” Onze politici ontvluchten hun verantwoordelijkheid”
Sinds 1 juli is de Zweed Mattias Bengtsson de nieuwe voorzitter van de klassiek-liberale denktank Centre for the New Europe. In een gesprek met Trends laat hij zijn licht schijnen over de Europese referenda, onze politici, vrijhandel, de toekomst van onze gezondheidszorg en… suikerbieten.
Het uiterlijk van een viking heeft hij niet. Toch laat hij niet na te beklemtonen dat hij het hoge noorden verkiest boven het meer mediterrane Europa, dat in zijn ogen al in Brussel begint. Wanneer we een datum vastleggen voor het gesprek, komt de vraag: “Beschikt u over airco? Goed, dan kom ik tot bij u.”
Mattias – Matt – Bengtsson oogt ontspannen en voelt zich goed in zijn rol als waarnemer van de Europese politiek en economie. Jarenlang stond hij aan het hoofd van de Zweedse neoliberale denktank Timbro. Het Stockholmse instituut – waarvan hij officieel nog steeds adviseur is – groeide sinds 1978 uit tot een Europees rolmodel, met jaarlijks 25 tot 30 publicaties over thema’s als globalisering, sociale zekerheid of het Europese landbouwbeleid. Sinds 1 juli opereert de Zweed vanuit Brussel, als nieuwbakken voorzitter van de eveneens liberale denktank Centre for the New Europe (CNE).
Instituten als het in 1993 opgerichte CNE hebben momenteel de wind in de zeilen. Met hun eurosceptische en economisch sterk liberale visie op de Europese Unie verschuiven ze stilaan van de marge naar het centrum van het debat.
Sinds begin juli betrekt Bengtsson een appartement op wandelafstand van de CNE-kantoren in de Luxemburgstraat, vlakbij de Europese wijk. Daar laten de schokken die de Europese referenda van dit voorjaar hebben teweeggebracht, zich nog altijd voelen. “Iedereen is het er stilaan over eens dat het niet de grondwet op zich was die aan de basis lag van de neen-resultaten in Frankrijk en Nederland,” begint Bengtsson, “Als je de grondwet leest en praat met experts, was de constitutie niets meer dan alle verdragen die in één geheel werden gegoten. Dus, of de grondwet al of niet van toepassing zou worden, was misschien niet zo belangrijk. Wél belangrijk was het symbolische aspect van de grondwet en de referenda. Elk EU-land kijkt ook op een verschillende manier tegen de Unie aan, met eigen accenten en gevoeligheden. De bevolking vroeg zich af wat haar land in die Unie nog zou betekenen en of je als individuele burger nog een stem in het kapittel zou hebben.”
TRENDS. “Chassez le naturel, il revient au galop,” zouden we kunnen zeggen. Na vijftig jaar wordt nog altijd met een nationale bril naar Europa gekeken.
MATTIAS BENGTSSON (CENTRE FOR THE NEW EUROPE). “Er is inderdaad geen sprake van een pan-Europees debat. Nemen we het woord federaal, dat zeer gevoelig ligt en het Europese debat al jaren beheerst. Wel, dat woord heeft in elk land een andere betekenis. We hebben dat de voorbije maanden duidelijk gemerkt. Elke lidstaat kijkt op een andere manier tegen Europa en de grondwet aan. Sommige landen percipiëren de Unie als interventionistisch, bureaucratisch en statisch, andere lidstaten als zeer liberaal.
“Ik vergelijk het een beetje met wat in mijn thuisland Zweden is gebeurd. Wij organiseren geen referendum over de grondwet, maar een paar jaar geleden hielden we wel een referendum over onze toetreding tot de eurozone. Het was vergelijkbaar met het debat dat Frankrijk en Nederland voerden. Mensen hadden het niet over de euro, maar wel over hun gevoelens ten opzichte van de Unie. De kloof tussen wat de bevolking voelt en wat politici denken, is nergens groter dan wanneer er over Europa wordt gepraat. Ik weet niet hoe we die kloof snel kunnen dichten. Wat wel duidelijk is, is dat een land als Frankrijk na het referendum een andere rol zal spelen binnen de Unie.”
Wat bedoelt u daarmee?
BENGTSSON. “Dat Frankrijk, en ook Duitsland, meer en meer op gelijke voet zullen staan met de andere lidstaten. De tijd dat zij beide de Unie konden sturen, is voorbij. Frankrijk heeft met het referendum veel van zijn geloofwaardigheid verloren. Niet alleen de politici, maar ook de bevolking. Nu, als Scandinaviër zou ik het niet erg vinden als de kernlanden van Europa aan belang zouden inboeten.”
Hoe ziet u de rol van Tony Blair, nu Groot-Brittannië de komende maanden als voorzitter van de Unie fungeert? Evolueren we naar een meer Angelsaksisch Europa?
BENGTSSON. “Dat onderscheid tussen het Angelsaksische model en het Rijnlandmodel wordt steevast gebruikt om mensen angst aan te jagen, terwijl die discussie niets ter zake doet. Toen Zweden lid werd van de EU, doken ook allerlei doemscenario’s op. Zweden was zogezegd het enige land met een echte welvaartsstaat en de andere systemen waren sowieso slechter dan het onze. Lid worden van de Unie zou de deur openzetten voor sociale afbraak. Dat bleek niet waar te zijn. Mensen zijn vlug geneigd om de socialezekerheidssystemen op een simplistische met elkaar te vergelijken. Maar de meesten kennen de andere systemen gewoonweg niet.
“Europa is er nog altijd van overtuigd dat het Amerikaanse socialezekerheidssysteem een privé-stelsel is dat er de oorzaak van is dat wie geen geld heeft voor medische verzorging gedoemd is om op straat te sterven. Dat is uiteraard niet het geval. Het geld dat per capita aan gezondheidszorg wordt gespendeerd, ligt in de VS hoger dan in Zweden.
“Hetzelfde met de rol van de vakbonden. Zweden kent zeer sterke vakbonden, maar tegelijk zijn ze ook zeer gedisciplineerd. In Frankrijk daarentegen staan ze zwakker als je naar hun ledenaantallen kijkt, maar zijn ze wel veel radicaler. Je kan de landen dus niet zomaar met elkaar vergelijken. De discussie over het Rijnlandmodel en het Angelsaksische model heeft dan ook weinig zin.
“Wij praten ook over het zogenaamde Scandinavische model, terwijl dat eigenlijk niet bestaat. In verband met aanwerving en ontslag merk ik grote verschillen tussen Zweden en bijvoorbeeld Denemarken. In Zweden is het zeer moeilijk om iemand te ontslaan, in Denemarken is de wetgeving veel soepeler.”
Maar toch blijft iedereen vol bewondering naar het zogenaamde Zweedse model kijken: lage werkloosheid en een uitgebreid stelsel van sociale zekerheid.
BENGTSSON. “De statistieken zeggen niet alles. De werkloosheidscijfers liggen inderdaad laag, maar veel mensen vallen uit de statistieken omdat ze zich in een of ander bijstandssysteem bevinden. Als je een studie wil maken van de verschillende socialezekerheidssystemen moet je echt tot in de details kijken om vergelijkingen te kunnen maken.
“In elk geval heeft de Zweedse economie het voorbije decennium goed geboerd, zeker in vergelijking met andere lidstaten. We hebben op het einde van de jaren tachtig, begin jaren negentig een zware crisis doorsparteld en daarna is de Zweedse economie zeer succesvol geworden. Dat heeft voor een deel te maken met de devaluatie van de Zweedse kroon in 1992. Onze buren waren daar niet zo gelukkig mee.”
In de eurozone kunnen landen niet langer gebruikmaken van het devaluatiewapen. Is dat de reden waarom jullie buiten de zone blijven?
BENGTSSON. “Toen Zweden een referendum hield over de toetreding tot de eurozone heb ik ja gestemd. Om politieke redenen weliswaar, niet om economische. De eurozone was immers niet echt een geïntegreerde monetaire unie. Eigenlijk kwam de euro te vroeg. Maar politiek is het beter dat je erbij hoort, want dan wordt er meer naar jou geluisterd. Zweden bevindt zich nog altijd buiten de eurozone en economisch heeft ons dat geen kwaad gedaan.”
Sommige landen buiten de eurozone doen het inderdaad zeer goed. Ondertussen wordt de geloofwaardigheid van de euro aangetast. Sommige politici deinzen er zelfs niet voor terug om de euro in vraag te stellen.
BENGTSSON. “Er bestaat natuurlijk nog altijd een risico dat de euro zal verdwijnen en dat risico is de voorbije maanden iets groter geworden. Nu heb je mensen die zeggen dat ze de zone willen verlaten. Dat is natuurlijk de eerste stap hé, politici die zulke standpunten innemen. Tegelijk: elk jaar zonder grote economische crisis maakt de euro sterker. De toekomst van de euro is vooral afhankelijk van de gezondheid en het aanpassingsvermogen van de Europese economie. Als de eurozone op wereldvlak niet zo goed presteert, heeft dat volgens mij niet te maken met het beleid van de Europese Centrale Bank en de hoogte van de rentevoeten. Het gebrek aan competitiviteit is een gevolg van een aantal structurele problemen.”
Een slecht functionerende arbeidsmarkt bijvoorbeeld?
