Jozef Vangelder
Overheidswaarborgen verschuiven risico naar belastingbetaler
Vlaams minister-president Kris Peeters wil de overheidswaarborgen voor kredieten aan bedrijven flink oppompen. Waar de banken te bang voor zijn, dat moet de belastingbetaler maar doen. Alsof dat zijn taak is.
Ondernemen is risico nemen. Wie het risico draagt, weegt zorgvuldig af of hij eraan begint. Dat helpt ongelukken te voorkomen. Behalve dan in Vlaanderen. Daar dreigt de belastingbetaler op te draaien voor de kredietwaarborgen van de Vlaamse overheid aan het noodlijdende Alfacam. Het tv-dienstenbedrijf was met het multimediaproject Exqi boven zijn categorie gaan spelen, met alle gevolgen van dien.
Terwijl Gigarant, het systeem van kredietwaarborgen van de Vlaamse overheid, op het Alfacam-debacle afstevent, steekt minister-president Kris Peeters een tandje bij. Hij wil Gigarant uitbreiden, zodat de banken minder risico lopen en hun bedrijfskredieten opschroeven. Dat moet de economie opkrikken in deze crisistijden.
Hier klopt iets niet. Als de banken de kredieten te riskant vinden, waarom moet de belastingbetaler zich dan garant stellen? Kredietrisico’s verdwijnen niet door overheidswaarborgen, ze verschuiven alleen maar naar de staatskas.
Soms zijn overheidswaarborgen terecht. Bijvoorbeeld als de economie dreigt stil te vallen door algemene paniek. Dat was zo in 2008 na het kapseizen van de zakenbank Lehman Brothers. Gigarant onstond kort daarna als voorlopige maatregel om gezonde bedrijven aan kredieten te helpen.
Intussen is Gigarant verlengd. Het richt zich op groeifinanciering in dossiers waar banken alleen instappen als de overheid zich mee borg stelt. Dan wordt het oppassen. Banken zouden de overheidswaarborg op den duur vanzelfsprekend kunnen vinden, of Gigarant gebruiken als afvalbakje voor slechte kredieten. De procedures van Gigarant gaan dergelijk misbruik tegen. De goedkoopste remedie is de groeifinanciering overlaten aan de markt.
Door internationale regelgeving als Basel III zijn banken zuiniger met kredieten, luidt het, en de Vlaamse overheid verhelpt dat. Voor de belastingbetaler maakt dat geen verschil. Hij ziet een overheid die de banken aan banden legt en hem vervolgens het werk laat doen.
Het kernargument is werkgelegenheid. De waarborgen maken investeringen mogelijk die er anders niet zouden komen, zodat er jobs gecreëerd worden. Het zou er nog aan mankeren, honderden miljoenen euro’s aan waarborgen zonder jobs als resultaat.
De vraag is of er geen betere bestemmingen zijn voor het geld. Er zijn taken genoeg die de markt links laat liggen en die toch belangrijk zijn voor jobs. Zou de Vlaamse biotechsector – goed voor 10.000 jobs – vandaag op de wereldkaart hebben gestaan zonder overheidsinvesteringen in onderzoek? De overheid hoeft geen jobs te creëren, er zijn jobaanbiedingen genoeg. Zelfs in deze crisis smeken bedrijven om technici, terwijl er nauwelijks afstuderen. Als dat geen zorg is voor de overheid.
Peeters wil via de waarborgen ook het spaargeld mobiliseren en spaarders laten intekenen op bedrijfsobligaties bijvoorbeeld. Op de Belgische spaarboekjes staat een recordbedrag van 230 miljard euro. Wat de politici ontgaat, is dat de berg spaargeld niets anders is dan opgehoopte angst en uitzichtloosheid. De spaarders wachten niet op waarborgen, maar op moedige beslissingen. Zonder politieke en begrotingsunie blijft de euro een krakkemikkige constructie die bij het minste stormpje omver waait. Met een doortastend beleid en een helder perspectief zouden de miljarden op de spaarboekjes vanzelf loskomen en naar de risicomarkten vloeien. Dan zouden geen overheidswaarborgen nodig zijn.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier