Paul Matthys : de Gentse man van staal

Alain Mouton
Alain Mouton Journalist

“Een netwerk gebruik ik als ik het nodig heb,” zegt hij van zichzelf. Op recepties zult u Paul Matthys, een van de topmanagers van staalreus Arcelor, niet snel tegen het lijf lopen. Maar hij onderhoudt wel contacten met de belangrijkste figuren uit zijn sector, het ACV en zijn geboortestad Gent.

L uc Vandevelde, Pierre-Alain De Smedt, Michel Tilmant… Dat zijn meestal de namen die opduiken wanneer we het over Belgische topmanagers in het buitenland hebben. Slechts zelden staat op zo’n lijst ook de naam van Paul Matthys. Nochtans bekleedt deze 54-jarige Vlaming een topfunctie bij een van ‘s werelds belangrijkste multinationals: staalreus Arcelor. Dat hij zelden in de schijnwerpers komt, is een bewuste keuze. “Ik zoek zelden of nooit de aandacht op,” vertelt hij. De interviews die hij ooit gaf, zijn op één hand te tellen. “Matthys is de discretie zelve,” zegt een intimus. “Maar als je hem nodig hebt, zal hij niet aarzelen je zijn gsm-nummer te geven. Ik ken weinig managers op dat niveau die zoiets zonder enig probleem doen. Hij is amper in het land, maar hij is wél altijd bereikbaar.”

Matthys is bij Arcelor momenteel als senior executive vice-president verantwoordelijk voor strategie en international business development – een cruciale functie binnen een groep die zich op een kruispunt bevindt. Nadat de fusiegroep (een samengaan van het Franse Usinor, het Luxemburgse Arbed en het Spaanse Aceralia) in 2001 boven de doopvont werd gehouden, moest het management vooral voor integratie en consolidatie zorgen. Nu is een nieuwe fase aangebroken: Arcelor – dat nog altijd het grootste deel van zijn omzet in Europa haalt – wil een wereldwijde speler worden en bekijkt de mogelijkheden om aan externe groei te doen (zie Trends, 27 mei 2004). Binnen Arcelor is in deze fase een belangrijke rol weggelegd voor Paul Matthys. Hij fungeert als rechterhand van chief executive officer (CEO) Guy Dollé. De opdrachten van de meeste andere leden van het directiecomité liggen immers bij deelmarkten als vlakstaal of lange producten.

Door zijn functie reist Matthys ontzettend veel. Wanneer we hem aan de lijn hebben, geeft hij snelsnel een overzicht van de landen waar hij de komende dagen verwacht wordt. Japan onder andere, maar ook Brazilië. “Ik heb veel internationale contacten,” zegt Matthys, “maar daarom kun je mij nog geen internationale netwerker noemen. Ik heb een zwaar beladen agenda en tijd om via een of andere club contacten te onderhouden, heb ik eigenlijk niet. Ik ben ook geen doelbewuste netwerker. De contacten die ik heb, gebruik ik als ik ze nodig heb. Zo eenvoudig is dat.”

Staal als rode draad

De contacten die Paul Matthys in de loop van de jaren heeft opgebouwd, worden voor het grootste deel bepaald door zijn activiteiten in de staalsector. Rechtstreeks als topman bij achtereenvolgens Sidmar, Arbed en Arcelor. Onrechtstreeks via zijn activiteiten als adviseur in de eerste helft van de jaren tachtig op het kabinet van toenmalig premier Wilfried Martens ( CD&V). Matthys was toen van nabij betrokken bij de discussies rond het staaldossier, dat België in die periode op zijn kop zette.

Eigenlijk moeten we nog verder in de tijd teruggaan om te begrijpen waar de basis ligt van zijn huidige activiteiten: zijn eerste job op de studiedienst van het ACV. Hij werkte er van 1974 tot 1981. Via de christelijke arbeidersbeweging leerde Matthys een groep beloftevolle jonge krachten kennen, zoals Gilbert Deswert (nu nog hoofd van de ACV-studiedienst). Hij werkte er ook samen met studiegenoot Wim Coumans, momenteel directeur-generaal bij het Rode Kruis Vlaanderen. Coumans studeerde net als Matthys Toegepaste Economische Wetenschappen aan de Ufsia. “Paul viel al tijdens zijn studies op door zijn gedrevenheid,” herinnert Coumans zich. “Dat hij via de vakbond en ministeries in het bedrijfsleven is terechtgekomen, verbaast me. Hij komt trouwens uit een familie van handelaars.”

De carrière van Coumans en Matthys verliep trouwens behoorlijk parallel. Coumans was acht jaar lang medewerker bij de studiedienst van het ACV en daarna zeven jaar voorzitter van het directiecomité van het Krediet aan de Nijverheid ( NMKN). Hij was ook een tijdlang aan de slag als kabinetschef bij toenmalig Vlaams minister-president Luc Van den Brande (CD&V). “Ook op het kabinet en als topman bij de NMKN heb ik met Paul samengewerkt. Hij was toen CEO bij Sidmar. Ik zie hem nog vijf tot acht keer per jaar. Sinds de fusiegroep Arcelor ontstond, is Paul steeds minder in België, maar dat betekent niet dat de banden zijn doorgesneden.”

Volgens Paul Verstraeten, executive vice-president van Sidmar, zijn Matthys’ inzicht in financiële operaties en zijn strategisch doorzicht eigenlijk de redenen waarom hij halverwege de jaren tachtig door Sidmar werd aangetrokken. “Hij begon er niet voor niets als financieel directeur.”

Nauwe banden met ACV

Dat bevestigt ook Johnny Cornillie, die Matthys zeer goed kende tijdens zijn ACV-periode. Samen met Cornillie, die toen bij de KWB-studiedienst werkte, had hij een basisnota opgesteld over de toekomst van de nationale sectoren (steenkool, holglas, textiel, scheepsbouw en staal). Het ACV gaf kort daarna een aanzet tot de regionalisering van de nationale sectoren, wat een vraag van het duo was. “Paul Matthys was binnen het ACV een sterk pleitbezorger van een marktgerichte politiek,” herinnert Cornillie zich. “Zo’n standpunt innemen was in syndicale kringen allesbehalve evident.”

Matthys mag dan binnen het ACV wel een buitenbeentje zijn geweest, dat belette niet dat met zijn toenmalige collega’s nauwe banden werden gesmeed. Cornillie: “Naar ik hoor, maakt hij deel uit van een kaartersclub. Daarin zijn een aantal ACV’ers of ex-ACV’ers actief zoals Gilbert Deswert, Marc Justaert, Wim Coumans en huidig ACW-voorzitter Jan Renders.” CM-topman Marc Justaert bevestigt dat die kaartersvereniging nog altijd samenkomt, “al is Paul door zijn drukke professionele bezigheden niet altijd van de partij”.

Volgens Cornillie was het van het begin duidelijk dat Matthys voorbestemd was voor een carrière in het bedrijfsleven. “Hij is een goede onderhandelaar, heeft een grondige dossierkennis en heeft de essentie van zo’n dossier heel snel door. Als je die kwaliteiten combineert, dan weet je dat de overstap naar een leidinggevende functie binnen een bedrijf in de lijn van de verwachtingen lag.”

Ontmijner van het staaldossier

Maar voor hij de overstap naar de bedrijfswereld maakte, was Matthys bijna vijf jaar lang een van de belangrijkste adviseurs van Wilfried Martens. Net voor zijn overstap naar Martens was hij actief binnen de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven ( CRB), maar toen al bewoog hij zich in de marge van de Wetstraat. In de aanloop naar wat later het beruchte Poupehan-overleg zou worden, kwam in 1981 elke tweede donderdagavond van de maand een groep samen in de gebouwen van Bacob, om de sociaal-economische situatie van het land te bespreken. De groep bestond uit een aantal kopstukken van de christelijke zuil: Fons Verplaetse, Hubert Detremmerie, Jan Hinnekens, Theo Peeters, Paul Matthys, Herman Van Rompuy en Jan Smets als secretaris.

In 1982 werd Matthys trouwens benoemd tot voorzitter van het directiecomité van de Nationale Maatschappij voor de herstructurering van de Nationale Sectoren (NMNS), de financieringsmaatschappij van de nationale sectoren. In die functie was hij onder andere verantwoordelijk voor het opstellen van ‘de rapporten-Matthys’, een inventarisatie van de hulp aan de nationale sectoren. Via die nationale sectoren raakte hij snel vertrouwd met de staalsector. Matthys speelde een belangrijke rol bij de herstructurering van Cockerill-Sambre ( CS) begin de jaren tachtig. Volgens Aloïs Van de Voorde, in die periode kabinetschef van minister van Economische Zaken Mark Eyskens ( CD&V) is het vooral aan Matthys te danken dat het staaldossier kon worden afgehandeld zonder te veel brokken te maken. “Matthys kon de verschillende standpunten samenbrengen. Hij was een echte ontmijner,” aldus Van de Voorde. “In dat staaldossier fungeerde hij als go-between tussen premier Martens en Mark Eyskens. Die twee zaten immers niet altijd op dezelfde golflengte. Matthys had veel gezag, ook bij de Franstaligen. Het feit dat hij zeer goed Frans sprak, speelde daarin een belangrijke rol. Hij was bovendien niet iemand die harde standpunten innam en was een aanvaardbaar figuur voor de vakbonden.”

Tijdens de onderhandelingen rond CS kwam Matthys in contact met Jean Gandois, de afgevaardigde van de regering bij CS. Hij is nog altijd een belangrijke kennis van Matthys. “Gandois is een cruciale figuur wanneer je in de Europese industrie actief bent,” zegt een gewezen medewerker van Matthys. “Hij was vroeger voorzitter van de Franse werkgeversorganisatie en heeft carrière gemaakt bij onder andere chemiereus Rhône-Poulenc.”

Het is onder andere via Gandois dat Matthys bij Sidmar tot directeur werd benoemd. Matthys was jarenlang verantwoordelijk voor de commerciële afdeling van de groep, was later verantwoordelijk voor de sector ‘roestvrij staal’ en ook voor de activiteiten van Sidmar in Brazilië. Bij Sidmar ging Matthys al zeer snel de internationale toer op. “Net zoals het ACV voor hem te klein was, was Zelzate dat ook.”

Niet verwonderlijk dus dat Matthys begin de jaren negentig doorstootte naar de top van het moederbedrijf Arbed. Hij bouwde er goede relaties op met Joseph Kinsch en Fernand Wagner; samen leidden ze jarenlang Sidmar. Kinsch is momenteel nog voorzitter van de raad van bestuur van Arcelor en Wagner is bestuurder. Matthys was ook een van de drijvende krachten achter de fusie Arbed-Arcelor-Aceralia, samen met Usinor-topman Francis Mer.

En dan zijn er nog de Vlaamse compagnons de route binnen de staalsector: Herwig Vergote (nu managing director van Sidmar), Paul Verstraeten (executive vice-presicent bij Sidmar), maar ook en vooral Jef Roos, jarenlang topman bij Arbed-dochter ALZ, de specialist in roestvrij staal. Jef Roos onderhoudt momenteel vooral vriendschappelijke contacten met Matthys. De voormalige VEV-voorzitter heeft jarenlang nauw samengewerkt met Matthys en bevestigt dat de Arcelor-topman een belangrijke rol heeft gespeeld voor de Vlaamse staalbedrijven. Hij heeft het ook over de zogenaamde Matthys-aanpak om dossiers uit te leggen. Roos: “Hij kan een zeer moeilijke materie op een duidelijke manier uitleggen, zonder oppervlakkig te worden.” Volgens Roos zal het gewicht van Matthys binnen Arcelor de komende maanden en jaren alleen maar toenemen, omdat hij door zijn wereldwijde contacten van goudwaarde is voor de staalgigant.

De band met Gent

Matthys, een geboren Gentenaar, heeft ondanks zijn drukke internationale agenda nooit de banden met zijn geboortestad doorgeknipt. Door zijn jarenlange werkzaamheden bij Sidmar, hét bedrijf bij uitstek aan de Gentse haven, is hij blijvend verbonden met de Arteveldestad. Die ‘Gentse connectie’ leidt vooral naar de Vereniging van Gentse Havengebonden Ondernemingen (VeGHO). Matthys was tot vorig jaar voorzitter van de vereniging, die daarvoor de Vereniging van Gentse Zeevaartbelangen heette. Samen met Marc Devogele ( Watco, Sita) heeft Matthys de voorbije jaren de verschillende verenigingen en bedrijven in de Gentse haven naar elkaar toe doen groeien.

“Ondanks zijn internationale activiteiten blijft hij zeer verknocht aan de stad en volgt hij de ontwikkeling van Sidmar op de voet,” zegt Paul Verstraeten. “In de Belgische en Vlaamse politieke kringen wordt nog altijd met aandacht naar hem geluisterd, bijvoorbeeld als het over het Kyotoprotocol gaat en de impact ervan op de staalindustrie in ons land.”

Zijn betrokkenheid bij de Gentse haven mag sinds vorig jaar wat verminderd zijn, dat geldt zeker niet voor zijn bestuursfunctie bij de Gentse spaarbank VDK. Sinds 1990 was hij extern bestuurder, en voortaan is Matthys voorzitter van de raad van bestuur. Hij vervangt Frans Verheeke, die de bank na 42 jaar verlaat. De 70-jarige Verheeke was jarenlang bestuurder bij Sidmar, waar hij met Matthys in contact kwam. Verheeke: “Hij heeft zijn taak als bestuurder altijd zeer ernstig opgenomen. Ondanks zijn drukke agenda is hij geregeld aanwezig op de hoofdzetel om overleg te plegen met het middle management.” Verheeke benadrukt dat hij niet hard heeft moeten aandringen bij Matthys om hem de voorzitterszetel van VDK te doen aanvaarden. “Hij heeft het gemakkelijk aanvaard en vond het een hele eer. Enerzijds omdat VDK zijn oorsprong heeft in de arbeidersbeweging, anderzijds omdat het een Gentse bank is.”

De band met Gent blijft sterk. Matthys is er nog altijd gedomicilieerd. En hij mag dan wel een rasechte Gentenaar zijn, de Arcelor-topman behoort niet tot de Franstalige elite die nog altijd in de stad aanwezig is. Zijn echtgenote Françoise Dardenne (samen hebben ze vier zonen) is wel Franstalig, maar is afkomstig uit Charleroi. Tot voor een paar jaar organiseerde zij samen met haar echtgenoot een aantal huisconcerten voor een select gezelschap van 20 tot 30 kunstliefhebbers.

Een aantal mensen uit de omgeving van Matthys bevestigen dat hij een zeer gelovig man is. “Vanuit zijn christelijke inspiratie heeft hij aandacht voor de noord-zuidproblematiek, het werk van ngo’s, maar ook voor lokale initiatieven zoals De Kromme Boom – een vzw in Oostakker die kansen creëert voor mensen die aan lager wal zijn geraakt,” aldus Verstraeten. “Religie is een van zijn verborgen aspecten,” getuigt Frans Verheeke. “Hij wil er niet veel over kwijt, maar je zult hem inderdaad wel eens tegenkomen tijdens een abdijbezoek.” Ook Wim Coumans bevestigt dat Matthys zich op religieus vlak engageert zonder te preciseren waarin. Coumans: “Hij heeft zijn ideeën en zijn engagement. Toen we aan de Ufsia studeerden, waren we beiden actief in de universiteitsparochie. Zoiets blijft toch in de genen zitten.”

Alain Mouton

“Ik ben geen doelbewuste netwerker. De contacten die ik heb, gebruik ik als ik ze nodig heb. Zo eenvoudig is dat.”

“Matthys was binnen het ACV een sterk pleitbezorger van een marktgerichte politiek. Allesbehalve evident in syndicale kringen.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content