BENGTSSON. “Ja, en de hoge belastingsdruk. Het is zeer eenvoudig: politici zoeken de oorzaak van allerlei problemen elders en weigeren die bij hun eigen onvermogen te leggen. Als ze zeggen dat de intrestvoeten in Europa te hoog zijn en dat dit de oorzaak is van de lage groei, dan ontvluchten ze hun verantwoordelijkheid. Zweden hanteert dezelfde rentevoeten als de eurozone. De kroon staat ook sterk tegenover de dollar en toch boert onze economie beter dan de eurozone.
“Europa is het perfecte alibi geworden. Als ze onpopulaire maatregelen moeten nemen, dan zeggen de bewindvoerders er meteen bij dat die noodzakelijk zijn “omdat Europa ons dat oplegt.” Ze verwijzen naar Europa om zelf geen verantwoordelijkheid te moeten dragen. Zelfs in een land als China heb ik iets vergelijkbaars gezien. Alles wat misliep, was het gevolg van het beleid dat de Chinezen moesten voeren om de toetreding tot de Wereldhandelsorganisatie voor te bereiden.”
Iedereen is het erover eens dat we onze competitiviteit pas kunnen herstellen als het roer radicaal wordt omgegooid. Worden Oost-Europese landen met hun vlaktaks het te volgen voorbeeld?
BENGTSSON. “Als we ze laten doen, ja. Er bestaat een grote terughoudendheid tegenover die lidstaten. Je hebt de vrees voor fiscale concurrentie. Idem met de discussie over de dienstenrichtlijn. Toch vreemd dat we ons de vraag moeten stellen of een Baltische arbeider hier mag komen werken. De Poolse loodgieter is in Frankrijk zelfs een symbool geworden. Het gaat hier om een levensbelangrijke discussie. Het gewicht van diensten in de Europese economie neemt toe. Als je daar geen concurrentie toelaat, zit je met een probleem.”
Vrij verkeer van diensten is dus een logische evolutie?
BENGTSSON. “Ja. Ik begrijp de critici niet. Zweden heeft een lange vrijemarkttraditie. In de jaren zeventig en tachtig is onze textielindustrie bijna volledig verdwenen tengevolge van de keiharde concurrentie vanuit Portugal. Iedereen was het er toen over eens dat er geen toekomst meer was voor zulke sectoren. Bij links en rechts was er een opvallende eensgezindheid.
“Nu de Polen onze huizen komen bouwen, vormt dat plots wél een probleem. In dit debat moeten we luisteren naar het standpunt van de consument, niet naar de producent. Dat is een oud zeer. De producenten monopoliseren het debat. Ik merk dat met de discussie over de toekomst van de textielindustrie en de concurrentie vanuit China. Kijk, voor consumenten is het een goede zaak dat die goedkope producten vanuit China komen. Voor de werknemers uit de textielbranche is het natuurlijk minder leuk, maar het gaat hier tenslotte om vrijhandel. En daar wordt op termijn iedereen beter van.
“Ik zag de betogingen van de suikerbietproducenten hier in Brussel. Ik begrijp niet waarom we moeten betalen voor een sector die in Europa toch ten dode is opgeschreven.”
Moeten we ons geen vragen stellen bij de manier van handelen van China? Blijkbaar spelen ze het spel niet volgens het boekje.
BENGTSSON. “Persoonlijk ben ik een voorstander van unilaterale vrijhandel. Economen zullen allemaal zeggen dat meer vrijhandel een goede zaak is, ook als je unilateraal de stap zet. Je moet vrijwillig je grenzen openen. Men gaat er nog te vaak van uit dat een land dat zijn grenzen opent, daar een prijs voor moet betalen en dus iets verliest. Dat is toch en zeer protectionistisch uitgangspunt.
“Neem nu Estland. Nog voor het lid was van de Europese Unie heeft dat land gekozen voor een beleid van volledig open grenzen. Geen enkele industrietak werd beschermd en het land kende een sterke groei. Duidelijker kan niet. Daarom zeg ik nogmaals: open je grenzen en als niemand je producten wil kopen, dan is dat hun probleem. Ik weet dat er in China veel zaken verkeerd lopen en ik heb geen respect voor hun politiek systeem. Maar dat mag ons niet verhinderen om hun producten te kopen. Trouwens, een bedrijf dat de markt wil afsluiten voor Chinese producten, wil dat niet omdat het problemen heeft met regime. Het bedrijf is gewoon niet competitief meer, dat is de reden.”
Alain Mouton
“In het debat over het vrij verkeer van diensten moeten we luisteren naar wat de consument daarvan vindt, en niet naar de producent. Dat is een oud zeer.”
“Ik weet dat er in China veel zaken verkeerd lopen. Maar dat mag ons niet verhinderen om hun producten te kopen.”
“Het Scandinavische model dat zo vaak wordt geroemd, bestaat gewoonweg niet.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier