekere en ironische wijze hekelt. In hoeverre heeft u, die voornamelijk redacties van binnenuit kent, het bedrijfsleven aan den lijve ondervonden? Waar haalt u uw inspiratie voor deze cartoons vandaan?

PvS: “Ik heb vroeger verscheidene jaarverslagen van bedrijven geïllustreerd. En dan zat ik natuurlijk noodgedwongen wel eens een vergadering bij. Maar eigenlijk is ook hier alles begonnen bij Het Parool. De krant vroeg me om iets grappigs te bedenken voor hun economische pagina. Zo zijn die cartoons ontstaan. Ik ga in mijn werk puur op mijn intuïtie af. Ik verzin maar wat en dan schijnt dat nog te kloppen ook. Kom ik achteraf mensen tegen die zeggen: ‘Je hebt precies onze directeur naarvoren gebracht’, of ‘Onze baas is werkelijk het type dat jij getekend hebt’. Ik ben ook voortdurend aan het registreren. Alles wat ik zie, opvang, waarneem, kan zich op een dag in mijn cartoons aandienen. Niet letterlijk, dat nooit. Ik vervorm alles en iedereen. Ja, natuurlijk zit ik vaak met een inwendige glimlach om de lippen naar de mensen te kijken. Het zijn interessante wezens. En ik hou van hen. Want een mensenhater kun je me beslist niet noemen, al berusten veel van mijn cartoons op een soort leedvermaak. Weet je wat ik trouwens nog een ontzettend interessante bezigheid vind? Kleine groepjes mensen gadeslaan en raden wie bij wie hoort. Heerlijk. Neen, ik kribbel zelden of nooit iets op bierviltjes. Alles zit in mijn hoofd.”

– Wat denkt u van zakenmensen? Uit uw cartoons kun je afleiden dat u van hen niet bepaald een hoge pet op heeft? Vooral de mannen komen er niet echt aardig uit.

PvS: “Ik vind zakenmensen in het algemeen grote opscheppers. Dikdoeners. Mensen die doen alsof ze de wereld besturen en het daar ontzettend druk mee hebben. Ze rennen rond, telefoneren om de haverklap, en zijn vooral druk in de weer met het druk doen. Dat is niet aan mij besteed. Zakenlui zijn ook voorspelbaar. Zie je een zakenman op televisie verschijnen, dan mag je er zeker van zijn dat het met zijn bedrijf niet goed gaat. Dat bedrijf heeft geld nodig, zo eenvoudig is dat. Zakenlui kunnen soms ook heel onrealistisch zijn. Dat charmeert hen dan weer. Als het slecht gaat met het bedrijf, en ik bedoel écht slecht, dan wordt die verschrikkelijk realistische zakenman plots zo onrealistisch. Hij wordt overstelpt met allerlei romantische gevoelens. Neem nu de Nederlandse vliegtuigenfabrikant Fokker. Die fabriek had 30 jaar geleden al opgedoekt moeten worden. Maar dat gebeurde niet, omdat er allerhande nationalistische gevoelens de kop opstaken. Er werden massa’s geld in gepompt. Dat is een soort romantiek. Dagdromerij, zeg maar. Kijk naar Renault in België. Daar is precies hetzelfde gebeurd. Vreemde wezens, zijn het, die zakenmensen. En altijd en overal die telefoon in de hand.”

– Betekent dit dat u, die voor verscheidene redacties, uitgevers en wat nog meer voortdurend bereikbaar moet zijn, zelf geen GSM heeft?

PvS: “Wat is dat, een GSM? Ach, noemen jullie dat zo in België? Neen, ik heb geen mobile. Els heeft er wel eentje, voor als ze in haar atelier (schildert) werkt. Maar alleen voor daar hoor. Ik haat al dat getelefoneer op straat. Of in de tram. Heel irritant vind ik dat. Ik ben een absoluut voorstander van het verbod op die dingen in restaurants en cafés. Is dat in België ook al zo erg?

Ik werk bovendien erg ‘op voorraad’. Die bereikbaarheid is dus relatief. Bijna niemand weet dat ik een tijd geleden een ernstig hartinfarct gehad heb. Mijn cartoons bleven verschijnen, omdat ik ze in reserve had. Alleen het vervolgverhaal Agnes in Vrij Nederland kwam even in de problemen. Maar de redactie heeft het opgelost met een zinnetje als: ‘Agnes heeft zwaar kou gevat’. Ja, en ik ben er weer bovenop gekomen. Helemaal!”

– U tekent heel treffend, maar ook uw woorden kunnen erg intelligent en trefzeker zijn. Maakt die dubbele gave van u een dubbeltalent?

PvS: “Neen. Hugo Claus, dat is een dubbeltalent. Hij schildert en schrijft, en die twee hebben bij hem totaal niets met elkaar te maken. Ze staan volledig los van elkaar. Bij mij is dat niet het geval. Woord en beeld horen samen. Het één heeft het ander nodig, er ontstaat een chemische reactie. Maar ik heb inderdaad ook ‘de vreugde van het formuleren’ ontdekt. Dat is met brieven schrijven begonnen. Ik correspondeerde met twee vrienden, Eelke de Jong en Rijk de Gooyer. Die brieven verschenen in de Haagse Post. Agnes is het resultaat van een uit de hand gelopen correspondentie, zeg maar.

– U bent een bekende Nederlander. Heeft u enig idee hoezeer Vlaanderen u en uw werk waardeert?

PvS: “Neen, ik zou het niet weten. Ik ontvang mijn royalty’s. Van de verkoopcijfers heb ik geen flauw idee. Maar ik denk dat Vlaanderen mij wel mag. Oh ja, ik houd van België. Ik herinner me nog een debat in boekhandel De Groene Waterman. In een zaaltje in de kelder legde het publiek me een aantal vragen voor. Die vragen vielen al goed mee, maar het mooiste vond ik dat er in die kelder ook gewoon een bar stond. Met tapkraan en al! Dat kun je je in Nederland niet voorstellen. Fantastisch gewoon.”

Peter van Straaten is verkrijgbaar in elke boekenzaak zijn naam waardig. Bovenstaande tekeningen komen uit ‘Mens en bedrijf’, ‘Zaken en werk’ en ‘Ken je niet ‘s met ze práte?’, uitgegeven bij Van Gennep Amsterdam.

MARGOT VANDERSTRAETEN

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content